Anatomie en fysiologie hoofdstuk 2
2. Cytologie en histologie
2.1 cytologie
2.1.1 Wat is een cel?
o Celtheorie zegt het volgende over cellen:
- Cellen zijn de kleinste zelfstandig werkende bouwstenen en
stofwisselingseenheden
- Alles wat leeft bestaat uit één of meerdere cellen niet alleen het
menselijk lichaam, ook dieren, planten en schimmels
- Er wordt geschat dat het menselijk lichaam uit 10 tot de 13 cellen
bestaat
- Elke cel ontstaat uit een deling van een eerder bestaande cel
- Micro- organismen zijn doorgaans wezens die bestaan uit een cel
Zie en leer afbeelding in boek p. 41
2.1.2 Bouw van de cel
o Elke menselijke cel bestaat uit
- celmembraan of plasmamembraan
- cytoplasma
cytosol vloeibaar deel
organellen vast deel
- celkern
Zie kader in het boek p. 42
2.1.3 Plasmamembraan
o Jasje van de cel
o Afscheiding tussen intracellulair en extracellulair milieu
o Fosfolipiden
- polaire kop
- apolaire kop
o Semipermeabel (half doorlaatbaar)
Zie afbeelding in het boek p. 42
o Samenschikken apolaire staarten naar elkaar toe en de polaire koppen
naar buiten = fosfolipide dubbellaag
o Sommige moleculen kunnen het celmembraan passeren
- hangt af van hun chemische structuur
- er bestaat een vuistregel:
apolaire moleculen: gassen en vetten en water gaan erdoorheen
grote polaire moleculen en ionen gaan er niet doorheen
daarom moet de samenstelling van het cytosol constant blijven
o Het celmembraan bestaat niet enkel uit fosfolipiden
- er zijn ook nog membraaneiwitten transporteiwitten receptoren
Transporteiwitten
o Ingebed in plasmamembraan
o Verplaatsen specifieke moleculen
o Sommige verbruiken ATP, anderen niet
o Bekendste vb: natrium-kaliumpomp
, Zie afbeelding in boek p. 43
Receptoren
o Ingebed in plasmamembraan
o Specifieke structuur
o Binden met liganden (vaak een hormoon)
o Ook hier geldt het sleutel-en-slot-principe
o Receptor-ligand-complex activeert een waterval van reacties
Zie afbeelding in boek p. 44
Ionkanalen
o Ingebed in plasmamembraan
o Specifieke structuur
o Laten ionen en andere stoffen door
o Ook hier geldt het sleutel-en-slot-principe
o Ze komen ook aan bod in het zenuw weefsel
o Sommige werken alleen als co-transport
o Praktisch vb: blokkade van een ion kanaal bij een lokale verdoving
2.1.4 Celkern (grootste)
o Nucleoli
o Nucleoplasma
o Erfelijk materiaal (code voor eiwitten)
- chromatinedraden
- gecondenseerd chromosomen
2.1.5 Cytoplasma
Cytoplasma
o Sterk georganiseerde cel inhoud buiten de organellen
o Intracellulaire vocht
o Cel skelet
- Om de celdeling in goede banen te leiden
- Om cel beweging mogelijk te maken (fagocytose)
- Om de organellen op hun plaats te houden
Endoplasmatisch reticulum (ER)
o Netwerk van membranen
o Verboden met de membraan rond de celkern
o Glad ER heeft geen ribosomen
o Ruw ER heeft wel ribosomen
o Eerste afwerking van de eiwitten, door het correct opvouwen ervan
- als hier iets misgaat kunnen eiwitten neerslaan in de cel en deze
beschadigen
Ribosomen
o Celorganel dat belangrijke rol speelt in eiwitsynthese
o Het “leest” de boodschapper-RNA (kopie van het DNA) uit de kern af en
vertaalt de volgorde van de basen naar een aminozuur volgorde
o Het ribosoom maakt meteen een het eiwit aan
o Bij een fout in het DNA ontstaat ook een fout in het eiwit met soms catastrofale
