Het beenderenstelsel
• Het beenderstelsel omvat:
– Bot
– Kraakbeen
– Gewrichten
– Banden
– Ander bindweefsel
Functies van het skelet: (handboek)
– Ondersteuning
– Opslag
– Bloedcelproductie
– Bescherming bv. Schedel beschermt hersenen
– Beweging → gewrichten vormen hefbomen, beweging trekt aan spieren
De botstructuur
Bot (Beenweefsel):
– Gespecialiseerde cellen
• 2% van botgewicht
– Sterke matrix
• 2/3 calciumfosfaat (hard)
• 1/3 collageenvezels (buigzaam)
Macroscopische kenmerken van de botten
Algemene vormen van botten:
– Lange botten (bijv. dijbeen)
– Korte botten (bijv. handwortel-beentjes)
– Platte botten (bijv. ribben)
– Onregelmatige botten (bijv. ruggenwervels)
Botvormen
97
,Bouw van een lang been
• Centrale lange schaft of diafyse met aan weerszijden een breder gewrichtsuiteinde of
epifyse.
• Tussen de diafyse en de epifyse komt een overgangszone voor: de metafyse.
– Bij jonge beenstukken komt hier de groeikraakbeenschijf of metafysairschijf voor.
( lengtegroei van bot)
• De diafyse bestaat uit een compact beenweefsel, die naar het midden overgaat in spongieus
been, dat de mergholte omsluit.
• Op de plaatsen waar het beenstuk met andere
• beenstukken articuleert, is het bekleed met
• hyalien kraakbeen of gewrichtskraakbeen.
• Aan de buitenzijde is het bot, behalve op de
• gewrichtsvlakken, bekleed met het beenvlies of
• periosteum/periost. Het heeft meerdere functies :
– voeding (door zijn bloedvaten),
– diktegroei (door aanzetten van nieuw been),
– gevoelsfuncties (pijnreceptoren) en
– herstelfunctie (vorming van callus na fractuur).
Beenmerg
• Bij de volwassenen bestaan er twee soorten beenmerg: rood en geel.
• Rood beenmerg.
– actieve beenmerg dat instaat voor de voortdurende aanmaak van nieuw bloed. Het
komt voor in het reticulaire bindweefsel van:
• de platte beenderen, zoals de ribben en het borstbeen.
• Het borstbeen is door zijn ligging vlak onder de huid, de aangewezen plaats
voor een beenmergpunctie (sternumpuctie).
• de mergholten van de diafysen der lange pijpbeenderen (bij kinderen)
• het spongieus been van de korte pijpbeenderen
• Geel beenmerg.
– Bij het ouder worden: vervetting.
• vooral het merg in de grote mergholten (de diafysen der lange
pijpbeenderen.)
• Door de vervetting krijgt het een geel uitzicht, het gele merg genoemd.
– Het kan terug actief worden bij bloedziekten.
De botsctructuur
Structuur van een lang bot (illustratief)
• Microscopische kenmerken van bot
– Periost
• Buitenste laag uit vezels
• Binnenste laag uit cellen (zorgen voor
aanmaak voedingsstoffen)
– Osteocyten (botcellen)
• In lacunen (holtes) in matrix
• Tussen lamellen van matrix,
• via vertakkingen in canaliculi staan de
osteocyten met elkaar in verbinding
98
, • Structuur van een kenmerkend bot →
• Microscopische kenmerken van bot
– Osteon—Basale functionele eenheid van compact
botweefsel; cilindervormig
• Sterk in de lengteas van het bot
• thv diafysen van lang bot
• Concentrische lagen osteocyten
• Concentrische lagen matrix (lamellen)
• Centraal kanaal (van Havers)
– Tunnel in lengteas voor bloedvaten
• Verbindingskanalen
– Tunnel in breedte voor bloedvaten
• Microscopische kenmerken van spongieus bot
– Geen osteonen
– Lamellen als botbalkjes
• Bogen, twijgen, platen van bot
• Sterk in verscheidene richtingen
• Minder zwaar dan compact bot
• Beschermt rood beenmerg (vormt bloedcellen)
• Cellen in beenweefsel
– Osteocyten
• Rijpe botcellen tussen de lamellen
– Osteoclasten
• Bron van zuur, enzymen voor osteolyse (= opruimen van oud bot)
– Osteoblasten
• Verantwoordelijk voor osteogenese (= aanmaak van nieuw botweefsel)
Evenwicht tussen afbraak en aanmaak
Botvorming en groei
• Behoeften voor een normale botgroei
– Mineralen
• Calcium, fosfaat
– Vitaminen
• Vitamine D3 (zonlicht)
• Vitamine C (eten)
• Vitamine A (eten)
– Hormonen
• Groeihormoon
• Geslachtshormonen, schildklierhormoon, e.a.
