Verpleegkundige en medische kennis 3.1
Inhoudsopgave
Medische kennis...................................................................................................................................................2
, Verpleegkundige kennis.......................................................................................................................................8
Week 2: bevalling/kraamperiode................................................................................................................. 11
Medische kennis.................................................................................................................................................11
Verpleegkundige kennis.....................................................................................................................................17
Extra!!.................................................................................................................................................................20
Week 3: voortplantingsstelsels/ organisatie JGZ........................................................................................... 20
Medische kennis.................................................................................................................................................20
Verpleegkundige kennis.....................................................................................................................................26
Week 4: gynaecologie/ zuigelingenperiode.................................................................................................. 28
Medische kennis.................................................................................................................................................28
Verpleegkundige kennis.....................................................................................................................................36
Week 5: atopie en dermatologie/ peuterperiode.......................................................................................... 39
Medische kennis.................................................................................................................................................39
Verpleegkundige kennis.....................................................................................................................................46
Week 6: ontwikkeling 4-18 jaar/gezondheidsvaardigheden..........................................................................48
Medische kennis.................................................................................................................................................48
Verpleegkundige kennis.....................................................................................................................................50
Week 7: infectieziekten/ HIV........................................................................................................................ 52
Medische kennis.................................................................................................................................................52
Verpleegkundige kennis.....................................................................................................................................57
Week 1: Zwangerschap/ pre- en perinatale zorg
Medische kennis.
Je kan uitleggen hoe het proces van bevruchting plaatsvindt
De conceptie (bevruchting) komt tot stand wanneer een spermatozoön een eicel
binnendringt. Even daarna worden twee haploïde setjes genetisch materiaal gecombineerd
tot een nieuwe unieke diploïde set. Maar voor het zover is, heeft het spermatozoön nog een
hele weg af te leggen.
,De spermatozoa hebben een levensduur van vier tot zes dagen en moeten gemeten vanaf de
baarmoedermond ongeveer 15cm afleggen. Daar doen ze zo’n 12 tot 24 uur over.
Gemiddeld zal de helft van de spermatozoa in de eileider terecht komen waar zich geen eicel
bevindt.
Na de ovulatie is de eicel maximaal twee dagen vruchtbaar. Bevruchting vindt dan ook
meestal boven in de eileider plaats.
De eicel is omgeven door een doorzichtige laag, de zona pellucida, met daaromheen een
laag follikelcellen die de eicel van voedsel (suiker) voorzien. De zwerm spermatozoa dringt
door de laag follikelcellen heen en stort zich op de zona pellucida, die ze met behulp van de
enzymen in hun kopgedeelte proberen op te lossen.
Vrijwel op hetzelfde moment wanneer het een spermatozoa lukt om binnen te dringen
verandert de zona pellucida in een ondoordringbare barrière.
Eenmaal binnengedrongen verliest het spermatozoön zijn staart, middenstuk en hals. Het
kopgedeelte zwelt wat op en de chromosomen worden zichtbaar. De bevruchte eicel is nu
een eencellig embryo, die zygote genoemd wordt. Een nieuw leven is begonnen.
Je kan benoemen hoe in het eerste trimester de vroegste delingen, innesteling en
placentatie plaatsvinden
Ongeveer 24 uur na de bevruchting ondergaat de zygote de eerste mitose. Hierbij ontstaan
twee cellen, die elk half zo groot zijn als de moedercel. De dochtercellen blijven zo klein
doordat er na de kerndeling geen cytoplasmagroei plaatsvindt. Mitose zonder plasmagroei
wordt klievingsdeling genoemd.
Na ongeveer 40 uur delen twee cellen weer en ontstaan er vier, elk weer half zo kleine,
cellen. Na nog twee klievingsdelingen is er een massief bolletje van 16 cellen ontstaan.
Dit embryonale stadium wordt aangeduid met morula. Het embryo is nog steeds omgeven
door de zona pellucida en is ondertussen vanuit de eileider in de buurt van de uterus
aangeland.
Omstreeks de tijd dat de morula het lumen van de uterus bereikt, begint de zona pellucida
dunner te worden. Hierdoor dringt ervan buitenaf vocht tussen de cellen naar binnen. De
intercellulaire ruimtes van de morula gaan vervolgens in elkaar over en er ontstaat een
centrale holte. Het vier tot vijf dagen oude embryo is nu een met vocht gevuld blaasje, de
zogeheten blastocyste.
