Samenleving, feiten en problemen
,Les 1: Conceptueel kader
1. Drie basisinstituties
Basis instituties
De leden van een samenleving zijn geen geïsoleerde atomen
▪ Ze leven, werken, spelen, studeren samen
▪ Ze vormen (sociale) basisinstituties
▪ Wij concentreren ons op drie basisinstituties:
▪ Het gezin
▪ Het bedrijf
▪ De overheid
Deze basisinstituties zijn de belangrijkste actoren van deze cursus
Basisinsitutie 1: Het gezin
Waarom vormen mensen gezinnen? Mensen vormen kleine clusters
▪ Nieuwe mensen voortbrengen
▪ Deze nieuwe leden verzorgen
▪ Wederzijdse hulp bieden
▪ Samenwerken
▪ Middelen samen gebruiken
▪ ...
▪ Gezinnen zijn informeel georganiseerd
De markt
De leden van een samenleving doen aan ruil op de markt. De meeste
markten zijn gebaseerd op verkopers die hun goederen of diensten
aanbieden aan kopers in ruil voor geld.
Let op:
▪ Ruil is het essentiële kenmerk van een markt, niet geld.
▪ Ik beschouw de markt op zich niet als een basisinstitutie
(gezinnen, bedrijven, overheid zijn de basisinstituties)
2
,Agrarische revolutie
Ongeveer 10.000 jaar geleden
▪ Homo sapiens ontwikkelt landbouw
▪ Landbouw verhoogt de voedselproductie per m²
▪ Grotere samenlevingen kunnen in stand worden gehouden
▪ Sommige leden kunnen andere dingen doen dan jagen en voedsel verzamelen
▪ Sociale hiërarchieën (en ongelijkheid) ontstaan
▪ Homo sapiens ontwikkelt schrift
Basisinstitutie 2: de overheid
▪ Grotere samenlevingen vereisen een meer formele organisatie
▪ Sommige leden van de samenleving krijgen de macht om over anderen te
heersen: de overheid.
▪ Belangrijke functies van de overheid:
▪ Wetten maken en handhaven
▪ Belastingen innen en uitgeven
Industriële Revolutie
▪ Rond 1800 (UK, België, ...)
▪ Homo sapiens vindt de stoommachine uit
▪ Productiviteit neemt toe
▪ Verstedelijking: migratie naar grote steden
▪ Diepgaande transformatie van de samenleving
Basisinstitutie 3: de onderneming
▪ Schaalvoordelen in de productie leiden tot (grote) winst
maximaliserende bedrijven
▪ Bedrijven hebben kapitaal en arbeid nodig om goederen te produceren
(productiemiddelen)
▪ Sociale relatie tussen werkgever en werknemer verandert:
▪ Arbeidsomstandigheden voor werknemers verslechteren
▪ Onzekere leefomstandigheden
▪ Ongelijkheid en armoede nemen toe
▪ Commodificatie van menselijke arbeid
3
, Commodificatie
▪ Commodificatie: de transformatie van dingen (goederen, diensten,
arbeid) in goederen die op de markt worden verkocht.
▪ Marxistisch begrip
▪ Na de industriële revolutie:
• Individuen moeten hun arbeid verkopen om uit de armoede te
blijven
• Individuen worden afhankelijk van de (arbeids)markt
Drie basisinstituties en de markt
▪ Bedrijven hebben productiemiddelen (arbeid en kapitaal) nodig om
goederen te produceren
▪ Gezinnen bezitten productiemiddelen en willen goederen consumeren
▪ Ruimte voor handel op de markt
▪ Markt voor goederen
▪ Markt voor arbeid
▪ Markt voor kapitaal
▪ De overheid regelt de handel en ziet toe op het naleven van contracten (in
de meeste gevallen)
Ongereguleerde markt
▪ Een ongereguleerde markt (of laissez-faire markt) is een markt zonder
regulering door de overheid.
▪ (Zeer) weinig voorbeelden in de recente wereld:
▪ Eind 19e eeuw (?)
▪ Rusland in de jaren negentig (Washington Consensus)
▪ Wereldwijde economie vandaag
▪ Markt voor Cryptomunten
Basisinstituties: overzicht
▪ Formeel of informeel?
▪ Formeel: bedrijven, overheid
▪ Informeel: gezinnen
▪ Profit of non-profit?
▪ Non-profit: overheid, gezinnen
▪ Winst: bedrijven
▪ Privaat of openbaar?
