4.1 KANSDEFINITIE VAN LAPLACE 4.2 EMPIRISCHE/THEORETISCHE KANSEN
𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑔𝑢𝑛𝑠𝑡𝑖𝑔𝑒 𝑢𝑖𝑡𝑘𝑜𝑚𝑠𝑡𝑒𝑛
P(G) = o Empirische kans
𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑚𝑜𝑔𝑒𝑙𝑖𝑗𝑘𝑒 𝑢𝑖𝑡𝑘𝑜𝑚𝑠𝑡𝑒𝑛
- op ervaring gegrond
- kans schaal: schaal van 0 tot 1 → berekenen met relatieve frequentie
4.3 VOORWAARDELIJKE KANS o Theoretische kans
- je beperkt je tot een deelgroep - kun je voor de tijd berekenen
Kans onder bepaalde voorwaarde o Subjectieve kans
- vb. P (roker van 65+) = - valt niet te berekenen
6
→ = 0,194
31
4.4 ONAFHANKELIJKE GEBEURTENISSEN
Roker Niet roker o Onafhankelijk
0-30 5 16 21 - P(A onder voorwaarde B) = P(A)
30-60 20 23 43
60+ 6 12 18 Vb. bij oogkleur maakt gender niet uit
31 51 82 - P(meisje heeft blauwe ogen) = p(blauwe ogen)
4.5 DE PRODUCTREGEL VOOR KANSEN 4.6 SOMREGEL VOOR KANSEN
- vermenigvuldigen: “en” - optellen: “of”
Werkschema samengestelde kansexperimenten: Voor elkaar uitsluitende gebeurtenissen
1. maak kansboom P(G1 en G2) → P(G1) + P(G2)
2. vermenigvuldig kansen die je tegenkomt
Vb. kans P(som 2 of som 4) bij
P(G1 en G2) → P(G1) x P(G2)
gooien van twee dobbelstenen.
→ P(som 2) + P(som 4)
Vb. Kans op P(rr) uit verschillende vazen 1 3
3 2 + = 0,111
→ P(r) x P(r) = x = 0,5 36 36
4 3
4.7 Herhalen kansexperimenten
- productregel bij twee of
meerdere keren uitvoeren
- Let op volgorde van belang!
1