Samenvatting Cognitieve Gedragstherapie in de praktijk
Hoofdstuk 1 Inleiding
Cognitieve gedragstherapie (CGT):
Behandelvorm die gekenmerkt wordt door kortdurende, probleemgerichte
interventies.
De ontwikkeling van de behandeling en de evaluatie van de therapie heeft een
empirische basis.
Er wordt gewerkt met gedrags- en cognitieve interventies.
Grondbeginselen zijn de klassieke en operante conditionering of de leertheorie.
De therapeut streeft ernaar om disfunctionele gedragingen, gedachten en emoties
te vervangen door functionele.
Doelen gedragsinterventies:
Het verminderen van disfunctioneel gedrag.
Het versterken van adaptief of gewenst gedrag.
Cognitieve interventies:
Zijn gericht op de verandering van disfunctionele gedachten, zelfbeoordelingen en
overtuigingen.
De ‘derde golf” therapieën:
Leggen meer nadruk op de functie van gedachten en overtuigingen en minder op de
inhoud van cognities.
Cognitieve therapie:
Hier wordt de inhoud van cognities als de drijvende kracht achter alle gedrag en emoties
gezien.
Hoofdstuk 2 Geschiedenis
Oorsprong
Twee leertheorieën bepalend voor ontwikkeling gedragstherapie:
1. Klassieke conditionering
2. Operante conditionering
Klassieke conditionering:
Leren als gevolg van gebeurtenissen en omstandigheden en de betekenis die
eraan wordt verleend.
Gaat ervan uit dat geleerde associaties tussen neutrale en aangeboren stimuli een
verklaring zijn voor onze emoties en gedrag.
Operante conditionering:
Leren naar aanleiding van gevolgen en consequenties van gedrag (belonen, straffen).
Overeenkomsten klassieke en operante conditionering:
Beide beschouwen stoornissen als een resultaat van een fout in het leerproces.
1
Hoofdstuk 1 Inleiding
Cognitieve gedragstherapie (CGT):
Behandelvorm die gekenmerkt wordt door kortdurende, probleemgerichte
interventies.
De ontwikkeling van de behandeling en de evaluatie van de therapie heeft een
empirische basis.
Er wordt gewerkt met gedrags- en cognitieve interventies.
Grondbeginselen zijn de klassieke en operante conditionering of de leertheorie.
De therapeut streeft ernaar om disfunctionele gedragingen, gedachten en emoties
te vervangen door functionele.
Doelen gedragsinterventies:
Het verminderen van disfunctioneel gedrag.
Het versterken van adaptief of gewenst gedrag.
Cognitieve interventies:
Zijn gericht op de verandering van disfunctionele gedachten, zelfbeoordelingen en
overtuigingen.
De ‘derde golf” therapieën:
Leggen meer nadruk op de functie van gedachten en overtuigingen en minder op de
inhoud van cognities.
Cognitieve therapie:
Hier wordt de inhoud van cognities als de drijvende kracht achter alle gedrag en emoties
gezien.
Hoofdstuk 2 Geschiedenis
Oorsprong
Twee leertheorieën bepalend voor ontwikkeling gedragstherapie:
1. Klassieke conditionering
2. Operante conditionering
Klassieke conditionering:
Leren als gevolg van gebeurtenissen en omstandigheden en de betekenis die
eraan wordt verleend.
Gaat ervan uit dat geleerde associaties tussen neutrale en aangeboren stimuli een
verklaring zijn voor onze emoties en gedrag.
Operante conditionering:
Leren naar aanleiding van gevolgen en consequenties van gedrag (belonen, straffen).
Overeenkomsten klassieke en operante conditionering:
Beide beschouwen stoornissen als een resultaat van een fout in het leerproces.
1