Hoorcollege 1 Anatomie spijsverteringssysteem
Tractus digestivus = spijsverteringssysteem
Synoniemen vlakken
Frontaal = coronaal.
Transversaal = horizontaal = axiaal.
Sagittaal = para-mediaan.
Aantal belangrijke onderdelen tracti digestivus
1. Mond – mondholte, tong, speekselklieren
2. Keel (pharynx)
3. Slokdarm (esophagus)
4. Stomach – chemical breakdown (vertering begint)
5. Dunne darm
- Twaalfvingerige darm
- Jejunum
- Ileum
6. Dikke darm
- Column
- Appendix
- Endeldarm (rectum)
7. Anale kanaal
Speekselklieren, lever, galblaas en pancreas zijn afgeleiden.
Hoofdfuncties tractus digestivus:
1. Ingestion = inname
2. Mechanical processing = mechanische verwerking (kauwen)
Om je eten te kauwen. Wordt gereed gemaakt in kleine stukjes
3. Digestion = verteren
Vertering is chemical breakdown, in de maag of duodenum. Eten in kleine fragmentjes (eiwitten
knippen tot aminozuren)
4. Secretion = uitscheiden (sappen)
Uitscheiding van stoffen die nodig zijn om processen vooruit te helpen
5. Absorption = opnamen (voedingsstoffen)
Het wordt door epitheel opgenomen, water wordt bijvoorbeeld onttrokken.
6. Excretion = uitscheiden (feces)
Hard en zacht gehemelte (palatum durum)
Mondholte heeft tong maar ook speekselklier en tonsillen en tanden
Niet alle termen hoef je te kennen, alleen die op de lijst staan.
Bij mondholte van beland: speekselklieren. Deze gaan aan als je gaat eten of iets lekkers ziet.
Er zijn 3 paar klieren:
- Parotiden
Zitten voor je oor
- Submandibulair
Onder je onderkaak
- Sublingual
Onder de tong
De ductus parotide loopt over de wang.
, Vanuit de mondholte ga je naar de keel, 3 onderdelen:
- Nasopharynx, achter de neus
- Oropharynx, achter de mond
- Laryngopharynx, achter het strottenhoofd
De laatste 2 ontvangen voedsel. Als het in nasopharynx terecht komt is er iets met het
slikken niet goed gegaan.
Ervoor ligt de trachia, de luchtpijp. Deze moet tijdens het slikken worden afgesloten,
door het strotklepje. De huig sluit de toegang naar de nasopharynx af.
Tijdens slikken komt voedsel via de mond naar binnen en kruist de luchtweg dus deze wordt afgesloten. Alleen
het begin van het slikken kan je aanzetten en de rest gaat automatisch. De tong gaat omhoog en drukt het eten
naar achter, gaat naar pharynx en er zitten spieren in waardoor het naar beeneden wordt gebracht.
1. Voedsel bolus is ingeslikt, de tong is omhoog en bolus verplaatst naar achteren. Zachte gehemelte sluit
toegang naar nasopharyxnx af
2. Strotten hoofd gaat omhoog, epiglotus houdt toegang dicht. Bolus zit in de keel
3. Keel trekt samen, waardoor het naar beneden gaat
4. Peristaltische beweging van slokdarmwand en zwaartekracht gaat bolus naar beneden in de
maag
Reflectoir = automatische processen
Tijdens het slikken heb je enig moment apneu, je ademt niet. Voor bescherming van de luchtpijp.
Peristaltiek = eigenschap van de darmwand en tractus digestivus. In de meest gevallen om de darm zijn
er 2 spierlagen, circulair en longitudinaal (buitenkant). Die 2 samen kunnen peristaltiek veroorzaken
door:
1. Achter de bolus kan spierlaag contraheren
2. De longitudinaal spant ook aan
3. Eten gaat naar voren
Slokdarm
Zenuwen zijn onderdeel van autonome zenuwstelsel, dia je op het plaatje ziet (geel):
- Parasympatisch
Rest + digest, zet darmstelsel aan om te zorgen voor peristaltiek
- Sympathisch
Actie
Sphincter is de sluitspier. Bovenste slokdarm. Sphincter en ook een onderste. Deze zijn belangrijk zodat het niet
ongecontroleerd naar buiten kan of terug gaat, dus controlerende functie.
Tijdens ademhalen wil je dat bovenste slokdarm sphincter dicht zit, anders krijg je lucht
en geuren uit de maag omhoog.
Onderste slokdarm sphincter is belangrijk om te voorkomen dat het zuur terug omhoog
gaat.
Aansluiting van het distale deel van de oesophagus op de maag. Er zit een sphincter
rondom de slokdarm en de hoek die de slokdarm maakt met de maag. Hoek van his. De
maag trekt naar beneden als die gevuld is en dat draagt ook bij aan teruggaan van de
maaginhoud. Anti-reflux mechanismen.
Scherpe overgang te zien tussen plaveisel en cilinder epitheel.
Slokdarm gaat door de opening in het diafragma heen.
Als cellen gaan veranderen van karakter door het zuur
kan dat slokdarm kanker worden. (metaplasie,
dysplasie is blijvend en dat kan voorgangstadium zijn
aan kanker).
