100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting Anatomie & Fysiologie deel 1

Rating
-
Sold
1
Pages
48
Uploaded on
14-05-2023
Written in
2020/2021

Anatomie & Fysiologie 1: Week 1: Medische Terminologie Week 2: Cellen en Genetica Week 3: Cellen en Genetica Week 4: Weefsels Week 5: Bewegingsapparaat Week 6: Basis Natuurwetenschappen Week 7: Basis Natuurwetenschappen

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
May 14, 2023
Number of pages
48
Written in
2020/2021
Type
Summary

Subjects

Content preview

Anatomie & Fysiologie 1

Week 1 Medische terminologie

De meest voorkomende medische termen uitleggen
Zie ter verduidelijking hoofdstuk 4 van het boek anatomie waar plaatjes in staan 😊

Anatomische houding:
 staat de persoon rechtop;
 houdt de persoon het hoofd rechtop;
 houdt de persoon de armen gestrekt naast het lichaam;
 zijn de handpalmen naar voren gekeerd;
 zijn de voeten iets gespreid.




Anatomische nomenclatuur (naamgeving):

● Vlakken
○ Frontaal (coronaal): loopt evenwijdig aan de lichaamsas en verdeelt het
lichaam of delen daarvan in voor en achter.
■ Voor- en achteraanzicht
■ Links – rechts ; boven – beneden
○ Sagittaal (sagittal): staat loodrecht op een frontaal vlak en verdeelt het
lichaam of delen daarvan in links en rechts.
■ Zijaanzicht
■ Voor – achter ; boven – beneden
■ Mediaan: vanaf voren door de helft (precies tussen de ogen)
○ Transversaal (transverse): loopt evenwijdig aan het vloeroppervlak, staat
loodrecht op de lichaamas en verdeelt het lichaam of delen daarvan in boven
en onder.
■ Onder- en boven aanzicht
■ Vanaf onderaf bekeken
■ Links – rechts ; voor – achter
● Bewegingen: beschrijft beweging in een gewricht.
○ Frontaal vlak (evenwijdig aan je voorhoofd; beweegt opzij met ledematen)
■ Rond sagittale as (scharnier staat in sagittaal vlak)
■ Abductie (van lichaam af)
■ Adductie (naar lichaam toe)
■ Lateraal flexie: opzij buigen (bijv. hoofd buigen)
○ Sagittaal vlak (buigt voorover/achterover, buigen/strekken van ledematen)


1

, ■ Rond transversale of frontale as (scharnier staat in transversale of
frontale vlak)
■ Anteflexie: naar voren buigen
■ Retroflexie: naar achter buigen
■ Flexie-extensie: buigen – strekken
○ Transversaal vlak (draaibewegingen)
■ Rond longitudinale as (scharnier zit in de lengte)
■ Endorotatie: naar binnen draaien
■ Exorotatie: naar buiten draaien
■ Rotatie
○ Elevation: optillen (van schouderblad bijv.)
○ Depressie: naar beneden
○ Supination: botten staan parallel in onderarm (radium en ulna = ellepijp en
spaakbeen)
○ Pronation: botten staan kruis links (radius en ulna bot)
○ Opposition: bewegingen in de hand (pincet greep). Vinger tegenover andere
vinger brengen.
○ Flexie: buigen
○ Extensie: strekken

● Assen
○ Frontale as: naar voren of naar achteren
○ Sagittale as: vanaf de zijkant
○ Longitudinale as: vanaf boven naar onder

● Richtingen
○ Boven:
■ Superior
■ Craniaal (schedel)
○ Onder:
■ Inferior
■ Caudaal (staart)

○ Voor:
■ Anterior
■ Ventraal (buik)
○ Achter:
■ Dorsaal (rug)
■ Posterior
○ Lateraal (meer naar opzij) / Mediaal (meer naar het midden)
○ Centraal (centrum) / Perifeer (aan de buitenkant)
■ Denk aan een vrucht met een pit erin.
○ Extern (buiten) / Intern (binnen)
○ Superficiaal (oppervlakkig) / Profunda (diep)
■ Vaak gebruikt bij spierlagen die op elkaar liggen.
○ Proximaal (dichtbij de romp) / Distaal (verder af van de romp)
○ Sinister (links) / Dexter (rechts)
○ Contralateral (aan de andere zijde gelegen) / Ipsilateral (aan dezelfde zijde
gelegen)

