MTS1 Tentamen #3 Vragen & Antwoorden
De normale verdeling is klokvormig en symmetrisch.
μ
Het normale aan de klokvorm is dat de meeste scores in de buurt van het
gemiddelde µ liggen. Er zijn wel afwijkingen van het gemiddelde, en kleine
afwijkingen komen veel voor, maar extreme afwijkingen zijn zeldzaam.
Bijna elke populatie vertoont deze vorm.
Opgave 1.
Leg uit dat de lengte van studenten een normaal patroon heeft.
Opgave 2.
Lengte studenten is normaal verdeeld met µ=1,75 en σ=0,10.
Trek conclusie en maak tekening.
Opgave 3.
Lengte studenten is normaal verdeeld met µ=1,75 en σ=0,10.
Bereken en teken:
a. De kans op een student met lengte tussen 1,65-1,85.
b. De kans op een student met lengte kleiner dan 1,65.
c. De kans op een student met lengte boven de 2,00.
Opgave 4.
X is normaal verdeeld met µ=120 en σ=25
a. Wat is de kans op een score kleiner dan 100.
b. Wat is de kans op een score groter dan 150.
c. Wat is de kans op een score tussen de 110 en 125.
Opgave 5.
Lengte studenten is normaal verdeeld met µ=1,75 en σ=0,10.
Bereken z-score, bereken kans en teken:
a. De kans op een student met lengte tussen 1,65-1,85.
b. De kans op een student met lengte kleiner dan 1,65.
c. De kans op een student met lengte boven de 2,00.
Opgave 6.
Een studente heeft voor de grap een IQ-testje gemaakt.
Haar schaal loopt van 0 tot 10.
Haar IQ-test levert een gemiddelde op van 6 en een σ van 1.
Ze wil haar IQ-test omrekenen naar de algemeen geaccepteerde IQ-schaal met
gemiddelde=100 en σ= 20.
Wat is de nieuwe score van iemand die op haar schaal een 7 haalt.
De normale verdeling is klokvormig en symmetrisch.
μ
Het normale aan de klokvorm is dat de meeste scores in de buurt van het
gemiddelde µ liggen. Er zijn wel afwijkingen van het gemiddelde, en kleine
afwijkingen komen veel voor, maar extreme afwijkingen zijn zeldzaam.
Bijna elke populatie vertoont deze vorm.
Opgave 1.
Leg uit dat de lengte van studenten een normaal patroon heeft.
Opgave 2.
Lengte studenten is normaal verdeeld met µ=1,75 en σ=0,10.
Trek conclusie en maak tekening.
Opgave 3.
Lengte studenten is normaal verdeeld met µ=1,75 en σ=0,10.
Bereken en teken:
a. De kans op een student met lengte tussen 1,65-1,85.
b. De kans op een student met lengte kleiner dan 1,65.
c. De kans op een student met lengte boven de 2,00.
Opgave 4.
X is normaal verdeeld met µ=120 en σ=25
a. Wat is de kans op een score kleiner dan 100.
b. Wat is de kans op een score groter dan 150.
c. Wat is de kans op een score tussen de 110 en 125.
Opgave 5.
Lengte studenten is normaal verdeeld met µ=1,75 en σ=0,10.
Bereken z-score, bereken kans en teken:
a. De kans op een student met lengte tussen 1,65-1,85.
b. De kans op een student met lengte kleiner dan 1,65.
c. De kans op een student met lengte boven de 2,00.
Opgave 6.
Een studente heeft voor de grap een IQ-testje gemaakt.
Haar schaal loopt van 0 tot 10.
Haar IQ-test levert een gemiddelde op van 6 en een σ van 1.
Ze wil haar IQ-test omrekenen naar de algemeen geaccepteerde IQ-schaal met
gemiddelde=100 en σ= 20.
Wat is de nieuwe score van iemand die op haar schaal een 7 haalt.