TUUR EN ECONOMISCHE GROEI
1 MACRO-ECONOMISCHE GROOTHEDEN
1.1 DE ECONOMISCHE KRINGLOOP
5 economische actoren:
1. Gezinnen
2. Bedrijven
3. Overheid
4. Financiële instellingen (= banken)
5. Buitenland
1.2 BRUTO BINNENLANDS PRODUCT (BBP)
Engels à Gross Domestic Product = GDP
Transacties tussen de verschillende sectoren worden bijgehouden door de nationale boekhouding à
Instituut voor Nationale Rekeningen (INR) + Nationaal Instituut voor de Statistiek (INS), Nationale
Bank van België (NBB) en Federaal Planbureau
BBP = de officiële maatstaf om de productie van een land te meten.
= de marktwaarde van alle finale goederen en diensten die gedurende 1 jaar binnen de
landsgrenzen worden geproduceerd en door de overheid geregistreerd.
PRODUCTIEBENADERING
à Oorsprong van het binnenlands product
BBPm = de som van de (bruto) toegevoegde waarde
BBP per capita = BBP per inwoner
Lopende prijzen à prijzen veranderen door inflatie, een tabel met lopende prijzen mag dus niet
horizontaal gelezen worden!
1
, IMF = Internationaal Monetair Fonds
à Helpt landen met monetaire problemen
BESTEDINGSBENADERING
Bruto binnenlandse bestedingen (bbb) = totale uitgaven die in de loop van 1 jaar in een bepaalde
economie naar de binnenlandse producenten van finale goederen vloeien.
• Consumptiebesteding van de gezinnen (C)
• Bruto investeringen van de bedrijven (I)
• Overheidsbestedingen (G)
• Netto-uitvoer (X-M) = (export – import)
BBBm = C + I + G + (X – M)
Besluiten:
• Gezinnen zijn de motor achter de economie
• Consumentenvertrouwen à als er geen vertrouwen is, zullen de gezinnen minder uitgeven &
zal de overheid dit proberen te compenseren
INKOMENSBENADERING
à Verdeling van het BBP
Besluiten:
• Meeste inkomens gaan naar de gezinnen
• Bedrijven moeten meer investeren
ALGEMENE CONCLUSIE
1. Productie à we zijn een diensteneconomie
2. Investering à gezinnen zijn de motor van de economie
3. Inkomens à gezinnen krijgen veel uit sociale premies
1.3 HET BBPM EN HET PRIJSNIVEAU: EEN VERGELIJKINGSPROBLEEM
nieuw-oud
%VERANDERING =
oud
Kettingeuro’s à de inflatie wordt verwijdert doordat men de prijs (van het product) van het
referentiejaar gebruikt
1.4 HET BBPM ALS MAATSTAF VOOR ECONOMISCHE WELVAART OF WELZIJN?
Hoog BBPm ≠ hoge mate van welvaart en welzijn:
1. Negatief effect: sommige activiteiten dragen wel bij tot een toenamen van het BBPm, maar
verhogen niet noodzakelijk de welvaart of het welzijn (vb: milieuvervuiling à kanker, stijgende kosten
gezondheidszorg, files,…)
2. Criminele economie: Illegale activiteiten (sinds 2014 ook drugshandel en prostitutie)
3. Zwarte economie: niet-geregistreerde schaduweconomie (onderschatting van het BBPm)
à Productie die wordt aangeboden tegen betaling van een marktprijs, maar deze wordt niet
geregistreerd
4. Informele economie: niet-geregistreerde schaduweconomie (onderschatting van het BBPm)
à Productie waarvoor geen marktprijs wordt betaald (vb: huishoudelijke arbeid, vrijwilligerswerk,
handel tussen particulieren)
2