● Afkortingen
○ A. = arteria (aa.): slagader
○ V. = vena (vv.): ader
○ N. = nervus (nn.): zenuw
○ Art. = articulatio (artt.): gewricht


2

, ○ Lig. = ligament (ligg.): gewrichtsband
○ M. = musculus (mm.): spier
○ Micro: klein
○ Macro: groot
○ Hypo: weinig
○ Hyper: veel
○ Mono: één
○ Di/Bi: twee
○ Poly: veel
○ Multi: meerdere
○ Semi/Hemi: half
○ Oligo: weinig
○ A – of an: niet
○ Auto: jezelf
○ Per: door



Lymfevaten en klieren zijn vaak groen afgebeeld.
Zuurstofarme aders zijn vaak blauw afgebeeld (blauwe aders)
Zuurstofrijke vaten, meestal slagaders, zijn rood afgebeeld.
Anatomische stand: internationaal afgesproken, handpalmen naar voren op afbeelding. Kijkt
altijd iemand van voren aan. Vooraanzicht, zijaanzicht en doorsnede zijn mogelijke vormen
van afbeelden.




3

, Week 2 Cellen en genetica

Beschrijf van elk van de onderstaande onderdelen van de cel wat de functie is en hoe
het opgebouwd is. Zoek van elk onderdeel een voor jou geschikte afbeelding
(leerdoel: de celorganellen benoemen en de functie weergeven).

● Celmembraan
○ Zorgt ervoor dat de waterige binnenkant, binnen blijft.
○ Er zit een dubbele laag lipide (vet) omheen.
○ In een celmembraan zitten veel eiwitten, die zijn soms hol. Hele kleine
oplosbare stoffen kunnen er dan doorheen (naar binnen of naar buiten). Zo
vindt er uitwisseling plaats. Dit gaat vanzelf.
● Cytoplasma
○ Vocht in een cel buiten de kern, als er organellen in zitten.
● Mitochondrion (boontje)
o Organel dat de cel energie levert.
o Zijn omgeven door 2 membranen.
o Bevat ander erfelijk materiaal, dan in de celkern.
o Verbrand glucose, maar ook vetzuren en aminozuren. Dit wordt
verbrand door citroenzuurcyclus.
o Citroenzuurcyclus: produceert ATP (energie), is hiervoor zuurstof
nodig. Aerobe verbranding met zuurstof, kan ook anaeroob werken
(zonder zuurstof). Verbranding met zuurstof is veel beter, zonder
zuurstof is noodmaatregel.
● Lysosoom
○ Is een blaadje omgeven door een membraan
○ Zijn gevormd in het Golgi apparaat
○ Is het vuilnisvat van een cel.
○ Dient voor afbraak van niet meer nodige onderdelen van een cel, o.a.
eiwitten, vetten, koolhydraten.
○ Bevat verteringsenzymen. Hoe langer je leeft, hoe meer afval er
geproduceerd wordt. Dus meer lysosomen aanwezig.
● Centriolen
o Elke cel heeft een centrosoom (spoellichaampjes) die bestaan uit uit 2
identieke cilindervormige structuurtjes (=centriolen).
o Heeft een functie bij de celdeling, geven de richting aan waarin de
celdeling plaats vindt.
● Ruw en glad endoplasmatisch reticulum
○ Netwerk wat in de cel ligt
● Ruw (met pikkeltjes), zitten veel ribosomen aan vast.
● Glad (zonder pikkeltjes)
○ Endo (binnen), plasma (vocht), riticulum (netwerk)
○ Maken eiwitten aan, die worden in blaasjes gestopt. Dit wordt getransporteerd
naar het Golgi apparaat, doormiddel van vet.
● Ribosoom
○ Kleine bolvormige organellen die OF los rondzweven OF vastzitten aan een
membraansysteem.
○ Onderdeeel van de cel dat eiwitten maakt.
○ Opgebouwd uit eiwitten en rRNA (eigen dna)
○ Bestaan een uit een groot en klein deel, die tijdens de eiwitsynthese bij elkaar
komen.


4

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
mhanewalddeluca Hogeschool van Amsterdam
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
27
Member since
2 year
Number of followers
10
Documents
9
Last sold
1 month ago

4.0

5 reviews

5
3
4
1
3
0
2
0
1
1

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their exams and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can immediately select a different document that better matches what you need.

Pay how you prefer, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card or EFT and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions