Opgave 1.
Bij een intelligentiemeting middels IQ-scores (op interval meetniveau)
deelt men
de IQ-scores in vier klassen: 61-90, 91-100, 101-110 en 110-140.
Men kent aan deze klassen respectievelijk de codes 1,2,3 en 4 toe.
Op (maximaal) welk niveau meet men de intelligentie met deze codes?
a. Nominaal.
b. Ordinaal.
c. Interval.
d. Ratio.
Opgave 2.
Gegeven de volgende datamatrix:
Variabele
1. 2. 3. 4.
Persoon 1: 2 0 0 0
2: 0 2 1 1
3: 2 2 2 2
4: 2 1 1 1
5: 0 1 0 0
6: 1 0 0 0
7: 1 1 1 2
8: 0 1 2 2
9: 0 0 1 1
10: 1 1 1 1
De frequentieverdeling van variabele 4 wordt correct weergegeven door:
a. Score: 0 1 2
Freq: 3 5 2
b. Score: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Freq: 0 1 2 1 0 0 2 2 1 1
c. Score: 1 2 3 4
Freq: 2 1 1 1
d. Geen van de antwoorden is correct.
Opgave 3.
Een steekproef levert de volgende gegevens over politieke voorkeur op:
Code frequentie
Groenlinks 1 20
PVDA/D66 2 24
CDA 3 16
VVD 4 11
Anders 5 9
3a. 3b.
De modus is: De mediaan is:
a. Kan niet worden bepaald a. 2
b. 24 b. 3
c. 16 c. 16
d. 2 d. Zinloos.