Hermodellering/homeostase
• Rol van hermodellering (vervangen) bij de stevigheid:
– hermodellering—Voortdurende afbraak en opnieuw vormen van botweefsel
• 1/5 jaarlijks vervangen bij jongvolwassenen
• Spongieus bot van femur: 2 à 3 x/jaar
– Vormen aangepast aan belasting
– Turn-over van mineralen maakt aanpassing aan nieuwe belasting mogelijk
99
, Belangrijk
Wat niet wordt gebruikt, gaat verloren.
De belasting waaraan botten tijdens lichaams-beweging blootstaan, is noodzakelijk om de
botsterkte en botmassa te handhaven.
bewegen is belangrijke hoeksteen in de preventie van osteoporose (botontkalking)
Osteopenie = verlies van beenweefsel, botafbraak bv bij iemand dat bedlegerig is. Gaat spier
en botweefsel verliezen.
Homeostase en mineraalopslag
(te studeren bij hoofdstuk hormoonstelsel)
– Botten slaan calcium op
• Bevatten 99% van het calcium in het lichaam
• Slaan tot twee kilo calcium op
• Hormonen controleren opslag/afgifte
– PTH
– Calcitonine
– Calcitriol
• Concentratie calcium in bloed wordt constant gehouden
Veroudering van het beenderstelsel
• Osteopenie—(osteoporose → broze botten): Minder verbening dan normaal (mineralen) in
de botten
– Osteopenie begint voor je 40ste
• Vrouwen verliezen 8% per tien jaar
• Mannen verliezen 3% per tien jaar
– Spongieus botweefsel meest aangetast
• Epifysen
• Ruggenwervels
• Kaken
Een overzicht van het skelet
• Botmarkeringen (Selectie): vertellen een verhaal over het bot:
– Tuberositas
– Condylus
– Trochlea
– Facet
– Fossa
– Foramen
– Sinus
• Plaatsen waar tractie uitgeoefend wordt op bot: verdikking: meestal aanhechting spier
• Plaatsen waar druk uitgeoefend wordt: indeuking of sleuf
• Openingen: om een structuur door te laten, bv. Een bloedvat of zenuw
100
• Het beenderstelsel omvat:
– Bot
– Kraakbeen
– Gewrichten
– Banden
– Ander bindweefsel
Functies van het skelet: (handboek)
– Ondersteuning
– Opslag
– Bloedcelproductie
– Bescherming bv. Schedel beschermt hersenen
– Beweging → gewrichten vormen hefbomen, beweging trekt aan spieren
De botstructuur
Bot (Beenweefsel):
– Gespecialiseerde cellen
• 2% van botgewicht
– Sterke matrix
• 2/3 calciumfosfaat (hard)
• 1/3 collageenvezels (buigzaam)
Macroscopische kenmerken van de botten
Algemene vormen van botten:
– Lange botten (bijv. dijbeen)
– Korte botten (bijv. handwortel-beentjes)
– Platte botten (bijv. ribben)
– Onregelmatige botten (bijv. ruggenwervels)
Botvormen
97
,Bouw van een lang been
• Centrale lange schaft of diafyse met aan weerszijden een breder gewrichtsuiteinde of
epifyse.
• Tussen de diafyse en de epifyse komt een overgangszone voor: de metafyse.
– Bij jonge beenstukken komt hier de groeikraakbeenschijf of metafysairschijf voor.
( lengtegroei van bot)
• De diafyse bestaat uit een compact beenweefsel, die naar het midden overgaat in spongieus
been, dat de mergholte omsluit.
• Op de plaatsen waar het beenstuk met andere
• beenstukken articuleert, is het bekleed met
• hyalien kraakbeen of gewrichtskraakbeen.
• Aan de buitenzijde is het bot, behalve op de
• gewrichtsvlakken, bekleed met het beenvlies of
• periosteum/periost. Het heeft meerdere functies :
– voeding (door zijn bloedvaten),
– diktegroei (door aanzetten van nieuw been),
– gevoelsfuncties (pijnreceptoren) en
– herstelfunctie (vorming van callus na fractuur).
Beenmerg
• Bij de volwassenen bestaan er twee soorten beenmerg: rood en geel.
• Rood beenmerg.
– actieve beenmerg dat instaat voor de voortdurende aanmaak van nieuw bloed. Het
komt voor in het reticulaire bindweefsel van:
• de platte beenderen, zoals de ribben en het borstbeen.
