Samenvatting Alles wat je moet weten voor het tentamen omgevingsrecht

Week 1
 Overheid met particulieren, bedrijven en maatschappelijke organisaties
 Omgevingsrecht = het recht dat betrekking heeft op het indelen, wijzigen of veranderen van onze
omgeving

 4 verbeteringsdoelen:
- Vergroten afwegingsruimte (ruimte voor maatwerk)  meer regels voor gemeente alleen
i.p.v. voor heel Nederland. Ze krijgen dus wat meer flexibiliteit.
- Inzicht in wat wel en niet kan  inzichtelijkheid in lokale instrumenten: bundeling van beleid
en regels. Er komt straks één omgevingsloket met alle informatie voor: initiatiefnemers,
belanghebbenden en bevoegd gezag
- Snellere besluitvorming  zorgen dat er minder vaak een omgevingsvergunning nodig is en
als die nodig is kijken of we de procedure kunnen versnellen. één vergunning, één bevoegd
gezag
- Integrale benadering leefomgeving (leefomgeving centraal)  alles gaat samenkomen in een
omgevingsvisie

 Er komt straks een systeem (omgevingsloket) waarin alle wet- en regelgeving van het rijk,
provincie, gemeenten en van het waterschap bij elkaar staat, zodat iedereen op een plek al die
regelgeving kan raadplegen, maar ook op diezelfde plek bijv. een omgevingsvergunning kan
aanvragen (zo kan een initiatiefnemer op basis van alle regels kan achterhalen heb ik een
omgevingsvergunning nodig? Zo ja? Dan kan hij dat daar ook direct aanvragen)

 Bruidsschat = een soort kadootje wat het rijk aan alle gemeenten en waterschappen geeft. In die
bruidsschat staan 600 rijksregels. Dat zijn regels die nu op rijksniveau geregeld worden waarvan
het rijk heeft gezegd; dat doen we in het omgevingsrecht nu nog zo, maar als straks de
omgevingswet komt vinden wij eigenlijk dat gemeentes zelf kunnen bepalen wat ze met die
regels willen doen. Wij hoeven dat niet meer voor heel Nederland op dezelfde manier te regelen,
want het kan best zo zijn dat een regel in gemeente Eindhoven een andere impact heeft dan een
regel in de gemeente Limburg.
(In de bruidsschat staan regels over vergunning vrij bouwen)

Week 2
 De omgevingswet gaat over: (art. 1.2 Ow)
- De fysieke leefomgeving
- Activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving

 Ingrijpen fysieke leefomgeving  oprichten van een gebouw (sportschool), bomen kappen,
infrastructuur aanleggen.

 Vallen niet onder de fysieke leefomgeving en dus ook niet in de omgevingswet:
- Regels ten aanzien van openbare orde en veiligheid vallen niet onder de fysieke
leefomgeving (het zijn over het algemeen ook bevoegdheden van de burgemeester. Op het
moment dat er sprake is van een bevoegdheid van alleen maar de burgemeester, dan
worden die regels niet juridisch vastgelegd in het omgevingsplan omdat ze geen onderdeel
uitmaken van de fysieke leefomgeving en daarmee dus niet thuishoren in het omgevingsplan
want ze vallen niet onder de omgevingswet (art. 2.1 Ob)
- De omgevingswet treedt terug als een onderwerp al uitputtend in een andere wet is geregeld
(bijv. wegenverkeerswet) (art. 1.4 Ow) (als iets een eenrichtingsweg is wordt dat ergens
anders geregeld)

,  Participatie = meedoen in de samenleving via arbeid of dagbesteding, onderwijs, onderlinge hulp,
vrijwilligerswerk, in verenigingen en sociale netwerken.

 Kenmerk van algemene rijksregels: dat zij overal in Nederlands van toepassing zijn, ongeacht of
daar een vergunning plichtige activiteit plaatsvindt.

 Regels over openbare orde vallen niet onder het omgevingsrecht en ook niet als het uitputtend
geregeld is.




 Participatie worden niet geregeld in de omgevingsvergunning