gevolgen
bv: mucoviscidose, bloederziekten, spierdystrofie, …
2. Cytologie en histologie
2.1 cytologie
2.1.1 Wat is een cel?
o Celtheorie zegt het volgende over cellen:
- Cellen zijn de kleinste zelfstandig werkende bouwstenen en
stofwisselingseenheden
- Alles wat leeft bestaat uit één of meerdere cellen niet alleen het
menselijk lichaam, ook dieren, planten en schimmels
- Er wordt geschat dat het menselijk lichaam uit 10 tot de 13 cellen
bestaat
- Elke cel ontstaat uit een deling van een eerder bestaande cel
- Micro- organismen zijn doorgaans wezens die bestaan uit een cel
Zie en leer afbeelding in boek p. 41
2.1.2 Bouw van de cel
o Elke menselijke cel bestaat uit
- celmembraan of plasmamembraan
- cytoplasma
cytosol vloeibaar deel
organellen vast deel
- celkern
Zie kader in het boek p. 42
2.1.3 Plasmamembraan
o Jasje van de cel
o Afscheiding tussen intracellulair en extracellulair milieu
o Fosfolipiden
- polaire kop
- apolaire kop
o Semipermeabel (half doorlaatbaar)
Zie afbeelding in het boek p. 42
o Samenschikken apolaire staarten naar elkaar toe en de polaire koppen
naar buiten = fosfolipide dubbellaag
o Sommige moleculen kunnen het celmembraan passeren
- hangt af van hun chemische structuur
- er bestaat een vuistregel:
apolaire moleculen: gassen en vetten en water gaan erdoorheen
grote polaire moleculen en ionen gaan er niet doorheen
daarom moet de samenstelling van het cytosol constant blijven
o Het celmembraan bestaat niet enkel uit fosfolipiden
- er zijn ook nog membraaneiwitten transporteiwitten receptoren
Transporteiwitten
o Ingebed in plasmamembraan
o Verplaatsen specifieke moleculen
o Sommige verbruiken ATP, anderen niet
o Bekendste vb: natrium-kaliumpomp
, Zie afbeelding in boek p. 43
Receptoren
o Ingebed in plasmamembraan
o Specifieke structuur
o Binden met liganden (vaak een hormoon)
o Ook hier geldt het sleutel-en-slot-principe
o Receptor-ligand-complex activeert een waterval van reacties
Zie afbeelding in boek p. 44
Ionkanalen
o Ingebed in plasmamembraan
o Specifieke structuur
o Laten ionen en andere stoffen door
o Ook hier geldt het sleutel-en-slot-principe
o Ze komen ook aan bod in het zenuw weefsel
o Sommige werken alleen als co-transport
o Praktisch vb: blokkade van een ion kanaal bij een lokale verdoving
2.1.4 Celkern (grootste)
o Nucleoli
o Nucleoplasma
o Erfelijk materiaal (code voor eiwitten)
- chromatinedraden
- gecondenseerd chromosomen
2.1.5 Cytoplasma
Cytoplasma
o Sterk georganiseerde cel inhoud buiten de organellen
o Intracellulaire vocht
o Cel skelet
- Om de celdeling in goede banen te leiden
- Om cel beweging mogelijk te maken (fagocytose)
- Om de organellen op hun plaats te houden
Endoplasmatisch reticulum (ER)
o Netwerk van membranen
o Verboden met de membraan rond de celkern
o Glad ER heeft geen ribosomen
o Ruw ER heeft wel ribosomen
o Eerste afwerking van de eiwitten, door het correct opvouwen ervan
- als hier iets misgaat kunnen eiwitten neerslaan in de cel en deze
beschadigen
Ribosomen
o Celorganel dat belangrijke rol speelt in eiwitsynthese
o Het “leest” de boodschapper-RNA (kopie van het DNA) uit de kern af en
vertaalt de volgorde van de basen naar een aminozuur volgorde
o Het ribosoom maakt meteen een het eiwit aan
o Bij een fout in het DNA ontstaat ook een fout in het eiwit met soms catastrofale
gevolgen
bv: mucoviscidose, bloederziekten, spierdystrofie, …