Het embryo is zo ver dat nidatie (innesteling) in het endometrium kan plaatsvinden. Dit
gebeurt ongeveer zes dagen na de bevruchting. De trofoblast maakt contact met het
endometrium en na nog enkele dagen wordt de blastocyste er volledig in opgenomen.
Ondertussen vinden er voortdurend celdelingen plaats en wordt het embryo groter. Op
ongeveer de achtste dag, wanneer de blastocyste al gedeeltelijk in het endometrium is
ingezonken, beginnen de embryoblast en trofoblast zich ieder op een specifieke manier te
ontwikkelen.
Je kan benoemen wat de ontwikkelingskenmerken van de foetus zijn in het tweede en
derde trimesters in de zwangerschap
Tweede trimester
De foetus groeit hard en begint steeds meer op een mensje te lijken. Alle organen beginnen
te werken en de zintuigen van je kindje worden steeds scherper. Vanaf ongeveer 16 weken
kan je zien of je een jongen of een meisje krijgt.
, De kans op een miskraam is veel kleiner geworden, en er is aan het begin van dit trimester
een zwangerschapsbuikje te zien.
Derde trimester
De baby is vooral druk bezig met groeien, er wordt een vetlaag gebouwd en de organen
rijpen verder uit. De longen bereiden zich voor op een leven buiten de baarmoeder. Meestal
ligt de baby in de achterhoofdligging, dit is gelijk de perfecte houding voor de bevalling.
Je kan beschrijven welke prenatale zorg wordt geboden door verloskundigen aan
zwangere vrouwen in Nederland. Inclusief de verschillende vormen van prenatale
screening
Vormen van prenatale screening:
Bloedonderzoek al in het begin van de zwangerschap kan bloedonderzoek worden
gedaan naar antistoffen, resusfactoren en infectieziekten waaronder syfilis, hepatitis B, of
hiv.
Niet-Invasieve Prenatale Test (NIPT) na bloedafname wordt het DNA in het laboratorium
onderzocht. Iedere zwangere vrouw mag een NIPT of combinatietest doen. De uitslag van de
NIPT is nauwkeuriger dan die van de combinatietest.
De twintigwekenecho dit is het structureel echoscopisch onderzoek waarmee aangeboren
afwijkingen kunnen worden opgemerkt, zoals een open rug of open schedel, een
waterhoofd, hartafwijkingen, een breuk of gat in het middenrif, een breuk of gat in de
buikwand, afwezigheid of afwijkingen van de nieren en botten, afwijkingen van de armen of
benen. Verder wordt er gekeken of het kind goed groeit en of er voldoende vruchtwater is.
Vlokkentest deze wordt gedaan om chromosoomafwijkingen vast te stellen. Het
onderzoek kan zowel vaginaal als abdominaal verricht worden; meestal vindt het vaginaal
plaats. Er wordt transcervicaal een dunne katheter ingebracht tussen de vliezen tot waar de
placenta zich ontwikkelt en dan worden er enkele vlokken verwijderd. Er is een kleine kans
op een miskraam (0,5-1%)
Vruchtwaterpunctie deze test wordt gedaan als er ook onderzoek gedaan moet worden
op neuralebuisdefecten of metabole aandoeningen. Ook hierbij wordt gescreend op
chromosoom- en DNA-afwijkingen. Het risico op een miskraam is 0,3-1%. Je krijgt dit alleen
aangeboden als;
- Uit de prenatale screening blijkt dat er een verhoogd risico is
- De vrouw medicijnen moet gebruiken die schadelijk kunnen zijn
- Aangeboren of erfelijke aandoeningen in de familie voorkomen
- Ouders al eerder een kind met een aangeboren of erfelijke aandoeningen
hebben gekregen
- Als de ouders bloedverwanten zijn, bijvoorbeeld neef en nicht
Je kan per orgaanstelsel herkennen welke veranderingen en kwaaltjes er bij de
zwangere optreden gedurende de zwangerschap.
Circulatiestelsel
Begint zich tegen de derde week uit het mesoderm te ontwikkelen. Totdat de
foetale bloedcirculatie goed functioneert, krijgt de foetus via diffusie zijn zuurstof
en voedingsstoffen.
