De belangrijkste functies van het beenderstelsel:
Ondersteuning
Opslag: in het beenweefsel zitten calciumzouten en mineralen die tekorten in het
lichaam aan lichaamsstoffen kunnen voorzien. Ook zijn er vetten opgeslagen als
reserve
Vorming van bloedcellen
Bescherming: veel zachte weefsels en organen zijn omgeven door beenderen. De
ribben beschermen de longen en het hart, het schedel beschermt de hersenen
Beweging: veel beenderen fungeren als hefbomen bij het bewegen
Wat vorm betreft zijn er grofweg 4 typen beenderen in het skelet van de mens:
Lange beenderen, deze zijn langer dan breed (beenderen van ledematen:
opperarmbeen)
Korte beenderen, hier zijn de afmetingen gelijk (pols, enkel)
Platte beenderen (ribben, schedel)
Onregelmatige beenderen (wervelkolom)
2 typen beenweefsel:
Compact beenweefsel: bedekt de buitenkant van het botoppervlak, bedoelt voor
zware belasting. botcellen zijn in lagen rond een centraal kanaal gelegen rondom het
centraal kanaal van Havers (lamellen). Hier stromen bloedvaten doorheen die zorgen
voor de aan- en afvoer van osteonen.
Spongieus beenweefsel: de botten van het skelet zijn hol, gedeeltelijk gevuld met
spongieus beenweefsel. Kan minder belasting aan, is ook veel lichter dan compact
weefsel (zodat spieren zich kunnen bewegen). Hier zijn geen osteonen, en vormen
de lamellen geen doorgang maar zijn ze staafjes. Door vertakkingen van deze
staafjes ontstaat een netwerk van botbalkjes. Daar diffunderen voedings- en
afvalstoffen tussen het merg en de botcellen. Ook biedt dit netwerk stevigheid en
bescherming aan de cellen van het rode beenmerg.
In het beenweefsel komen 3 celtypen voor:
1. Osteoblasten: botvorming. Dit is nog geen bot, want het bevat geen mineralen. Deze
laag ongemineraliseerde bot wordt osteoid genoemd. Later voegt een enzym er
mineralen aan toe, waarvoor het daadwerkelijk bot wordt
2. Osteocyten: botombouw. Dit zijn oorspronkelijk osteoblasten die een beetje zijn
achter geraakt. Deze liggen in de botmatrix en bevinden zich later in het verkalkte
bot.
3. Osteoclasten: botafbraak. Deze breken het bot weer af door resorptie.
Ondersteuning
Opslag: in het beenweefsel zitten calciumzouten en mineralen die tekorten in het
lichaam aan lichaamsstoffen kunnen voorzien. Ook zijn er vetten opgeslagen als
reserve
Vorming van bloedcellen
Bescherming: veel zachte weefsels en organen zijn omgeven door beenderen. De
ribben beschermen de longen en het hart, het schedel beschermt de hersenen
Beweging: veel beenderen fungeren als hefbomen bij het bewegen
Wat vorm betreft zijn er grofweg 4 typen beenderen in het skelet van de mens:
Lange beenderen, deze zijn langer dan breed (beenderen van ledematen:
opperarmbeen)
Korte beenderen, hier zijn de afmetingen gelijk (pols, enkel)
Platte beenderen (ribben, schedel)
Onregelmatige beenderen (wervelkolom)
2 typen beenweefsel:
Compact beenweefsel: bedekt de buitenkant van het botoppervlak, bedoelt voor
zware belasting. botcellen zijn in lagen rond een centraal kanaal gelegen rondom het
centraal kanaal van Havers (lamellen). Hier stromen bloedvaten doorheen die zorgen
voor de aan- en afvoer van osteonen.
Spongieus beenweefsel: de botten van het skelet zijn hol, gedeeltelijk gevuld met
spongieus beenweefsel. Kan minder belasting aan, is ook veel lichter dan compact
weefsel (zodat spieren zich kunnen bewegen). Hier zijn geen osteonen, en vormen
de lamellen geen doorgang maar zijn ze staafjes. Door vertakkingen van deze
staafjes ontstaat een netwerk van botbalkjes. Daar diffunderen voedings- en
afvalstoffen tussen het merg en de botcellen. Ook biedt dit netwerk stevigheid en
bescherming aan de cellen van het rode beenmerg.
In het beenweefsel komen 3 celtypen voor:
1. Osteoblasten: botvorming. Dit is nog geen bot, want het bevat geen mineralen. Deze
laag ongemineraliseerde bot wordt osteoid genoemd. Later voegt een enzym er
mineralen aan toe, waarvoor het daadwerkelijk bot wordt
2. Osteocyten: botombouw. Dit zijn oorspronkelijk osteoblasten die een beetje zijn
achter geraakt. Deze liggen in de botmatrix en bevinden zich later in het verkalkte
bot.
3. Osteoclasten: botafbraak. Deze breken het bot weer af door resorptie.