samenvatting training en gedragsbegleiding

Training en gedragsbegeleiding


1. leerprocessen in de dierentraining
- Leren = proces waarbij organisme gedrag aanpast als resultaat van ervaring


1.1 one event learning – niet associatief leren
= leerproces waarbij de reactie van een dier op een stimulus/ gebeurtenis afh. is van het feit
of het dier de stimulus reeds voordien is tegengekomen


1.1.1 habituatie
= proces waarbij een dier geleidelijk en minder gaat reageren op een stimulus die regelmatig
wordt herhaald
 Vb. paard- ruisen van bladeren
 Vb. mens- huis op drukke straat
= filteren omgevingsinfo => onbelangrijke signalen negeren, aandacht naar enkel de
belangrijke signalen: relevante  irrelevante stimuli
 Vb. prairiehonden, habituatieproces bij pups

- Habituatie: verminderde uitstoot van neurotransmitters thv synaps


1.1.2 sensitisatie
= proces waarbij een dier meer en meer gaat reageren op een stimulus die regelmatig wordt
herhaald/ sterkere respons na intense/ irriterende stimulus
= het dier zal elke keer intenser en intenser reageren
 Vb. hond en geweerschot

,1.2 associatief leren

- Dier legt verband tussen twee zaken
 Klassieke conditionering: verband tussen 2 stimuli

- Instrumentele conditionering
 Verband tussen gedrag en gevolgen



1.2.1 klassieke conditionering

- Pavlov: geluid horen en voedsel geven, honden beginnen al te kwijlen wanneer ze enkel het
belletje horen
 Oorspronkelijk onderzoek naar spijsverteringstelsel




Salivation voor de conditionering: onvoorwaardelijke stimulus
 Onvoorwaardelijk is voor de conditionering
 Voorwaardelijk is na de conditionering

, - Ongeconditioneerde reactie => geconditioneerde reactie
 Vaak vegetatieve reflex (gladde spieren-klieren): speekselsecretie, hartritme, bloeddruk,
pilo-erectie
 Soms via gestreepte spieren: vermijden van onaangename prikkel



Vb. Watson en little Albert

 Wou bewijzen dat hij een angstreactie kon uitlokken met een geluid
 Jongetje was eerst niet bang van rat maar door het kloppen op een ijzeren staaf werd de
rat gelinkt aan een angstreactie



Vb. hond die de witte kiel zien van een dierenarts

(kijken op pwp)



Andere naam voor pavloviaanse conditionering = klassieke conditionering

Bel= neutrale stimulus, voorwaardelijke stimulus en geconditioneerde stimulus



1.2.1.1 pavloviaanse conditioneringswetten

1) contiguiteit in de tijd

, Hoe hond leren urineren op commando?

 Wanneer comando geven?
 Commando geven voor het urineren (wanneer hond aan grond ruikt in gebied van
tuin dat wordt gebruikt om te plassen)
 Dit commando enkel dan in deze situatie gebruiken



Rescorla wagner model: contigentie

 De bel moet 100% de voorspeller zijn van voedsel



2) vergeten

 Bel niet meer laten luiden



3) extinctie

 Niet meer speekselen op het belgeluid
 Extinctie toepassen als je als baasje niet meer wil dat de hond enthousiast word bij het
geluid van de deurbel: op de bel drukken zonder dat er bezoek komt
 In theorie klopt dit maar praktijk is dit moeilijk omdat er steeds iemand aan de deur
moet staan ervoor, maar er kan ook een ander geluid worden herkent zoals het
toekomen van een auto

 Disinhibitie: tijdens extinctiefase nieuwe stimulus samen met VS => VR
 Renewal: extinctie (omg A) in andere omgeving dan conditionering (omg B)
 VR verwijnd in omgeving A
 Dier terug in omg B: VR



4) generalisatie

- VR treedt op na stimulus die lijkt op de VS
- Vb. hond heeft bang van een witte hond, hierna van alle witte pluizige dingen, nadien van
alles wat wit is



5) discriminatie

- Dier maakt onderscheid stimulu
- Vb. hond reageert opgewonden bij geluid van de deurbel maar niet bij geluid van telefoon