Begrippenlijst H2: tekst en context
Register Soort van taalgebruik met bepaalde karakteristieken
Organisational discourse Register dat gebruikt wordt in bv. hotels, bedrijven. Genres
waarbinnen dit genre gehanteerd worden zijn: vergadering,
verslag, rekening, flyer
Algemene kenmerken zijn:
Formeel
‘we’
Vakjargon/lexicon
Kijken naar grote D voor inhoud
Situatie Fysieke, temporele of psychologische setting
Participanten Deelnemers (spreker, publiek, toehoorder, geaddresseerde)
Ends Doelen, objectieven en resultaten
Act sequence Vorm en inhoud van de boodschap
Key Toon, manier van spreken bv. ernstig, humoristisch, ironisch
Instrumentalities Formeel of informeel, dialectgebruik, register
Normen Normen voor interactie en interpretatie
Genre Soort tekst
Constellatie toestand
Linguistic context Talige context
Proximal context Omgevingscontext
Ideological context Ideationele context , welke normen en waarden gelden in die
maatschappij
Interpersonal context Interpersoonlijke context. Relatie tussen de personen die
deelnemen aan bv. een hoorcollege
Geographical context Geografische context
Temporal context Context in tijd in ruime zin van woord
Physical world Fysieke wereld (zie Verschueren 3 aspecten van context)
Social world Sociale wereld
Mental world Mentale wereld
Field Vertaalt zich op ideationeel niveau ‘welk soort sociale
interactie?’ bv. via transitiviteit zien
Tenor Vertaalt zich op interpersoonlijk niveau ‘Wie zijn de deelnemers
en hoe verhouden ze zich tot elkaar?’ bv. via vnw
Mode Vertaalt zich op tekstueel niveau welke rol speelt taal in de
interactie?’ bv. conversatie verschilt van monoloog
Omniscient author Alwetende auteur. 2 soorten:
Editorial: extern, expliciet, commentaar, spreekt tot lezer
Neutral : extern, geen commentaar
I-witness Personage vanop zijlijn. Ook andere perspectieven. Verteller is niet
de centrale persoon
I-protagonist Hoofdpersonage centraal. Beperkt perspectief want kan alleen
maar zeggen wat hij/ zij ziet of voelt.
(multiple) selective Verschillende perspectieven. In 3de persoon, wat hij/zij denkt of
omniscience doet
Dramatic mode en camera Enkel observeerbaar gedrag beschrijven
Animator spreker
Author Auteur
principal Verantwoordelijke
Canonical situation Een situatie waarin de author ook de animator en de principal is
Dialogicality in hoeverre staat een tekst open voor andere standpunten
1
Register Soort van taalgebruik met bepaalde karakteristieken
Organisational discourse Register dat gebruikt wordt in bv. hotels, bedrijven. Genres
waarbinnen dit genre gehanteerd worden zijn: vergadering,
verslag, rekening, flyer
Algemene kenmerken zijn:
Formeel
‘we’
Vakjargon/lexicon
Kijken naar grote D voor inhoud
Situatie Fysieke, temporele of psychologische setting
Participanten Deelnemers (spreker, publiek, toehoorder, geaddresseerde)
Ends Doelen, objectieven en resultaten
Act sequence Vorm en inhoud van de boodschap
Key Toon, manier van spreken bv. ernstig, humoristisch, ironisch
Instrumentalities Formeel of informeel, dialectgebruik, register
Normen Normen voor interactie en interpretatie
Genre Soort tekst
Constellatie toestand
Linguistic context Talige context
Proximal context Omgevingscontext
Ideological context Ideationele context , welke normen en waarden gelden in die
maatschappij
Interpersonal context Interpersoonlijke context. Relatie tussen de personen die
deelnemen aan bv. een hoorcollege
Geographical context Geografische context
Temporal context Context in tijd in ruime zin van woord
Physical world Fysieke wereld (zie Verschueren 3 aspecten van context)
Social world Sociale wereld
Mental world Mentale wereld
Field Vertaalt zich op ideationeel niveau ‘welk soort sociale
interactie?’ bv. via transitiviteit zien
Tenor Vertaalt zich op interpersoonlijk niveau ‘Wie zijn de deelnemers
en hoe verhouden ze zich tot elkaar?’ bv. via vnw
Mode Vertaalt zich op tekstueel niveau welke rol speelt taal in de
interactie?’ bv. conversatie verschilt van monoloog
Omniscient author Alwetende auteur. 2 soorten:
Editorial: extern, expliciet, commentaar, spreekt tot lezer
Neutral : extern, geen commentaar
I-witness Personage vanop zijlijn. Ook andere perspectieven. Verteller is niet
de centrale persoon
I-protagonist Hoofdpersonage centraal. Beperkt perspectief want kan alleen
maar zeggen wat hij/ zij ziet of voelt.
(multiple) selective Verschillende perspectieven. In 3de persoon, wat hij/zij denkt of
omniscience doet
Dramatic mode en camera Enkel observeerbaar gedrag beschrijven
Animator spreker
Author Auteur
principal Verantwoordelijke
Canonical situation Een situatie waarin de author ook de animator en de principal is
Dialogicality in hoeverre staat een tekst open voor andere standpunten
1