100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting - Didactiek 3

Rating
-
Sold
-
Pages
33
Uploaded on
24-05-2023
Written in
2022/2023

Deze samenvatting bevat de 4 bevraagde hoofdstukken van het examen didactiek 3: Hoofdstuk 1 = Hoe leren kinderen? Hoofdstuk 2 = Leren leren Hoofdstuk 3 = Werkhouding Hoofdstuk 4 = Werkvorming die zelfsturing en differentiatie bevorderen Er staan ook enkele mogelijke examenvragen die tijdens de les werden vermeld.

Show more Read less
Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
May 24, 2023
Number of pages
33
Written in
2022/2023
Type
Summary

Subjects

Content preview

DIDACTIEK 3

HOOFDSTUK 1: Hoe leren kinderen?

LEERDOELEN:
- De student bespreekt onderwijskundige toepassing van het behaviorisme en cognitivisme.
- De student bespreekt hoe je de (autonome) motivatie van kinderen kan versterken.
- De student bespreekt de voorwaarden voor effectieve feedback.



1. Wat is leren?
= Een gevolg van een activiteit.

- Constructivisme
o Leerlingen actieve rol
o Lln bouwen voor groot deel zelf hun kennis op in interactie met de omgeving
o Aansluiten bij alreeds gekende begrippen
o Eenzelfde input = verschillende output bij lln (info, voorkennis, gevoelens &
verwachtingen)
 Betekenisvolle verbanden leggen
- Ervaringsgericht onderwijs
o Belang welbevinden en betrokkenheid
 Welbevinden: lln goed voelen in hun vel
 Betrokkenheid: lln zijn geconcentreerd
o Leerkracht heeft actieve rol als coach of begeleider van het proces
 Geleidelijk meer op de achtergrond
 Lln meer verantwoordelijkheid en eigen leren in handen nemen
- Competentiegericht leren
o Competentie bezitten
 Goed georganiseerde en flexibel toegankelijke domeinspecifieke kennis
 Cognitieve strategieën (heuristieken, leerstrategieën)
 Metacognitie
 Affectieve componenten (emoties, houdingen of overtuigingen)

2. Wat zeggen leertheorieën?
2.1 Behaviorisme: klassieke conditionering
= reflex koppelen aan ‘iets’
= conditionering = bestaande reactie
GECONDITIONEERD = AANGELEERD

BASISSCHEMA:




UITLEG:
Er wordt een stimulus (prikkel) gegeven en daarop volgt een reactie in
termen van observeerbaar gedrag. Wat daartussen gebeurd (wat we denken,
voelen, manier van info verwerken) is een zwarte doos. Daar wordt niets over
gezegd.

1

, o Klassieke conditionering: toekomstige prikkels leren voorspellen.
 Voorbeeld:




 Verwijzing experiment hond van Pavlov




o Toepassingen:
 Extinctie of uitdoving:
= Wanneer de geconditioneerde stimulus herhaaldelijk zonder de
ongeconditioneerde stimulus wordt aangeboden, dan zal de
geconditioneerde respons verzwakken. Maar de associatie verdwijnt niet
volledig.

VB. Wanneer het belsignaal zal blijven luiden voor de hond zonder dat er
nog voedsel komt, dan zal de hond na enige tijd stoppen met kwijlen
omdat hij nu aangeleerd heeft dat er geen voedsel meer volgt op het
belsignaal.

 Signaalfunctie:
= Men kan leren dat de waarneming van een bepaalde prikkel het signaal
is voor het verschijnen van een andere prikkel, een andere
gewaarwording.

VB. de waarneming van de bel is dan het signaal voor het verschijnen van
het vlees.

 Stimulusgeneralisatie of stimulusveralgemening:
= Dit houdt in dat men op prikkels die gelijkaardig zijn aan de
geconditioneerde stimulus op eenzelfde manier zal reageren als op de
geconditioneerde stimulus.


2

, VB. De hond zal gelijkaardig reageren op hoge tonen van een instrument
als op het belsignaal. VB. Een kind leert spreken en benoemt alle mensen
met grijs haar als ‘oma’

 Stimulusdiscriminatie:
= Het afremmen door een tegengesteld proces.

VB. Men kan een angst hebben voor spinnen en door de gelijkenis ook
voor schorpioenen. Na verloop van tijd merkt men dat enkel
schorpioenen gevaarlijk zijn.

2.2 Behaviorisme: operante of instrumentele conditionering
(Thorndike = kat en Skinner = rat)
= De manier waarop onze gedragingen veranderd worden door hun effect.
= Behaviorisme = ervoor zorgen dat nieuw gedrag gesteld wordt.

o THORNDIKE

 Een hongerige kat wordt voor het experiment in de puzzelbox geplaatst.
Buiten wordt een stukje vis gelegd dat de kat kan zien liggen. De kat zal
verschillende handelingen uitvoeren om uit de box te geraken.
Uiteindelijk lukt er één beweging dat de kat bevrijdt uit de box, namelijk
aan de lus trekken.

TRIAL EN ERROR:
= willekeurige, ondoelmatige probeerhandelingen
VB. krabben aan tralies, rondlopen




o SKINNER

 De box bevat een hendel aan één van de wanden, waarop een hongerige
rat kan drukken om een beloning te
verkrijgen. Gewoonlijk bestaat het voedsel
uit een kleine pil die in een bakje naast de
hendel valt. Het voedsel versterkt de
handeling die de rat uitvoert.

WET VAN EFFECT
= Wanneer uit de vele pogingen (trial) het effect
van de handelingen succes oplevert, dan zal de
lerende dat gedrag in de toekomst opnieuw proberen. Dit gedrag wordt
verstevigd, bekrachtigd door het succes.

= Wanneer uit de vele pogingen (trial) het effect van de handelingen niet
succesvol is (error), dan zal de lerende vlug ondervinden dat het geen zin
heeft dit gedrag te blijven stellen. Dit gedrag wordt niet bekrachtigd.



3

, 2.2.1 Bekrachtiging en straffen
 Primaire bekrachtigers
= de bekrachtigers die op zichzelf een belonende waarde hebben
VB. snoep, water, andere biologische behoeften…

 Secundaire bekrachtigers
= deze bekrachtigers hebben geen waarde op zich maar
verwijzen op een andere manier naar primaire bekrachtigers

S = Sociale versterkers
R = Ruil versterkers
A = activiteiten
M = Materiële versterkers
VB. sociale goedkeuring, geld, diploma,…

SCHEMA:




2.2.2 Toepassingen van operante conditionering

 Uitstel- en bekrachtigingsschema’s
(vaak volgt het effect van het gedrag niet steeds onmiddellijk op
het gedrag zelf.)

 Vaste ratio
= De beloning om het aantal gedragingen

VB. Bart is aan het spelen en moet knikkers in een zak
verzamelen. Telkens als Bart 3 knikkers in de zak gedaan
heeft, krijgt hij een beloning.

 Variabele ratio
= De beloning wordt gegeven zonder een vast patroon.

VB. Bart is aan het spelen en moet knikkers in een zak
verzamelen. Af en toe krijgt Bart een beloning, ongeacht
het aantal knikkers hij in de zak gestopt heeft.

 Vast interval



4
$7.78
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached

Get to know the seller
Seller avatar
kitanadavid1

Get to know the seller

Seller avatar
kitanadavid1 Katholieke Hogeschool VIVES
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
0
Member since
2 year
Number of followers
0
Documents
4
Last sold
-

0.0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions