Oefententamen Recht
Dit oefententamen omvat 15 vragen om jullie een indruk van het tentamen te geven. Het
uiteindelijke tentamen en hertentamen omvat 30 vragen.
1. Welke van de onderstaande beweringen over de onrechtmatige daad is correct?
a) De onrechtmatige daad is een rechtshandeling.
b) De onrechtmatige daad is een feitelijke handeling met rechtsgevolg.
c) De onrechtmatige daad kan zich alleen maar voordoen na het afsluiten van een
overeenkomst.
d) De onrechtmatige daad is een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2. Welke van de onderstaande beweringen is correct?
a) De Nederlandse rechter mag de wet in formele zin niet toetsen aan de Grondwet.
b) De Nederlandse rechter mag de Algemene Maatregel van Bestuur niet toetsen aan het
Europese recht.
c) De Nederlandse rechter mag de Algemene Plaatselijke Verordening niet toetsen aan de
Grondwet.
d) De Nederlandse rechter mag Europese richtlijnen en verordeningen alleen maar toetsen aan
de Grondwet.
3. Wettelijke normen kunnen soms met elkaar in strijd zijn. In het Nederlandse Recht geldt
daarvoor een drietal voorrangsregels. Welke van de onderstaande beweringen over de
voorrangsregels is correct?
a) De Algemene Maatregel van Bestuur gaat altijd boven de wet in formele zin.
b) Als een latere (jongere) ministeriele regeling in strijd is met een wet in formele zin, gaat de
ministeriele regeling altijd voor.
c) Als twee wettelijke regelingen van hetzelfde hiërarchische niveau, met elkaar in strijd zijn,
geldt dat de bijzondere wettelijke regeling gaat boven de algemene wettelijke regeling.
d) De drie voorrangsregels zijn enkel algemene richtsnoeren voor de rechter die juridisch geen
bindende status hebben.
4. Welke bewering over het begrip besluit in de Algemene wet bestuursrecht is correct?
a) De aanvraag om te komen tot een beleidsregel is een besluit in de zin van de Algemene wet
bestuursrecht.
b) Een beschikking is een besluit dat niet van algemene strekking is maar concreet is (veelal
naar persoon of bedrijf).
c) Tegen alle besluiten staat voor een belanghebbende rechtstreeks bezwaar en beroep open.
d) Alleen bestuursorganen als de zogenaamde a-organen kunnen besluiten nemen in de zin van
de Algemene wet bestuursrecht.
Dit oefententamen omvat 15 vragen om jullie een indruk van het tentamen te geven. Het
uiteindelijke tentamen en hertentamen omvat 30 vragen.
1. Welke van de onderstaande beweringen over de onrechtmatige daad is correct?
a) De onrechtmatige daad is een rechtshandeling.
b) De onrechtmatige daad is een feitelijke handeling met rechtsgevolg.
c) De onrechtmatige daad kan zich alleen maar voordoen na het afsluiten van een
overeenkomst.
d) De onrechtmatige daad is een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2. Welke van de onderstaande beweringen is correct?
a) De Nederlandse rechter mag de wet in formele zin niet toetsen aan de Grondwet.
b) De Nederlandse rechter mag de Algemene Maatregel van Bestuur niet toetsen aan het
Europese recht.
c) De Nederlandse rechter mag de Algemene Plaatselijke Verordening niet toetsen aan de
Grondwet.
d) De Nederlandse rechter mag Europese richtlijnen en verordeningen alleen maar toetsen aan
de Grondwet.
3. Wettelijke normen kunnen soms met elkaar in strijd zijn. In het Nederlandse Recht geldt
daarvoor een drietal voorrangsregels. Welke van de onderstaande beweringen over de
voorrangsregels is correct?
a) De Algemene Maatregel van Bestuur gaat altijd boven de wet in formele zin.
b) Als een latere (jongere) ministeriele regeling in strijd is met een wet in formele zin, gaat de
ministeriele regeling altijd voor.
c) Als twee wettelijke regelingen van hetzelfde hiërarchische niveau, met elkaar in strijd zijn,
geldt dat de bijzondere wettelijke regeling gaat boven de algemene wettelijke regeling.
d) De drie voorrangsregels zijn enkel algemene richtsnoeren voor de rechter die juridisch geen
bindende status hebben.
4. Welke bewering over het begrip besluit in de Algemene wet bestuursrecht is correct?
a) De aanvraag om te komen tot een beleidsregel is een besluit in de zin van de Algemene wet
bestuursrecht.
b) Een beschikking is een besluit dat niet van algemene strekking is maar concreet is (veelal
naar persoon of bedrijf).
c) Tegen alle besluiten staat voor een belanghebbende rechtstreeks bezwaar en beroep open.
d) Alleen bestuursorganen als de zogenaamde a-organen kunnen besluiten nemen in de zin van
de Algemene wet bestuursrecht.