H1 - Weer en Klimaat in Nederland
1.1 Wisselvalligheid in Nederland
Het weerbericht
- Bij het KMNI (Koninklijk Nederlands Meteorologisch
Instituut) maken weerkundigen in Nederland (in De
Bilt) de weervoorspellingen.
- Vroeger werd er naar veranderingen in de lucht
gekeken. Maar in het heden wordt er gebruik
gemaakt van meetapparatuur, zoals
weerballonnen, computers en satellieten. Hier
worden dan weerkaarten voor gemaakt waarop de
weerselementen en luchtdruk staan.
Het weer
- Het weer is de toestand van de dampkring op een bepaald moment, op een bepaalde
plaats. Deze veranderd voortdurend. Dampkring = luchtlaag rond de aarde.
- Nederland heeft wisselvallig weer.
- Er zijn vier weerselementen:
Temperatuur
Neerslag
Luchtdruk
Wind (incl. bewolking)
Temperatuur:
- Hoe warm of koud is de lucht in de dampkring.
Verwarming: de zon verwarmt het aardoppervlak. Het
aardoppervlak kaatst de warmte terug en verwarmt de
lucht van de dampkring van onderaf. Dit gebeurt dus
indirect.
- De temperatuur meet je met een thermometer. Deze
moet op ongeveer anderhalve meter boven de grond in
de schaduw hangen. In Europa wordt Celsius gebruikt.
Neerslag:
- In de lucht zit waterdamp en kleine waterdruppeltjes. Deze ontstaan tegen
stofwolkjes in de lucht en zijn zo licht dat zij niet vallen. Wanneer de waterdamp zijn
maximum bereikt, is de lucht verzadigd. Warmere lucht kan meer waterdamp
bevatten dan koudere lucht. Als de lucht afkoelt, ontstaan er wolken waaruit
neerslag kan vallen. In de wolken botsen de waterdruppels tegen elkaar aan en zij
, bleven aan elkaar kleven. Als ze vervolgens te zwaar worden vallen ze door de
zwaartekracht.
- De hoeveelheid neerslag kan je meten met een regenmeter. Als je kijkt naar de
luchtvochtigheid, weet je hoeveel water er in de lucht
zit.
- Dauw = druppeltjes die ontstaan op afgekoelde
voorwerpen.
- Neerslagverdeling = waar valt de neerslag.
- Neerslagintensiteit = de hoeveelheid neer slag die
valt.
- Piekafvoer = als de neerslag in grote hoeveelheid naar
beneden komt, krijgt de bodem niet de kans om het
vocht op te nemen. De neerslag zal dan bovengronds
afstromen naar de rivieren.
Wind:
- Wind is de lucht die beweegt. Dit gebeurt continu. De wind stroomt van gebieden
met veel lucht naar gebieden met weinig lucht. De lucht heeft gewicht en druk op
aarde. Dit heet de luchtdruk.
- Hoe groter het verschil in luchtdruk, hoe
sneller de lucht stroomt. De schaal van
Beaufort geeft deze snelheid aan.
- De windkracht houdt in hoe sterk de
lucht is. Bij 0 is het windstil en bij 12
heeft de lucht orkaankracht. De snelheid
van de wind wordt gemeten in m/s.
- De windrichting is de richting waarop de
wind waait. In Nederland komt de wind voornamelijk uit het zuidwesten. De
windrichting wordt aangegeven met een windroos.
- De bewolkingsgraad geeft aan welk percentage van de lucht bedekt is met wolken.
De zon straalt uv-straling uit. Bij lage bewolking bereikt er meer uv het aardoppervlak. Je
hebt ook de uv-index. Dit is de straling die uit de zon komt. De verwachte hoeveelheid uv-
straling wordt uitgedrukt in zonkracht.
1.1 Wisselvalligheid in Nederland
Het weerbericht
- Bij het KMNI (Koninklijk Nederlands Meteorologisch
Instituut) maken weerkundigen in Nederland (in De
Bilt) de weervoorspellingen.
- Vroeger werd er naar veranderingen in de lucht
gekeken. Maar in het heden wordt er gebruik
gemaakt van meetapparatuur, zoals
weerballonnen, computers en satellieten. Hier
worden dan weerkaarten voor gemaakt waarop de
weerselementen en luchtdruk staan.
Het weer
- Het weer is de toestand van de dampkring op een bepaald moment, op een bepaalde
plaats. Deze veranderd voortdurend. Dampkring = luchtlaag rond de aarde.
- Nederland heeft wisselvallig weer.
- Er zijn vier weerselementen:
Temperatuur
Neerslag
Luchtdruk
Wind (incl. bewolking)
Temperatuur:
- Hoe warm of koud is de lucht in de dampkring.
Verwarming: de zon verwarmt het aardoppervlak. Het
aardoppervlak kaatst de warmte terug en verwarmt de
lucht van de dampkring van onderaf. Dit gebeurt dus
indirect.
- De temperatuur meet je met een thermometer. Deze
moet op ongeveer anderhalve meter boven de grond in
de schaduw hangen. In Europa wordt Celsius gebruikt.
Neerslag:
- In de lucht zit waterdamp en kleine waterdruppeltjes. Deze ontstaan tegen
stofwolkjes in de lucht en zijn zo licht dat zij niet vallen. Wanneer de waterdamp zijn
maximum bereikt, is de lucht verzadigd. Warmere lucht kan meer waterdamp
bevatten dan koudere lucht. Als de lucht afkoelt, ontstaan er wolken waaruit
neerslag kan vallen. In de wolken botsen de waterdruppels tegen elkaar aan en zij
, bleven aan elkaar kleven. Als ze vervolgens te zwaar worden vallen ze door de
zwaartekracht.
- De hoeveelheid neerslag kan je meten met een regenmeter. Als je kijkt naar de
luchtvochtigheid, weet je hoeveel water er in de lucht
zit.
- Dauw = druppeltjes die ontstaan op afgekoelde
voorwerpen.
- Neerslagverdeling = waar valt de neerslag.
- Neerslagintensiteit = de hoeveelheid neer slag die
valt.
- Piekafvoer = als de neerslag in grote hoeveelheid naar
beneden komt, krijgt de bodem niet de kans om het
vocht op te nemen. De neerslag zal dan bovengronds
afstromen naar de rivieren.
Wind:
- Wind is de lucht die beweegt. Dit gebeurt continu. De wind stroomt van gebieden
met veel lucht naar gebieden met weinig lucht. De lucht heeft gewicht en druk op
aarde. Dit heet de luchtdruk.
- Hoe groter het verschil in luchtdruk, hoe
sneller de lucht stroomt. De schaal van
Beaufort geeft deze snelheid aan.
- De windkracht houdt in hoe sterk de
lucht is. Bij 0 is het windstil en bij 12
heeft de lucht orkaankracht. De snelheid
van de wind wordt gemeten in m/s.
- De windrichting is de richting waarop de
wind waait. In Nederland komt de wind voornamelijk uit het zuidwesten. De
windrichting wordt aangegeven met een windroos.
- De bewolkingsgraad geeft aan welk percentage van de lucht bedekt is met wolken.
De zon straalt uv-straling uit. Bij lage bewolking bereikt er meer uv het aardoppervlak. Je
hebt ook de uv-index. Dit is de straling die uit de zon komt. De verwachte hoeveelheid uv-
straling wordt uitgedrukt in zonkracht.
