Notities
Theorielessen
Statistiek
II
Les
1
-‐
29/09
Inductieve
technieken
Ze
staan
tegen
over
de
beschrijvende
technieken
(histogrammen,
…).
Het
is
hier
de
bedoeling
dat
we
op
basis
van
kleine
groepen
mensen,
steekproeven,
dat
we
gaan
proberen
om
uitspraken
te
doen
over
de
populatie.
We
gaan
een
veralgemening
proberen
maken.
Bv
gemiddelde
50
in
de
steekproef,
is
dit
ook
zo
in
de
populatie?
Het
zal
in
de
buurt
zijn
en
dat
gaan
we
proberen
beschrijven.
We
doen
hetzelfde
onderzoek,
maar
met
een
andere
bedoeling.
Iemand
zegt
dat
hij
een
bepaalde
verwachting
heeft
en
dat
is
dan
het
populatiegemiddelde
80,
we
doen
onderzoek
in
een
SP
en
dat
geeft
50.
We
gaan
op
basis
hiervan
het
verschil
maken
tussen
wat
we
verwachten
en
tussen
wat
we
hebben
waargenomen.
Wij
willen
obv
SP
gegevens
schattingen
kunnen
maken;
-‐
Puntschatting:
Proberen
1
precies
getal
te
voorspellen,
bv
een
SP
gemiddelde
-‐
Intervalschatting:
Een
puntschatter
proberen
schatten,
maar
je
beseft
dat
het
punt
voor
de
populatie
niet
exact
overeen
zal
komen,
maar
wel
in
de
buurt.
Daarom
in
de
buurt,
een
intervalschatting.
Dit
met
een
foutenmarge,
afhankelijk
van
da
variabiliteit
die
we
waarnemen
in
de
steekproef.
Met
een
grote
variabiliteit
kan
je
vermoeden
dat
deze
overeenkomt
met
die
in
de
populatie.
Voorbeeld
Vlaamse
en
anderstalige
kinderen;
Hypothese:
Anderstalige
kinderen
gaan
beter
scoren
door
te
compenseren.
-‐
A
>
N,
significant
hoger,
betekenisvol
hoger
-‐
Verschil:
bijna
2
punten
tss
2
groepen,
anderstaligen
scoren
wat
beter.
-‐
In
tabel
à
kleine
frequenties,
een
hele
platte
curve
-‐
We
gaan
dus
groeperen
in
klassen,
in
categorieën
met
grenzen,
dus
geen
ruwe
scores.
We
krijgen
bruikbaardere
frequenties
-‐
Histogrammen;
bredere
basis
en
smallere
basis.
Om
te
vergelijken
kan
je
zo
op
elkaar
plaatsen
à
2
groepen
die
niet
verschillen
komen
eigenlijk
uit
dezelfde
populatie
à
Eén
populatie
en
daar
trek
ik
2
steekproeven
uit,
hoe
kan
mijn
resultaat
er
dan
uitzien?
-‐
We
smijten
de
2
steekproeven
bij
elkaar,
we
krijgen
1
grote
groep
van
scores
-‐
We
hebben
een
gemiddelde
voor
de
populatie
en
een
standaardafwijking
op
de
steekproef
-‐
Voor
de
2
steekproeven
bereken
ik
het
gemiddelde
en
ik
bereken
het
verschil
tussen
die
2
gemiddelden,
dit
is
de
eerste
waarneming.
We
doen
dit
opnieuw,
met
2
andere
steekproeven.
Vaak
is
het
verschil
tss
2
SP
zeer
klein,
nl
want
ze
komen
uit
dezelfde
populatie.
Je
plaatst
oplossing
1,68,
dat
is
niet
uitzonderlijk.
Het
verschil
tussen
beide
groepen
is
dus
niet
significant.
Theorielessen
Statistiek
II
Les
1
-‐
29/09
Inductieve
technieken
Ze
staan
tegen
over
de
beschrijvende
technieken
(histogrammen,
…).
Het
is
hier
de
bedoeling
dat
we
op
basis
van
kleine
groepen
mensen,
steekproeven,
dat
we
gaan
proberen
om
uitspraken
te
doen
over
de
populatie.
We
gaan
een
veralgemening
proberen
maken.
Bv
gemiddelde
50
in
de
steekproef,
is
dit
ook
zo
in
de
populatie?
Het
zal
in
de
buurt
zijn
en
dat
gaan
we
proberen
beschrijven.
We
doen
hetzelfde
onderzoek,
maar
met
een
andere
bedoeling.
Iemand
zegt
dat
hij
een
bepaalde
verwachting
heeft
en
dat
is
dan
het
populatiegemiddelde
80,
we
doen
onderzoek
in
een
SP
en
dat
geeft
50.
We
gaan
op
basis
hiervan
het
verschil
maken
tussen
wat
we
verwachten
en
tussen
wat
we
hebben
waargenomen.
Wij
willen
obv
SP
gegevens
schattingen
kunnen
maken;
-‐
Puntschatting:
Proberen
1
precies
getal
te
voorspellen,
bv
een
SP
gemiddelde
-‐
Intervalschatting:
Een
puntschatter
proberen
schatten,
maar
je
beseft
dat
het
punt
voor
de
populatie
niet
exact
overeen
zal
komen,
maar
wel
in
de
buurt.
Daarom
in
de
buurt,
een
intervalschatting.
Dit
met
een
foutenmarge,
afhankelijk
van
da
variabiliteit
die
we
waarnemen
in
de
steekproef.
Met
een
grote
variabiliteit
kan
je
vermoeden
dat
deze
overeenkomt
met
die
in
de
populatie.
Voorbeeld
Vlaamse
en
anderstalige
kinderen;
Hypothese:
Anderstalige
kinderen
gaan
beter
scoren
door
te
compenseren.
-‐
A
>
N,
significant
hoger,
betekenisvol
hoger
-‐
Verschil:
bijna
2
punten
tss
2
groepen,
anderstaligen
scoren
wat
beter.
-‐
In
tabel
à
kleine
frequenties,
een
hele
platte
curve
-‐
We
gaan
dus
groeperen
in
klassen,
in
categorieën
met
grenzen,
dus
geen
ruwe
scores.
We
krijgen
bruikbaardere
frequenties
-‐
Histogrammen;
bredere
basis
en
smallere
basis.
Om
te
vergelijken
kan
je
zo
op
elkaar
plaatsen
à
2
groepen
die
niet
verschillen
komen
eigenlijk
uit
dezelfde
populatie
à
Eén
populatie
en
daar
trek
ik
2
steekproeven
uit,
hoe
kan
mijn
resultaat
er
dan
uitzien?
-‐
We
smijten
de
2
steekproeven
bij
elkaar,
we
krijgen
1
grote
groep
van
scores
-‐
We
hebben
een
gemiddelde
voor
de
populatie
en
een
standaardafwijking
op
de
steekproef
-‐
Voor
de
2
steekproeven
bereken
ik
het
gemiddelde
en
ik
bereken
het
verschil
tussen
die
2
gemiddelden,
dit
is
de
eerste
waarneming.
We
doen
dit
opnieuw,
met
2
andere
steekproeven.
Vaak
is
het
verschil
tss
2
SP
zeer
klein,
nl
want
ze
komen
uit
dezelfde
populatie.
Je
plaatst
oplossing
1,68,
dat
is
niet
uitzonderlijk.
Het
verschil
tussen
beide
groepen
is
dus
niet
significant.