Kwalitatieve variabele: Beschrijft een bepaald kenmerk.
Nominaal = Kan niet in volgorde worden gezet. (bijv. geslacht, kleur ogen, geboorteplaats etc.).
Ordinaal = Kan wel in volgorde worden gezet. (bijv. Likertschaal, top 10).
Kwantitatieve variabele: Kan in een getal worden uitgedrukt.
Interval = Heeft duidelijke intervallen (bijv. Jaartallen of geboortejaar etc.).
Ratio = heeft een nulpunt (bijv. leeftijd, geld, gewicht etc.).
Soorten variabele
Afhankelijke variabele: hetgeen wat je wilt onderzoeken.
Onafhankelijke variabele: heeft een mogelijk verband met de uitkomst van de afhankelijke variabele.
Relatieve verdeling: Verhouding waarin waarden op een variabele voortkomen (procentuele
verdeling). Berekening: (frequentie deel / frequentie totaal) x 100%.
, Grafieken
- Alleen bij interval of ratio
Y - as = Afhankelijke variabele
X - as = Onafhankelijke variabele
Diagram
Cirkel of taartdiagram:
- Alle data vertegenwoordigd
- Verhouding is belangrijk
- Alleen bij Nominaal of ordinaal
Staafdiagram:
- Verschil tussen categorieën is belangrijk
- Bij alle meetniveaus mogelijk
Staafdiagram Gestapelde staafdiagram