Wortel, stengel en blad zijn de Voor groei is water, mineralen, zuurstof, Lengtegroei vindt plaats in de
organen van een zaadplant goede temperatuur, licht en jongste delen : de stengel- en
Dekweefsel vormt de koolstofdioxide nodig worteltop
buitenzijde van een plant en Cellen kunnen zich specialiseren waarbij Cambium = ringvormig meristeem
beschermt tegen waterverlies ze van vorm veranderen waar diktegroei plaatsvind
en infecties Delingen in planten vinden plaats in Planten groeien in de dikte doordat
Vaatweefsel = komt in alle meristemen cellen in het cambium zich delen
organen voor en bestaat In meristeem zitten stamcellen waardoor Uit het cambium ontstaan veel
voornamelijk uit transportvaten planten hun hele leven groeien meer houtcellen dan bastcellen
Houtvaten liggen in jaarringen, Meristemen zitten in toppen, knoppen en waardoor er een laag hout ontstaat
bastvaten eromheen in jonge bladeren en dun laagje bast
houtachtige stengels Groeipunten = de stoppen van stengels Jaarring = hout dat gedurende één
Vulweefsel zit tussen en wortels waardoor lengtegroei jaar is gevormd
dekweefsel en vaatweefsel en plaatsvind Jaargrens = scherpte overgang
is betrokken bij fotosynthese, Celstrekking = dochtercel die groeit door tussen het donkere zomerhout en
opslag en stevigheid opname van water lichte voorjaarshout
BOUW, GROEI EN
PLASTIDEN
In cellen van planten en algen kunnen plastiden voorkomen
Plastiden = celorganellen die een functie hebben bij de fotosynthese, het lokken van insecten en het opslaan van reservestoffen
In het donker worden etioplasten gevormd bladgroenkorrels die nog niet aan licht zijn blootgesteld in het licht worden dit
bladgroenkorrels
Chromoplasten hebben zich ontwikkeld uit chloroplasten en hebben nu een kleur
Leukeplast is kleurloos en zorgt voor opslaan van zetmeel, olie of eiwitten
Plastiden kunnen onder sommige omstandigheden overgaan in een ander type
, OPNAME VAN WATER EN MINERALEN WATERPOTENTIAAL
Houtvaten vervoeren water en zouten van de wortels via de stengels Water in een cel met een lage osmotische waarde
naar de bladeren verplaatst zich via een celmembraan naar een
Bastvaten vervoeren water en assimilatieproducten van de bladeren aanliggende cel met een hogere osmotische
naar alle delen van de plant waarde
Planten nemen via de wortelharen water en mineralen op Bij gelijke osmotische waarde gaat water van hoge
Hout- en bastvaten liggen in de centrale cilinder druk naar lage druk
Endodermis = buitenste laag cellen van de centrale cilinder zorgt Waterpotentiaal = formule om de verplaatsing van
voor selectieve opname van mineralen water en in planten en dieren te verklaren
Celwanden zijn permeabel voor water en mineralen Ψw = ψs + ψp
Worteldruk = het water met opgeloste mineralen stijgt in de Ψw = waterpotentiaal, ψs = osmotisch potentiaal,
houtvaten doordat er actief mineralen naar de centrale cilinder ψp = drukpotentiaal
worden getransporteerd waardoor de osmotische waarde hoger wordt Water beweegt van hoge waterpotentiaal naar lage
waardoor er meer water wordt getransporteerd waterpotentiaal
TRANSPORT IN
STIJGENDE SAPSTROOM IN HOUTVATEN REGELING VAN DE TRANSPORT IN BASTVATEN
VERDAMPING
Het transport in houtvaten is voornamelijk het gevolg Bastvaten transporteren
van verdamping van water en van capillaire werking Bij planten wordt de organische producten van de
Cohesiekrachten zorgen er voor dat watermoleculen mate van verdamping fotosynthese door de gehele
elkaar aantrekken geregeld door het plant
Adhesiekrachten zorgen er voor dat watermoleculen aan openen of sluiten van De stroom gaat van een
de celwanden kunnen plakken de huidmondjes suikerbron naar plaatsen waar
De cohesie- en adhesiekrachten zijn groter dan de Openen en sluiten de suiker nodig is of waar die
zwaartekracht waardoor het water omhoog wordt wordt geregeld door wordt opgeslagen
getransporteerd vormverandering Suiker wordt via bastvaten
Water kan verdampen via de huidmondjes sluitcellen vervoerd en opgeslagen in
Verdampingsstroom = door verdamping ontstaat boven Bij dichte huidmondjes vruchten of in de groeipunten
in de houtvaten een onderdruk waardoor water door de verliest de plant van wortels en stengels
houtvaten wordt gezogen minder vocht