Toetsmatrijs BS9 & 10
Beroepssituatie 9
1. Kan het biologisch risicogedrag borderline verklaren.
- Stemmingswisselingen (woede/prikkelbaarheid/angst)
- Depressie
- Suïcidaliteit
- Dissociatieve verschijnselen
- Psychose
- Relatie problemen/ruzies
- Onvoorspelbaar/ontremd gedrag/zelfdestructief handelen (automutilatie)
- Middelengebruik
- Onveilige seks
- Impulsieve gevaarlijke acties (boos/woedend autorijden)
2. Kan van verschillende psychofarmaca de contra-indicaties, werking en bijwerking,
bijzonderheden en interacties benoemen.
- Antidepressiva
o Werking
Op noradrenaline (antidepressief en activerend) en serotonine
(antidepressief en angstdempend)
Pas na 2 tot 4 weken merkbaar
Na verbetering van symptomen nog minstens 6 maanden gebruiken
Nierfunctie moet goed zijn, bloedspiegels regelmatig controleren
o Bijwerkingen klassieke antidepressiva
Droge mond en ogen
Moeilijk plassen
Verstopping van de darmen
Seksuele stoornissen
Duizeligheid
Versnelde hartslag door tijdelijk verlaagde bloeddruk
Sufheid en verwardheid
Gewichtstoename door eetlust
Verminderde hartwerking
o Bijwerkingen moderne antidepressiva
Maag- en darmklachten
Nervositeit
Hoofdpijn
Gewichtsafname of toename
Toegenomen prikkelbaarheid of agressie
Slapeloosheid
Seksuele stoornissen of verlies seksuele gevoelens
Bloedingsstoornissen snel blauwe plek
- Angstremmende middelen (anxiolytica)
o Andere benaming is benzodiazepinen
o Werking
Bij angst, opwinding, woede
Dempt werking centraal zenuwstelsel
Anxiolytische, sederende, hypnotische en spierrelaxerende werking
o Bijwerkingen
Afvlakking psychisch functioneren
, Concentratie stoornis
Paradoxale reactie rusteloosheid, wanen, hallucinaties
Afhankelijkheid
Rebound gedrag meer angst en slapeloosheid
Amnesie vergeetachtigheid
- Antipsychotica
o Werking
Onderdrukken dopamine activiteit
Symptoombestrijding en preventie
Verminderd psychotische symptomen
o Bijwerkingen
Extrapiramidale verschijnselen
Metabool syndroom
3. Kan de onderdelen van het bloed benoemen en hun functie uitleggen en kan het proces
van hemostase uitleggen.
Wat is bloed?
- Bindweefsel
- Cellen in vloeibare matrix
Functies:
- Transport
- Stabilisering van de pH en ionensamenstelling
- Beperking bloeding bij verwonding
- Verdediging
- Stabilisering temperatuur
Samenstelling:
- Plasma (55%)
o Water (92%)
o Plasma-eiwitten (7%)
Albuminen (60%)
Leveren bijdrage aan osmotische druk van plasma, transport lipiden,
steroïdhormonen
Globulinen (35%)
Transport ionen, hormonen, vetten en immuunfunctie
Afweerstoffen
Fibrinogeen (4%)
Essentieel onderdeel van stollingssysteem
Kan in onoplosbare fibrine worden omgezet
Regulerende eiwitten: enzymen, pro-enzymen en hormonen
o Andere opgeloste stoffen (1%)
Elektrolyten
Normale ionensamenstelling extracellulaire vloeistof noodzakelijk
voor vitale activiteiten
Handhaving kristalloïd-osmotische waarde, pH-buffer en spier- en
zenuwwerking
Organische voedingsstoffen
Voor ATP vorming
Groei en onderhoud van cellen
Organische afvalproducten
- Vaste bloedbestanddelen (45%)
,o Bloedplaatjes (<0,1%) = trombocyten
Celfragmenten
Initiëren het stollingsproces
o Witte bloedcellen (<0,1%) = leukocyten
Eigenschappen
Groter, celkern, geen hemoglobine
Kort in bloedbaan
Afweer
o Fagocytose
o Productie antistoffen
o Cellulaire afweer
