Hoofdstuk 3: Bouwstenen van stoffen
Paragraaf 1: Macro- en microniveau
Je kunt uitleggen wat een stof is/wat een micro- en macroniveau is.
Alles wat je kunt waarnemen met zintuigen, noem je het macroniveau. Als je verder inzoomt
op de bouwstenen van de stof, kijk je naar het microniveau.
Je kunt duidelijk maken waarom je in scheikunde modellen en simulaties
gebruikt.
Modellen en simulaties zijn vereenvoudigde weergaven van de werkelijkheid. Ze worden
gebruikt om iets aan te tonen wat je niet direct kunt zien.
Paragraaf 2: Het periodiek systeem
Je kunt de symbolen een aantal atoomsoorten geven als de naam is gegeven.
(bv: Al, Ba, Mg, Pb en Au)
Je kunt de namen van een aantal atoomsoorten geven als het symbool is
aangegeven.
(bv: aluminium, barium, magnesium, lood en goud)
Je kunt enkele groepen uit het periodiek systeem noemen.
-Groep 1: alkalimetalen
-Groep 2: aardalkalimetalen
-Groep 17: halogenen
-Groep 18: edelgassen
Je kunt het verschil tussen metalen en niet-metalen uitleggen + hun plaats in
het periodiek systeem aangeven
Metalen:
- Glimmend oppervlak
- Geleiden warmte en stroom
- Kunnen worden vervormd
- Gesmolten > mengen mogelijk
Niet-metalen hebben geen duidelijke overeenkomsten.
Metalloïden hebben eigenschappen van metalen en niet-metalen.
Metalen Niet-metalen
, aluminium Al argon Az
barium Ba broom Br
calcium Ca chloor Cl
chroom Cr fluor F
goud Au fosfor P
kalium K helium He
kobalt Co jood I
kopez Cu koolstof C
kwik Hg neon Ne
lood Pb silicium Si
magnesium Mg stikstof N
mangaan Mn waterstof H
natrium Na zuurstof O
nikkel Ni zwavel S
platina Pt
jodium Ra
tin Sn
titaan Ti
uzaan U
wolfraam W
ijzer Fe
zilver Ag
zink Zn
Je kunt het verschil tussen elementen en verbindingen aangeven met behulp
van het begrip atoomsoort.
Paragraaf 1: Macro- en microniveau
Je kunt uitleggen wat een stof is/wat een micro- en macroniveau is.
Alles wat je kunt waarnemen met zintuigen, noem je het macroniveau. Als je verder inzoomt
op de bouwstenen van de stof, kijk je naar het microniveau.
Je kunt duidelijk maken waarom je in scheikunde modellen en simulaties
gebruikt.
Modellen en simulaties zijn vereenvoudigde weergaven van de werkelijkheid. Ze worden
gebruikt om iets aan te tonen wat je niet direct kunt zien.
Paragraaf 2: Het periodiek systeem
Je kunt de symbolen een aantal atoomsoorten geven als de naam is gegeven.
(bv: Al, Ba, Mg, Pb en Au)
Je kunt de namen van een aantal atoomsoorten geven als het symbool is
aangegeven.
(bv: aluminium, barium, magnesium, lood en goud)
Je kunt enkele groepen uit het periodiek systeem noemen.
-Groep 1: alkalimetalen
-Groep 2: aardalkalimetalen
-Groep 17: halogenen
-Groep 18: edelgassen
Je kunt het verschil tussen metalen en niet-metalen uitleggen + hun plaats in
het periodiek systeem aangeven
Metalen:
- Glimmend oppervlak
- Geleiden warmte en stroom
- Kunnen worden vervormd
- Gesmolten > mengen mogelijk
Niet-metalen hebben geen duidelijke overeenkomsten.
Metalloïden hebben eigenschappen van metalen en niet-metalen.
Metalen Niet-metalen
, aluminium Al argon Az
barium Ba broom Br
calcium Ca chloor Cl
chroom Cr fluor F
goud Au fosfor P
kalium K helium He
kobalt Co jood I
kopez Cu koolstof C
kwik Hg neon Ne
lood Pb silicium Si
magnesium Mg stikstof N
mangaan Mn waterstof H
natrium Na zuurstof O
nikkel Ni zwavel S
platina Pt
jodium Ra
tin Sn
titaan Ti
uzaan U
wolfraam W
ijzer Fe
zilver Ag
zink Zn
Je kunt het verschil tussen elementen en verbindingen aangeven met behulp
van het begrip atoomsoort.