• Het borstbeen is door zijn ligging vlak onder de huid, de aangewezen plaats
voor een beenmergpunctie (sternumpuctie).
• de mergholten van de diafysen der lange pijpbeenderen (bij kinderen)
• het spongieus been van de korte pijpbeenderen
• Geel beenmerg.
– Bij het ouder worden: vervetting.
• vooral het merg in de grote mergholten (de diafysen der lange
pijpbeenderen.)
• Door de vervetting krijgt het een geel uitzicht, het gele merg genoemd.
– Het kan terug actief worden bij bloedziekten.
De botsctructuur
Structuur van een lang bot (illustratief)
• Microscopische kenmerken van bot
– Periost
• Buitenste laag uit vezels
• Binnenste laag uit cellen (zorgen voor
aanmaak voedingsstoffen)
– Osteocyten (botcellen)
• In lacunen (holtes) in matrix
• Tussen lamellen van matrix,
• via vertakkingen in canaliculi staan de
osteocyten met elkaar in verbinding
98
, • Structuur van een kenmerkend bot →
• Microscopische kenmerken van bot
– Osteon—Basale functionele eenheid van compact
botweefsel; cilindervormig
• Sterk in de lengteas van het bot
• thv diafysen van lang bot
• Concentrische lagen osteocyten
• Concentrische lagen matrix (lamellen)
• Centraal kanaal (van Havers)
– Tunnel in lengteas voor bloedvaten
• Verbindingskanalen
– Tunnel in breedte voor bloedvaten
• Microscopische kenmerken van spongieus bot
– Geen osteonen
– Lamellen als botbalkjes
• Bogen, twijgen, platen van bot
• Sterk in verscheidene richtingen
• Minder zwaar dan compact bot
• Beschermt rood beenmerg (vormt bloedcellen)
• Cellen in beenweefsel
– Osteocyten
• Rijpe botcellen tussen de lamellen
– Osteoclasten
• Bron van zuur, enzymen voor osteolyse (= opruimen van oud bot)
– Osteoblasten
• Verantwoordelijk voor osteogenese (= aanmaak van nieuw botweefsel)
Evenwicht tussen afbraak en aanmaak
Botvorming en groei
• Behoeften voor een normale botgroei
– Mineralen
• Calcium, fosfaat
– Vitaminen
• Vitamine D3 (zonlicht)
• Vitamine C (eten)
• Vitamine A (eten)
– Hormonen
• Groeihormoon
• Geslachtshormonen, schildklierhormoon, e.a.
Hermodellering/homeostase
• Rol van hermodellering (vervangen) bij de stevigheid:
– hermodellering—Voortdurende afbraak en opnieuw vormen van botweefsel
• 1/5 jaarlijks vervangen bij jongvolwassenen
• Spongieus bot van femur: 2 à 3 x/jaar
– Vormen aangepast aan belasting
– Turn-over van mineralen maakt aanpassing aan nieuwe belasting mogelijk
99
, Belangrijk
Wat niet wordt gebruikt, gaat verloren.
De belasting waaraan botten tijdens lichaams-beweging blootstaan, is noodzakelijk om de
botsterkte en botmassa te handhaven.
bewegen is belangrijke hoeksteen in de preventie van osteoporose (botontkalking)
Osteopenie = verlies van beenweefsel, botafbraak bv bij iemand dat bedlegerig is. Gaat spier
en botweefsel verliezen.
Homeostase en mineraalopslag
(te studeren bij hoofdstuk hormoonstelsel)
– Botten slaan calcium op
• Bevatten 99% van het calcium in het lichaam
• Slaan tot twee kilo calcium op
• Hormonen controleren opslag/afgifte
– PTH
– Calcitonine
– Calcitriol
• Concentratie calcium in bloed wordt constant gehouden
Veroudering van het beenderstelsel
• Osteopenie—(osteoporose → broze botten): Minder verbening dan normaal (mineralen) in
de botten
– Osteopenie begint voor je 40ste
• Vrouwen verliezen 8% per tien jaar
• Mannen verliezen 3% per tien jaar
– Spongieus botweefsel meest aangetast
• Epifysen
• Ruggenwervels
• Kaken
Een overzicht van het skelet
• Botmarkeringen (Selectie): vertellen een verhaal over het bot:
– Tuberositas
– Condylus
– Trochlea
– Facet
– Fossa
– Foramen
– Sinus
• Plaatsen waar tractie uitgeoefend wordt op bot: verdikking: meestal aanhechting spier
• Plaatsen waar druk uitgeoefend wordt: indeuking of sleuf
• Openingen: om een structuur door te laten, bv. Een bloedvat of zenuw
100