Hoofdstuk 16: GI- mond- maag
Inleiding spijsverteringsstelsel-GI
= Buis die door lichaam loopt
Katabolisme en anabolisme
De spijsverteringsfuncties:
❖ Ingestie
❖ Mechanische verwerking
❖ Vertering
❖ Secretie
❖ Opname
❖ Uitscheiding
Onderdelen van het spijverteringskanaal:
❖ Mondholte
❖ Keel(holte)/pharinx
❖ Slokdarm/oesphagus
❖ Maag/gaster
❖ Dunne darm/intestinum tenue
❖ Dikker darm
❖ Endeldarm/rectum
❖ Anus
Histologische organisatie: 4 lagen
❖ Mucosa:
o Epitheel
o Lamina propria (BW)
❖ Submucosa
o BW, zenuwen, bloedvaten
❖ Muscularis externa met ciculaire en longitudinale spieren
❖ Serose: sereuze membraan dat buikholte aflijnt
o Gaat over in mesenterium (dubbele laag sereus membraan voor stabillisatie van
organen)
Opbouw GI-tractus:
55
,De histologische organisatie van het spijsverteringskanaal:
Verplaatsing van de spijsbrij:
❖ Onwillekeurige regulering van de gladde spieren van de muscularis externa
❖ Twee soorten beweging
o Peristaltiek duwt de spijsbrij door het spijsverteringskanaal
o Segmentatiebewegingen kneden en verkleinen de spijsbrij in de dunne darm
Peristaltiek:
❖ Kringspieren (=circulaire spieren) en lengtespieren (=longitudinale spieren) van de ‘ muscularis
’ zorgen voor peristaltiek.
❖ Peristaltiek zet zich voort in heel het darmkanaal!
Verschil peristaltiek en segmentatie:
56
, De mond: speekselklieren
3 paren speekselklieren:
❖ Glandula sublingualis (ondertong-)
❖ Glandula submandibularis (onderkaak-)
❖ Glandula parotidea (oor-)
Het speeksel
Productie van speeksel:
❖ 1,5 L/dag!
❖ Gebeurt continu maar wordt reflexmatig versterkt – experiment pavlov
Bevat het enzym amylase, bicarbonaat ionen (neutralisatie zuren) en mucus
Ziekte: parotitis of bof (=dikoor)
De slokdarm of oesofagus
Anatomie:
❖ Gespierde buis met een lengte van ongeveer 25 cm
❖ Bekleed met gelaagd plaveiselepitheel
❖ Ligt achter de luchtpijp (trachea)
❖ Gaat door het middenrif (=diafragma)
❖ Heeft een bovenste en een onderste slokdarmkringspier (sfincter)
o Kringspier: een ringvormige spier die een gespierde buis kan dichtknijpen
De maag of gaster
Functie van de maag:
❖ Tijdelijke opslag voedsel
❖ Mechanische afbraak van voedsel
❖ Vertering door enzymen en zuur (HCl)
❖ Productie intrinsieke factor (voor opname B, half vloeibaar mengsel dat ontstaat = chymus)
Delen van de maag:
❖ Cardia met cardiale sfincter
o Dichts bij het hart
❖ Fundus
o Uitpuilende deel bovenaan
❖ Corpus
o De bocht van J
❖ Pylorus
o Pylorussfincter bewaakt de uitgang
Overzicht maag:
57
Inleiding spijsverteringsstelsel-GI
= Buis die door lichaam loopt
Katabolisme en anabolisme
De spijsverteringsfuncties:
❖ Ingestie
❖ Mechanische verwerking
❖ Vertering
❖ Secretie
❖ Opname
❖ Uitscheiding
Onderdelen van het spijverteringskanaal:
❖ Mondholte
❖ Keel(holte)/pharinx
❖ Slokdarm/oesphagus
❖ Maag/gaster
❖ Dunne darm/intestinum tenue
❖ Dikker darm
❖ Endeldarm/rectum
❖ Anus
Histologische organisatie: 4 lagen
❖ Mucosa:
o Epitheel
o Lamina propria (BW)
❖ Submucosa
o BW, zenuwen, bloedvaten
❖ Muscularis externa met ciculaire en longitudinale spieren
❖ Serose: sereuze membraan dat buikholte aflijnt
o Gaat over in mesenterium (dubbele laag sereus membraan voor stabillisatie van
organen)
Opbouw GI-tractus:
55
,De histologische organisatie van het spijsverteringskanaal:
Verplaatsing van de spijsbrij:
❖ Onwillekeurige regulering van de gladde spieren van de muscularis externa
❖ Twee soorten beweging
o Peristaltiek duwt de spijsbrij door het spijsverteringskanaal
o Segmentatiebewegingen kneden en verkleinen de spijsbrij in de dunne darm
Peristaltiek:
❖ Kringspieren (=circulaire spieren) en lengtespieren (=longitudinale spieren) van de ‘ muscularis
’ zorgen voor peristaltiek.
❖ Peristaltiek zet zich voort in heel het darmkanaal!
Verschil peristaltiek en segmentatie:
56
, De mond: speekselklieren
3 paren speekselklieren:
❖ Glandula sublingualis (ondertong-)
❖ Glandula submandibularis (onderkaak-)
❖ Glandula parotidea (oor-)
Het speeksel
Productie van speeksel:
❖ 1,5 L/dag!
❖ Gebeurt continu maar wordt reflexmatig versterkt – experiment pavlov
Bevat het enzym amylase, bicarbonaat ionen (neutralisatie zuren) en mucus
Ziekte: parotitis of bof (=dikoor)
De slokdarm of oesofagus
Anatomie:
❖ Gespierde buis met een lengte van ongeveer 25 cm
❖ Bekleed met gelaagd plaveiselepitheel
❖ Ligt achter de luchtpijp (trachea)
❖ Gaat door het middenrif (=diafragma)
❖ Heeft een bovenste en een onderste slokdarmkringspier (sfincter)
o Kringspier: een ringvormige spier die een gespierde buis kan dichtknijpen
De maag of gaster
Functie van de maag:
❖ Tijdelijke opslag voedsel
❖ Mechanische afbraak van voedsel
❖ Vertering door enzymen en zuur (HCl)
❖ Productie intrinsieke factor (voor opname B, half vloeibaar mengsel dat ontstaat = chymus)
Delen van de maag:
❖ Cardia met cardiale sfincter
o Dichts bij het hart
❖ Fundus
o Uitpuilende deel bovenaan
❖ Corpus
o De bocht van J
❖ Pylorus
o Pylorussfincter bewaakt de uitgang
Overzicht maag:
57