▪ Privaat : bedrijven, gezinnen
▪ Publiek: overheid
4
,Les 1: Conceptueel kader
1. Drie basisinstituties
Basis instituties
De leden van een samenleving zijn geen geïsoleerde atomen
▪ Ze leven, werken, spelen, studeren samen
▪ Ze vormen (sociale) basisinstituties
▪ Wij concentreren ons op drie basisinstituties:
▪ Het gezin
▪ Het bedrijf
▪ De overheid
Deze basisinstituties zijn de belangrijkste actoren van deze cursus
Basisinsitutie 1: Het gezin
Waarom vormen mensen gezinnen? Mensen vormen kleine clusters
▪ Nieuwe mensen voortbrengen
▪ Deze nieuwe leden verzorgen
▪ Wederzijdse hulp bieden
▪ Samenwerken
▪ Middelen samen gebruiken
▪ ...
▪ Gezinnen zijn informeel georganiseerd
De markt
De leden van een samenleving doen aan ruil op de markt. De meeste
markten zijn gebaseerd op verkopers die hun goederen of diensten
aanbieden aan kopers in ruil voor geld.
Let op:
▪ Ruil is het essentiële kenmerk van een markt, niet geld.
▪ Ik beschouw de markt op zich niet als een basisinstitutie
(gezinnen, bedrijven, overheid zijn de basisinstituties)
2
,Agrarische revolutie
Ongeveer 10.000 jaar geleden
▪ Homo sapiens ontwikkelt landbouw
▪ Landbouw verhoogt de voedselproductie per m²
▪ Grotere samenlevingen kunnen in stand worden gehouden
▪ Sommige leden kunnen andere dingen doen dan jagen en voedsel verzamelen
▪ Sociale hiërarchieën (en ongelijkheid) ontstaan
▪ Homo sapiens ontwikkelt schrift
Basisinstitutie 2: de overheid
▪ Grotere samenlevingen vereisen een meer formele organisatie
▪ Sommige leden van de samenleving krijgen de macht om over anderen te
heersen: de overheid.
▪ Belangrijke functies van de overheid:
▪ Wetten maken en handhaven
▪ Belastingen innen en uitgeven
Industriële Revolutie
▪ Rond 1800 (UK, België, ...)
▪ Homo sapiens vindt de stoommachine uit
▪ Productiviteit neemt toe
▪ Verstedelijking: migratie naar grote steden
▪ Diepgaande transformatie van de samenleving
Basisinstitutie 3: de onderneming
▪ Schaalvoordelen in de productie leiden tot (grote) winst
maximaliserende bedrijven
▪ Bedrijven hebben kapitaal en arbeid nodig om goederen te produceren
(productiemiddelen)
▪ Sociale relatie tussen werkgever en werknemer verandert:
▪ Arbeidsomstandigheden voor werknemers verslechteren
▪ Onzekere leefomstandigheden
▪ Ongelijkheid en armoede nemen toe
▪ Commodificatie van menselijke arbeid
3
, Commodificatie
▪ Commodificatie: de transformatie van dingen (goederen, diensten,
arbeid) in goederen die op de markt worden verkocht.
▪ Marxistisch begrip
▪ Na de industriële revolutie:
• Individuen moeten hun arbeid verkopen om uit de armoede te
blijven
• Individuen worden afhankelijk van de (arbeids)markt
Drie basisinstituties en de markt
▪ Bedrijven hebben productiemiddelen (arbeid en kapitaal) nodig om
goederen te produceren
▪ Gezinnen bezitten productiemiddelen en willen goederen consumeren
▪ Ruimte voor handel op de markt
▪ Markt voor goederen
▪ Markt voor arbeid
▪ Markt voor kapitaal
▪ De overheid regelt de handel en ziet toe op het naleven van contracten (in
de meeste gevallen)
Ongereguleerde markt
▪ Een ongereguleerde markt (of laissez-faire markt) is een markt zonder
regulering door de overheid.
▪ (Zeer) weinig voorbeelden in de recente wereld:
▪ Eind 19e eeuw (?)
▪ Rusland in de jaren negentig (Washington Consensus)
▪ Wereldwijde economie vandaag
▪ Markt voor Cryptomunten
Basisinstituties: overzicht
▪ Formeel of informeel?
▪ Formeel: bedrijven, overheid
▪ Informeel: gezinnen
▪ Profit of non-profit?
▪ Non-profit: overheid, gezinnen
▪ Winst: bedrijven
▪ Privaat of openbaar?
▪ Privaat : bedrijven, gezinnen
▪ Publiek: overheid
4