1.1 Wat is de rol van de rechter in het strafrecht?
A. De rechter leidt het vooronderzoek.
B. De rechter bewaakt dat alles volgens de wettelijke regels verloopt en dat het onderzoek
evenwichtig is.
C. De rechter beslist of de OvJ met wettig en overtuigend bewijs heeft aangetoond dat de
verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd en of hij daarvoor gestraft moet worden.
D. De rechter biedt hulp aan slachtoffers van misdrijven.
1.2 Wanneer is er sprake van materieel strafrecht? Open vraag
1.3 Welke rechtsbronnen zijn er voor het strafrecht en strafprocesrecht?
A. Wetten
B. Algemene maatregelen van bestuur
C. Verordeningen
D. Internationale verdragen
E. Alle bovenstaande antwoorden
1.4 Wat zijn de doelen van strafrecht?
A. Vergelding, algemene preventie, bijzondere preventie en resocialisatie.
B. Vergelding, rehabilitatie, preventie en opvoeding.
C. Vergelding, algemene preventie, rehabilitatie en bestraffing.
D. Vergelding, bijzondere preventie, rehabilitatie en opvoeding.
1.5 De kandidaat stelt voor een situatie vast welke rechtvaardigingsgrond van toepassing
is. Welke van de onderstaande omschrijvingen is van toepassing op overmacht als
noodtoestand?
A. Er is sprake van een botsing tussen een wettelijke plicht en een zware menselijke plicht.
B. Iemand verdedigt zich met een gepast middel in reactie op een onmiddellijke aanval van
een ander.
C. Er wordt gehandeld volgens een ambtelijk bevel en daardoor wordt een strafbaar feit
gepleegd.
D. Iemand overtreedt de letter van de wet, maar feitelijk niet in strijd met het recht.
1.6 De kandidaat stelt voor een situatie vast welke rechtvaardigingsgrond van toepassing
is. Welke van de onderstaande omschrijvingen is van toepassing op noodweer?
A. Er is sprake van een botsing tussen een wettelijke plicht en een zware menselijke plicht.
B. Iemand verdedigt zich met een gepast middel in reactie op een onmiddellijke aanval van
een ander.
C. Er wordt gehandeld volgens een ambtelijk bevel en daardoor wordt een strafbaar feit
gepleegd.
D. Iemand overtreedt de letter van de wet, maar feitelijk niet in strijd met het recht.
A. De rechter leidt het vooronderzoek.
B. De rechter bewaakt dat alles volgens de wettelijke regels verloopt en dat het onderzoek
evenwichtig is.
C. De rechter beslist of de OvJ met wettig en overtuigend bewijs heeft aangetoond dat de
verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd en of hij daarvoor gestraft moet worden.
D. De rechter biedt hulp aan slachtoffers van misdrijven.
1.2 Wanneer is er sprake van materieel strafrecht? Open vraag
1.3 Welke rechtsbronnen zijn er voor het strafrecht en strafprocesrecht?
A. Wetten
B. Algemene maatregelen van bestuur
C. Verordeningen
D. Internationale verdragen
E. Alle bovenstaande antwoorden
1.4 Wat zijn de doelen van strafrecht?
A. Vergelding, algemene preventie, bijzondere preventie en resocialisatie.
B. Vergelding, rehabilitatie, preventie en opvoeding.
C. Vergelding, algemene preventie, rehabilitatie en bestraffing.
D. Vergelding, bijzondere preventie, rehabilitatie en opvoeding.
1.5 De kandidaat stelt voor een situatie vast welke rechtvaardigingsgrond van toepassing
is. Welke van de onderstaande omschrijvingen is van toepassing op overmacht als
noodtoestand?
A. Er is sprake van een botsing tussen een wettelijke plicht en een zware menselijke plicht.
B. Iemand verdedigt zich met een gepast middel in reactie op een onmiddellijke aanval van
een ander.
C. Er wordt gehandeld volgens een ambtelijk bevel en daardoor wordt een strafbaar feit
gepleegd.
D. Iemand overtreedt de letter van de wet, maar feitelijk niet in strijd met het recht.
1.6 De kandidaat stelt voor een situatie vast welke rechtvaardigingsgrond van toepassing
is. Welke van de onderstaande omschrijvingen is van toepassing op noodweer?
A. Er is sprake van een botsing tussen een wettelijke plicht en een zware menselijke plicht.
B. Iemand verdedigt zich met een gepast middel in reactie op een onmiddellijke aanval van
een ander.
C. Er wordt gehandeld volgens een ambtelijk bevel en daardoor wordt een strafbaar feit
gepleegd.
D. Iemand overtreedt de letter van de wet, maar feitelijk niet in strijd met het recht.