Rust
PA5 Sport en Inspanningsfysiologie: Brandstof voor de spieren.
Boek: Hoofdstuk 2: Brandstof
Voedsel voor spieren. (blz. 69 – 86) Sport Activiteit
Metabolisme en bio-energetica
Hormonale sturing
We hebben een aantal systemen in ons lichaam waarvan we de energie vandaan halen. Energiesystemen
die wij in ons lichaam hebben om te bewegen.
Energiebalans
Energiebalans: Energie inname Energie gebruik
Energie inname voedsel
Energie gebruik
- Rust
Rust
- Sport
- Activiteit
Je moet de balans vinden tussen voedsel en energie gebruik (te
Energiebronnen
veel eten en niet bewegen is niet goed voor je) Voedsel Sport Activiteit
Wij halen energie uit onze voedselbronnen.
• Lichaam gebruikt 3 substraten:
Energiebronnen:
– Koolhydraten:
Ons lichaam gebruikt 3 substraten:(bv: glucose, fructose)
• Monosacharide
- Koolhydraten:
• Disachariden (bv: sacharose)
Monosacharide (1) (bijv.
• Polysachariden (bv: glucose, fructose) zetmeel)
glycogeen,
Disachariden (2)(bijv. sacharose)
– Vetten: triglyceride die bestaat uit glycerol
Polysachariden (2+) (bijv. glycogeen, zetmeel)
en vrije vetzuren
- Vetten: triglyceride die bestaat uit glycerol en vrije vetzuren
–- Eiwitten:
Eiwitten: (bouwstenen van het lichaam)
koppeling vankoppeling
aminozurenaminozuren. Energiebronnen
Voornamelijk gebruikt als bouwstenen van het lichaam maar in • Lichaam gebruikt 3 substraten:
het extreemste geval kan het ook gebruikt worden als – Koolhydraten:
• Monosacharide (bv: glucose, fructose)
energiebron valt niet veel energie uit te halen. • Disachariden (bv: sacharose)
• Polysachariden (bv: glycogeen, zetmeel)
Scheikunde: – Vetten: triglyceride die bestaat uit glycerol
en vrije vetzuren
Mol: hoeveelheid stof (eenheidsmaat) – Eiwitten: koppeling van aminozuren
Molecuul: 1 deeltje van een bepaalde stof (kleinste deeltje)
Concentratie: hoeveelheid deeltjes in een vloeistof aanwezig
Lettercombinaties:
- C koolstof
- O zuurstof
- H waterstof
- N stikstof
- H2O water
- CO2 koolstofdioxide
- O
Scheikunde!2 zuurstof
Scheikunde!
Substraten
• mol: komenhoeveelheid
uit: (Koolhydraten, vetten, stof
eiwitten)
Voedsel: • mol: hoeveelheid stof
• molecuul: 1 deeltje van een bepaalde • molecuul: 1stof
deeltje van een bepaalde stof
- Vetten als vetzuren
• concentratie: hoeveelheid deeltjes in een
• concentratie:
- Koolhydraten als glucosehoeveelheid deeltjes in een
vloeistof aanwezig
Voorraad:vloeistof aanwezig • Lettercombinaties om stoffen aan te geven:
- Vetten als triglyceride in vetcellen (opgeslagen
• Lettercombinaties om stoffen vet in het vetweefsel)
aan te geven:
- Koolhydraten in glycogeen in de spieren en de lever C = Koolstof
H O = Water
O = Zuurstof 2
CO2 = Koolstofdioxide
H = Waterstof
O2 = zuurstof
Van voeding/ voorraadC
naar
=energie:
Koolstof N = Stikstof
H 2O = Water
Koolhydraten Oglucose en glycogeen CO
= Zuurstof
H = Waterstof 2 = Koolstofdioxide
Vetten triglyceride en vrije vetzuren. O 2
N = Stikstof
= zuurstof
Eiwitten aminozuren
Wordt samen omgezet naar ‘bruikbare’ energie = ATP.