Typen
Granulocyten
o Neutrofielen (50-70%)
Actieve fagocyten
Korte levensduur
o Eosinofielen (2-4%)
Bacteriën, parasieten en giftige stoffen
o Basofielen (<1%)
Afgifte heparine en histamine
Monocyten (2-8%)
o Kort in bloedbaan (24 uur)
o Gaan weefsel in en ontwikkelen zich tot weefselmacrofagen
Lymfocyten (20-40%)
o Aanvallen afwijkende cellen
o Afgifte antistoffen
Aanmaak
Pluripotente stamcel
Lymfoïde stamcellen lymfocyten
Myeloïde stamcellen overige leukocyten
o Rode bloedcellen (99,9%) = erytrocyten
Celmembraan omgeeft transporteiwitten
Hemaglobine
o Bestaat uit haem en ijzerion
o Transport O2 en CO2
Eigenschappen
Plat
Veel uitwisseling en flexibel
Geen mitochondriën, ribosomen en celkern
Hematocriet
Meting van aantal als de grootte van de rode bloedcellen aanwezig in
een bloedmonster
42% vrouw, 46% man
Stijging bij uitdroging
Erytropoëtine (EPO) deling stamcellen in beencellen bevorderd
Levensduur
120 dagen
Voortdurend aanmaak en afbraak
Aanmaak erytropoëse
In rode beenmerg
, Pluripotente stamcellen (hemocytoblasten) myeloïde stamcellen
erytroblasten (onrijpe rode bloedcellen) reticulocyten
erytrocyten
Erytropoëtine
Afgegeven bij hypoxie (=tekort zuurstof in weefsels)
Deling stamcellen
Ontwikkeling erytrocyten
Beroepssituatie 9
1. Kan het biologisch risicogedrag borderline verklaren.
- Stemmingswisselingen (woede/prikkelbaarheid/angst)
- Depressie
- Suïcidaliteit
- Dissociatieve verschijnselen
- Psychose
- Relatie problemen/ruzies
- Onvoorspelbaar/ontremd gedrag/zelfdestructief handelen (automutilatie)
- Middelengebruik
- Onveilige seks
- Impulsieve gevaarlijke acties (boos/woedend autorijden)
2. Kan van verschillende psychofarmaca de contra-indicaties, werking en bijwerking,
bijzonderheden en interacties benoemen.
- Antidepressiva
o Werking
Op noradrenaline (antidepressief en activerend) en serotonine
(antidepressief en angstdempend)
Pas na 2 tot 4 weken merkbaar
Na verbetering van symptomen nog minstens 6 maanden gebruiken
Nierfunctie moet goed zijn, bloedspiegels regelmatig controleren
o Bijwerkingen klassieke antidepressiva
Droge mond en ogen
Moeilijk plassen
Verstopping van de darmen
Seksuele stoornissen
Duizeligheid
Versnelde hartslag door tijdelijk verlaagde bloeddruk
Sufheid en verwardheid
Gewichtstoename door eetlust
Verminderde hartwerking
o Bijwerkingen moderne antidepressiva
Maag- en darmklachten
Nervositeit
Hoofdpijn
Gewichtsafname of toename
Toegenomen prikkelbaarheid of agressie
Slapeloosheid
Seksuele stoornissen of verlies seksuele gevoelens
Bloedingsstoornissen snel blauwe plek
- Angstremmende middelen (anxiolytica)
o Andere benaming is benzodiazepinen
o Werking
Bij angst, opwinding, woede
Dempt werking centraal zenuwstelsel
Anxiolytische, sederende, hypnotische en spierrelaxerende werking
o Bijwerkingen
Afvlakking psychisch functioneren
, Concentratie stoornis
Paradoxale reactie rusteloosheid, wanen, hallucinaties
Afhankelijkheid
Rebound gedrag meer angst en slapeloosheid
Amnesie vergeetachtigheid
- Antipsychotica
o Werking
Onderdrukken dopamine activiteit
Symptoombestrijding en preventie
Verminderd psychotische symptomen
o Bijwerkingen
Extrapiramidale verschijnselen
Metabool syndroom
3. Kan de onderdelen van het bloed benoemen en hun functie uitleggen en kan het proces
van hemostase uitleggen.