- Distale esphagus sluit aan op de cardia
van de maag.
Tractus digestivus = spijsverteringssysteem
Synoniemen vlakken
Frontaal = coronaal.
Transversaal = horizontaal = axiaal.
Sagittaal = para-mediaan.
Aantal belangrijke onderdelen tracti digestivus
1. Mond – mondholte, tong, speekselklieren
2. Keel (pharynx)
3. Slokdarm (esophagus)
4. Stomach – chemical breakdown (vertering begint)
5. Dunne darm
- Twaalfvingerige darm
- Jejunum
- Ileum
6. Dikke darm
- Column
- Appendix
- Endeldarm (rectum)
7. Anale kanaal
Speekselklieren, lever, galblaas en pancreas zijn afgeleiden.
Hoofdfuncties tractus digestivus:
1. Ingestion = inname
2. Mechanical processing = mechanische verwerking (kauwen)
Om je eten te kauwen. Wordt gereed gemaakt in kleine stukjes
3. Digestion = verteren
Vertering is chemical breakdown, in de maag of duodenum. Eten in kleine fragmentjes (eiwitten
knippen tot aminozuren)
4. Secretion = uitscheiden (sappen)
Uitscheiding van stoffen die nodig zijn om processen vooruit te helpen
5. Absorption = opnamen (voedingsstoffen)
Het wordt door epitheel opgenomen, water wordt bijvoorbeeld onttrokken.
6. Excretion = uitscheiden (feces)
Hard en zacht gehemelte (palatum durum)
Mondholte heeft tong maar ook speekselklier en tonsillen en tanden
Niet alle termen hoef je te kennen, alleen die op de lijst staan.
Bij mondholte van beland: speekselklieren. Deze gaan aan als je gaat eten of iets lekkers ziet.
Er zijn 3 paar klieren:
- Parotiden
Zitten voor je oor
- Submandibulair
Onder je onderkaak
- Sublingual
Onder de tong
De ductus parotide loopt over de wang.
, Vanuit de mondholte ga je naar de keel, 3 onderdelen:
- Nasopharynx, achter de neus
- Oropharynx, achter de mond
- Laryngopharynx, achter het strottenhoofd
De laatste 2 ontvangen voedsel. Als het in nasopharynx terecht komt is er iets met het
slikken niet goed gegaan.
Ervoor ligt de trachia, de luchtpijp. Deze moet tijdens het slikken worden afgesloten,
door het strotklepje. De huig sluit de toegang naar de nasopharynx af.
Tijdens slikken komt voedsel via de mond naar binnen en kruist de luchtweg dus deze wordt afgesloten. Alleen
het begin van het slikken kan je aanzetten en de rest gaat automatisch. De tong gaat omhoog en drukt het eten
naar achter, gaat naar pharynx en er zitten spieren in waardoor het naar beeneden wordt gebracht.
1. Voedsel bolus is ingeslikt, de tong is omhoog en bolus verplaatst naar achteren. Zachte gehemelte sluit
toegang naar nasopharyxnx af
2. Strotten hoofd gaat omhoog, epiglotus houdt toegang dicht. Bolus zit in de keel
3. Keel trekt samen, waardoor het naar beneden gaat
4. Peristaltische beweging van slokdarmwand en zwaartekracht gaat bolus naar beneden in de
maag
Reflectoir = automatische processen
Tijdens het slikken heb je enig moment apneu, je ademt niet. Voor bescherming van de luchtpijp.
Peristaltiek = eigenschap van de darmwand en tractus digestivus. In de meest gevallen om de darm zijn
er 2 spierlagen, circulair en longitudinaal (buitenkant). Die 2 samen kunnen peristaltiek veroorzaken
door:
1. Achter de bolus kan spierlaag contraheren
2. De longitudinaal spant ook aan
3. Eten gaat naar voren
Slokdarm
Zenuwen zijn onderdeel van autonome zenuwstelsel, dia je op het plaatje ziet (geel):
- Parasympatisch
Rest + digest, zet darmstelsel aan om te zorgen voor peristaltiek
- Sympathisch
Actie
Sphincter is de sluitspier. Bovenste slokdarm. Sphincter en ook een onderste. Deze zijn belangrijk zodat het niet
ongecontroleerd naar buiten kan of terug gaat, dus controlerende functie.
Tijdens ademhalen wil je dat bovenste slokdarm sphincter dicht zit, anders krijg je lucht
en geuren uit de maag omhoog.
Onderste slokdarm sphincter is belangrijk om te voorkomen dat het zuur terug omhoog
gaat.
Aansluiting van het distale deel van de oesophagus op de maag. Er zit een sphincter
rondom de slokdarm en de hoek die de slokdarm maakt met de maag. Hoek van his. De
maag trekt naar beneden als die gevuld is en dat draagt ook bij aan teruggaan van de
maaginhoud. Anti-reflux mechanismen.
Scherpe overgang te zien tussen plaveisel en cilinder epitheel.
Slokdarm gaat door de opening in het diafragma heen.
Als cellen gaan veranderen van karakter door het zuur
kan dat slokdarm kanker worden. (metaplasie,
dysplasie is blijvend en dat kan voorgangstadium zijn
aan kanker).
- Distale esphagus sluit aan op de cardia
van de maag.