PA5 Sport en Inspanningsfysiologie: Brandstof voor de spieren.
Boek: Hoofdstuk 2: Brandstof
Voedsel voor spieren. (blz. 69 – 86) Sport Activiteit
Metabolisme en bio-energetica
Hormonale sturing
We hebben een aantal systemen in ons lichaam waarvan we de energie vandaan halen. Energiesystemen
die wij in ons lichaam hebben om te bewegen.
Energiebalans
Energiebalans: Energie inname Energie gebruik
Energie inname voedsel
Energie gebruik
- Rust
Rust
- Sport
- Activiteit
Je moet de balans vinden tussen voedsel en energie gebruik (te
Energiebronnen
veel eten en niet bewegen is niet goed voor je) Voedsel Sport Activiteit
Wij halen energie uit onze voedselbronnen.
• Lichaam gebruikt 3 substraten:
Energiebronnen:
– Koolhydraten:
Ons lichaam gebruikt 3 substraten:(bv: glucose, fructose)
• Monosacharide
- Koolhydraten:
• Disachariden (bv: sacharose)
Monosacharide (1) (bijv.
• Polysachariden (bv: glucose, fructose) zetmeel)
glycogeen,
Disachariden (2)(bijv. sacharose)
– Vetten: triglyceride die bestaat uit glycerol
Polysachariden (2+) (bijv. glycogeen, zetmeel)
en vrije vetzuren
- Vetten: triglyceride die bestaat uit glycerol en vrije vetzuren
–- Eiwitten:
Eiwitten: (bouwstenen van het lichaam)
koppeling vankoppeling
aminozurenaminozuren. Energiebronnen
Voornamelijk gebruikt als bouwstenen van het lichaam maar in • Lichaam gebruikt 3 substraten:
het extreemste geval kan het ook gebruikt worden als – Koolhydraten:
• Monosacharide (bv: glucose, fructose)
energiebron valt niet veel energie uit te halen. • Disachariden (bv: sacharose)
• Polysachariden (bv: glycogeen, zetmeel)
Scheikunde: – Vetten: triglyceride die bestaat uit glycerol
en vrije vetzuren
Mol: hoeveelheid stof (eenheidsmaat) – Eiwitten: koppeling van aminozuren
Molecuul: 1 deeltje van een bepaalde stof (kleinste deeltje)
Concentratie: hoeveelheid deeltjes in een vloeistof aanwezig
Lettercombinaties:
- C koolstof
- O zuurstof
- H waterstof
- N stikstof
- H2O water
- CO2 koolstofdioxide
- O
Scheikunde!2 zuurstof
Scheikunde!
Substraten
• mol: komenhoeveelheid
uit: (Koolhydraten, vetten, stof
eiwitten)
Voedsel: • mol: hoeveelheid stof
• molecuul: 1 deeltje van een bepaalde • molecuul: 1stof
deeltje van een bepaalde stof
- Vetten als vetzuren
• concentratie: hoeveelheid deeltjes in een
• concentratie:
- Koolhydraten als glucosehoeveelheid deeltjes in een
vloeistof aanwezig
Voorraad:vloeistof aanwezig • Lettercombinaties om stoffen aan te geven:
- Vetten als triglyceride in vetcellen (opgeslagen
• Lettercombinaties om stoffen vet in het vetweefsel)
aan te geven:
- Koolhydraten in glycogeen in de spieren en de lever C = Koolstof
H O = Water
O = Zuurstof 2
CO2 = Koolstofdioxide
H = Waterstof
O2 = zuurstof
Van voeding/ voorraadC
naar
=energie:
Koolstof N = Stikstof
H 2O = Water
Koolhydraten Oglucose en glycogeen CO
= Zuurstof
H = Waterstof 2 = Koolstofdioxide
Vetten triglyceride en vrije vetzuren. O 2
N = Stikstof
= zuurstof
Eiwitten aminozuren
Wordt samen omgezet naar ‘bruikbare’ energie = ATP.