Wat is bloed?
- Bindweefsel
- Cellen in vloeibare matrix
Functies:
- Transport
- Stabilisering van de pH en ionensamenstelling
- Beperking bloeding bij verwonding
- Verdediging
- Stabilisering temperatuur
Samenstelling:
- Plasma (55%)
o Water (92%)
o Plasma-eiwitten (7%)
Albuminen (60%)
Leveren bijdrage aan osmotische druk van plasma, transport lipiden,
steroïdhormonen
Globulinen (35%)
Transport ionen, hormonen, vetten en immuunfunctie
Afweerstoffen
Fibrinogeen (4%)
Essentieel onderdeel van stollingssysteem
Kan in onoplosbare fibrine worden omgezet
Regulerende eiwitten: enzymen, pro-enzymen en hormonen
o Andere opgeloste stoffen (1%)
Elektrolyten
Normale ionensamenstelling extracellulaire vloeistof noodzakelijk
voor vitale activiteiten
Handhaving kristalloïd-osmotische waarde, pH-buffer en spier- en
zenuwwerking
Organische voedingsstoffen
Voor ATP vorming
Groei en onderhoud van cellen
Organische afvalproducten
- Vaste bloedbestanddelen (45%)
,o Bloedplaatjes (<0,1%) = trombocyten
Celfragmenten
Initiëren het stollingsproces
o Witte bloedcellen (<0,1%) = leukocyten
Eigenschappen
Groter, celkern, geen hemoglobine
Kort in bloedbaan
Afweer
o Fagocytose
o Productie antistoffen
o Cellulaire afweer
Typen
Granulocyten
o Neutrofielen (50-70%)
Actieve fagocyten
Korte levensduur
o Eosinofielen (2-4%)
Bacteriën, parasieten en giftige stoffen
o Basofielen (<1%)
Afgifte heparine en histamine
Monocyten (2-8%)
o Kort in bloedbaan (24 uur)
o Gaan weefsel in en ontwikkelen zich tot weefselmacrofagen
Lymfocyten (20-40%)
o Aanvallen afwijkende cellen
o Afgifte antistoffen
Aanmaak
Pluripotente stamcel
Lymfoïde stamcellen lymfocyten
Myeloïde stamcellen overige leukocyten
o Rode bloedcellen (99,9%) = erytrocyten
Celmembraan omgeeft transporteiwitten
Hemaglobine
o Bestaat uit haem en ijzerion
o Transport O2 en CO2
Eigenschappen
Plat
Veel uitwisseling en flexibel
Geen mitochondriën, ribosomen en celkern
Hematocriet
Meting van aantal als de grootte van de rode bloedcellen aanwezig in
een bloedmonster
42% vrouw, 46% man
Stijging bij uitdroging
Erytropoëtine (EPO) deling stamcellen in beencellen bevorderd
Levensduur
120 dagen
Voortdurend aanmaak en afbraak
Aanmaak erytropoëse
In rode beenmerg
, Pluripotente stamcellen (hemocytoblasten) myeloïde stamcellen
erytroblasten (onrijpe rode bloedcellen) reticulocyten
erytrocyten
Erytropoëtine
Afgegeven bij hypoxie (=tekort zuurstof in weefsels)
Deling stamcellen
Ontwikkeling erytrocyten