Pedagogische Wetenschappen Jaar 3
Hoorcollege 1: Introductie/ Basisbegrippen / Doelen,
functies, vraagstellingen, typen diagnostiek
Dit college ging voornamelijk in op de introductie van het vak. Daarnaast werden
verschillende typen vraagstellingen kort behandeld. Er was nog maar ruimte voor 2 typen, de
volgende typen staan in college 2. De samenvattingen van de boeken sluit aan bij het college.
Daarom wordt dus niet alles nog een keer herhaald.
1. Onderkennend/classificerend
a. Doel: Classificatie en niveaubepaling
2. Verklarend: Waarom zijn deze problemen er nu? Hoe komt het?
a. Doel: Probleem oplossen en/of adviseren
Tak: H1 De plaats van diagnostiek binnen het hulpverleningsproces
De hulpverlener doorloopt altijd de regulatieve cyclus: probleemstelling-diagnose-plan-
ingreep-evaluatie. De hulpverlener moet niet te subjectief handelen. De objectiviteit bereikt de
hulpverlener door het gebruiken van ontstaans- en behandelingstheorieën. Deze vormen
samen de theorie van het individuele geval. Belangrijke begrippen hierbij zijn monitoring,
disciplinering en explicitering. Diagnostiek is het gehele proces van informatieverwerving en
verwerking ten behoeve van hulpverlening, waarbij (op deze volgorde) assessment, screening
en classificatie worden gebruikt.
Regulatieve Cyclus
1. Probleemherkenning
2. Probleemdefiniëring: Ontstaans- en behandelingstheorie vormen en toetsen
3. Bedenken en afwegen van handelingsmogelijkheden: Extra stap, niet in RC
4. Maken van een plan
5. Uitvoeren van een plan
6. Evalueren
De regulatieve cyclus is niet hetzelfde als de empirische cyclus (observatie-inductie-deductie-
toetsing-evaluatie). De beslissingen die in de RC worden gemaakt zijn echter wel gebaseerd
op de diagnostische informatie uit de EC. De verklaringen in de empirische cyclus moeten
allemaal evidence based zijn, deze kennis wordt formele kennis genoemd. Je hebt ook
praktijkkennis die ontstaat door ervaringen. Om uiteindelijk te classificeren wordt vaak
gebruik gemaakt van de DSM.
Er zijn een paar manieren om naar diagnostiek te kijken. Dit kan via verschillende theorieën.
Als we bijvoorbeeld naar het psychodynamisch model kijken kan het probleem liggen aan
eerder fixatie door problemen in het verleden. Het gedragstherapeutische model stelt weer dat
je gedrag beloond of bestraft wordt waardoor je het wel of niet gaat vertonen. Om daar inzicht
in te krijgen wordt er bijvoorbeeld een functieanalyse uitgevoerd. De aspecten van problemen
zullen echter bijna nooit maar binnen 1 model vallen.
Tenslotte wordt besproken wat het begrip ‘normaal’ inhoudt. Sommige mensen zien
‘normaal’ als afwezigheid van stoornissen, of statistisch gegeven, of als ideale gewenste
toestand of als succesvolle adaptatie. Elke definitie heeft weer voor en nadelen. De laatste