Spijsverteringsstelsel
Inhoudsopgave
Medische kennis...................................................................................................................................................2
, Verpleegkundige kennis.......................................................................................................................................8
Week 2: bevalling/kraamperiode................................................................................................................. 11
Medische kennis.................................................................................................................................................11
Verpleegkundige kennis.....................................................................................................................................17
Extra!!.................................................................................................................................................................20
Week 3: voortplantingsstelsels/ organisatie JGZ........................................................................................... 20
Medische kennis.................................................................................................................................................20
Verpleegkundige kennis.....................................................................................................................................26
Week 4: gynaecologie/ zuigelingenperiode.................................................................................................. 28
Medische kennis.................................................................................................................................................28
Verpleegkundige kennis.....................................................................................................................................36
Week 5: atopie en dermatologie/ peuterperiode.......................................................................................... 39
Medische kennis.................................................................................................................................................39
Verpleegkundige kennis.....................................................................................................................................46
Week 6: ontwikkeling 4-18 jaar/gezondheidsvaardigheden..........................................................................48
Medische kennis.................................................................................................................................................48
Verpleegkundige kennis.....................................................................................................................................50
Week 7: infectieziekten/ HIV........................................................................................................................ 52
Medische kennis.................................................................................................................................................52
Verpleegkundige kennis.....................................................................................................................................57
Week 1: Zwangerschap/ pre- en perinatale zorg
Medische kennis.
Je kan uitleggen hoe het proces van bevruchting plaatsvindt
De conceptie (bevruchting) komt tot stand wanneer een spermatozoön een eicel
binnendringt. Even daarna worden twee haploïde setjes genetisch materiaal gecombineerd
tot een nieuwe unieke diploïde set. Maar voor het zover is, heeft het spermatozoön nog een
hele weg af te leggen.
,De spermatozoa hebben een levensduur van vier tot zes dagen en moeten gemeten vanaf de
baarmoedermond ongeveer 15cm afleggen. Daar doen ze zo’n 12 tot 24 uur over.
Gemiddeld zal de helft van de spermatozoa in de eileider terecht komen waar zich geen eicel
bevindt.
Na de ovulatie is de eicel maximaal twee dagen vruchtbaar. Bevruchting vindt dan ook
meestal boven in de eileider plaats.
De eicel is omgeven door een doorzichtige laag, de zona pellucida, met daaromheen een
laag follikelcellen die de eicel van voedsel (suiker) voorzien. De zwerm spermatozoa dringt
door de laag follikelcellen heen en stort zich op de zona pellucida, die ze met behulp van de
enzymen in hun kopgedeelte proberen op te lossen.
Vrijwel op hetzelfde moment wanneer het een spermatozoa lukt om binnen te dringen
verandert de zona pellucida in een ondoordringbare barrière.
Eenmaal binnengedrongen verliest het spermatozoön zijn staart, middenstuk en hals. Het
kopgedeelte zwelt wat op en de chromosomen worden zichtbaar. De bevruchte eicel is nu
een eencellig embryo, die zygote genoemd wordt. Een nieuw leven is begonnen.
Je kan benoemen hoe in het eerste trimester de vroegste delingen, innesteling en
placentatie plaatsvinden
Ongeveer 24 uur na de bevruchting ondergaat de zygote de eerste mitose. Hierbij ontstaan
twee cellen, die elk half zo groot zijn als de moedercel. De dochtercellen blijven zo klein
doordat er na de kerndeling geen cytoplasmagroei plaatsvindt. Mitose zonder plasmagroei
wordt klievingsdeling genoemd.
Na ongeveer 40 uur delen twee cellen weer en ontstaan er vier, elk weer half zo kleine,
cellen. Na nog twee klievingsdelingen is er een massief bolletje van 16 cellen ontstaan.
Dit embryonale stadium wordt aangeduid met morula. Het embryo is nog steeds omgeven
door de zona pellucida en is ondertussen vanuit de eileider in de buurt van de uterus
aangeland.
Omstreeks de tijd dat de morula het lumen van de uterus bereikt, begint de zona pellucida
dunner te worden. Hierdoor dringt ervan buitenaf vocht tussen de cellen naar binnen. De
intercellulaire ruimtes van de morula gaan vervolgens in elkaar over en er ontstaat een
centrale holte. Het vier tot vijf dagen oude embryo is nu een met vocht gevuld blaasje, de
zogeheten blastocyste.
Het embryo is zo ver dat nidatie (innesteling) in het endometrium kan plaatsvinden. Dit
gebeurt ongeveer zes dagen na de bevruchting. De trofoblast maakt contact met het
endometrium en na nog enkele dagen wordt de blastocyste er volledig in opgenomen.
Ondertussen vinden er voortdurend celdelingen plaats en wordt het embryo groter. Op
ongeveer de achtste dag, wanneer de blastocyste al gedeeltelijk in het endometrium is
ingezonken, beginnen de embryoblast en trofoblast zich ieder op een specifieke manier te
ontwikkelen.
Je kan benoemen wat de ontwikkelingskenmerken van de foetus zijn in het tweede en
derde trimesters in de zwangerschap
Tweede trimester
De foetus groeit hard en begint steeds meer op een mensje te lijken. Alle organen beginnen
te werken en de zintuigen van je kindje worden steeds scherper. Vanaf ongeveer 16 weken
kan je zien of je een jongen of een meisje krijgt.
, De kans op een miskraam is veel kleiner geworden, en er is aan het begin van dit trimester
een zwangerschapsbuikje te zien.
Derde trimester
De baby is vooral druk bezig met groeien, er wordt een vetlaag gebouwd en de organen
rijpen verder uit. De longen bereiden zich voor op een leven buiten de baarmoeder. Meestal
ligt de baby in de achterhoofdligging, dit is gelijk de perfecte houding voor de bevalling.
Je kan beschrijven welke prenatale zorg wordt geboden door verloskundigen aan
zwangere vrouwen in Nederland. Inclusief de verschillende vormen van prenatale
screening
Vormen van prenatale screening:
Bloedonderzoek al in het begin van de zwangerschap kan bloedonderzoek worden
gedaan naar antistoffen, resusfactoren en infectieziekten waaronder syfilis, hepatitis B, of
hiv.
Niet-Invasieve Prenatale Test (NIPT) na bloedafname wordt het DNA in het laboratorium
onderzocht. Iedere zwangere vrouw mag een NIPT of combinatietest doen. De uitslag van de
NIPT is nauwkeuriger dan die van de combinatietest.
De twintigwekenecho dit is het structureel echoscopisch onderzoek waarmee aangeboren
afwijkingen kunnen worden opgemerkt, zoals een open rug of open schedel, een
waterhoofd, hartafwijkingen, een breuk of gat in het middenrif, een breuk of gat in de
buikwand, afwezigheid of afwijkingen van de nieren en botten, afwijkingen van de armen of
benen. Verder wordt er gekeken of het kind goed groeit en of er voldoende vruchtwater is.
Vlokkentest deze wordt gedaan om chromosoomafwijkingen vast te stellen. Het
onderzoek kan zowel vaginaal als abdominaal verricht worden; meestal vindt het vaginaal
plaats. Er wordt transcervicaal een dunne katheter ingebracht tussen de vliezen tot waar de
placenta zich ontwikkelt en dan worden er enkele vlokken verwijderd. Er is een kleine kans
op een miskraam (0,5-1%)
Vruchtwaterpunctie deze test wordt gedaan als er ook onderzoek gedaan moet worden
op neuralebuisdefecten of metabole aandoeningen. Ook hierbij wordt gescreend op
chromosoom- en DNA-afwijkingen. Het risico op een miskraam is 0,3-1%. Je krijgt dit alleen
aangeboden als;
- Uit de prenatale screening blijkt dat er een verhoogd risico is
- De vrouw medicijnen moet gebruiken die schadelijk kunnen zijn
- Aangeboren of erfelijke aandoeningen in de familie voorkomen
- Ouders al eerder een kind met een aangeboren of erfelijke aandoeningen
hebben gekregen
- Als de ouders bloedverwanten zijn, bijvoorbeeld neef en nicht
Je kan per orgaanstelsel herkennen welke veranderingen en kwaaltjes er bij de
zwangere optreden gedurende de zwangerschap.
Circulatiestelsel
Begint zich tegen de derde week uit het mesoderm te ontwikkelen. Totdat de
foetale bloedcirculatie goed functioneert, krijgt de foetus via diffusie zijn zuurstof
en voedingsstoffen.
Spijsverteringsstelsel