Student:
Studentnummer:
Stage: PLP2
Praktijkleerplaats: Martini ziekenhuis Groningen
Afdeling:
Docentbegeleider:
Werkbegeleider:
Opleiding: verpleegkunde Hanzehogeschool Groningen
Periode: 05 sep feb 23
Osiris code: HVVB18MWAG
,Inhoudsopgave
Inleiding........................................................................................................................................................ 2
1. Casuïstiek.................................................................................................................................................. 3
Argumentatie complexiteit..................................................................................................................................3
2. Model van Rosendal................................................................................................................................... 4
2.1 Anamnese.......................................................................................................................................................4
2.1.1 ASE-model...............................................................................................................................................9
2.1.2 Zelfredzaamheid in kaart brengen.......................................................................................................10
2.2 Verpleegkundige diagnoses.........................................................................................................................11
2.2.1 Diagnoses prioriteren...........................................................................................................................13
2.3 Bepalen zorgresultaten................................................................................................................................16
2.4 Indiceren.......................................................................................................................................................17
2.5 Organiseren/uitvoeren.................................................................................................................................20
3. Preventieplan........................................................................................................................................... 21
Doel....................................................................................................................................................................22
Huidige probleem...............................................................................................................................................22
Resultaten..........................................................................................................................................................22
Interventies.........................................................................................................................................................22
Monitoren en evalueren.....................................................................................................................................23
Literatuur.................................................................................................................................................... 23
Bijlage 1: Katz-schaal.................................................................................................................................... 26
Bijlage 2: Zelfredzaamheidsmatrix................................................................................................................ 27
Bijlage 3: Zelfredzaamheidsradar................................................................................................................. 29
Bijlage 4: Draagkracht- en draaglastanalyse.................................................................................................. 30
Bijlage 5: Ecogram........................................................................................................................................ 31
1
,Inleiding
In deze module staat het indiceren van preventieve zorg in een hoog complexe
verpleegsituatie centraal. Binnen de preventieve zorg wordt er onderscheid gemaakt
tussen primaire, secundaire en tertiaire preventie. Primaire preventie richt zich op het
voorkomen van gezondheidsproblemen. Secundaire preventie heeft als doel om
gezondheidsproblemen vroegtijdig te signaleren en te behandelen. Bij tertiaire preventie
gaat het om het voorkomen van ziekteverergering bij mensen die al ziek zijn (Sassen,
2018).
In deze module komen de CanMEDS-rollen van ‘zorgverlener’ en
‘gezondheidsbevorderaar’ naar voren. Als zorgverlener richt de verpleegkundige zich op
versterken van het zelfmanagement van de patiënt en houdt zich bezig met het
indiceren, vaststellen en organiseren van zorg. De verpleegkundige als
gezondheidsbevorderaar houdt zich bezig met het bevorderen van de gezondheid van de
zorgvrager. Hierbij kan gedacht worden aan diverse vormen van preventie. Maar ook het
bevorderen van zelfmanagement. Of het stimuleren van uitbreiding van het netwerk van
de patiënt (Enurse, 2022).
In deze module wordt gewerkt met het model van Rosendal (Rosendal et al., 2019).
Normaal gesproken wordt in ziekenhuizen gebruik gemaakt van Wilkinson. Wilkinson
verdeelt het verpleegkundig proces in vijf fasen. Eerst wordt er een anamnese
afgenomen, op basis daarvan worden diagnosen gesteld, hieruit worden zorgresultaten
bepaald en interventies opgesteld. Daarna wordt er geëvalueerd. Het model van
Rosendal is ook in lijn met het verpleegkundig proces, maar legt de focus op het
bevorderen van zelfmanagement en het behouden van eigen regie. Zelfmanagement en
eigen regie zijn vaardigheden van de patiënt om in het dagelijks leven om te gaan met de
ziekte en zelf oplossingen te vinden voor problemen. Het speelt daarmee dus een
belangrijke rol in de preventieve zorg. Omdat de focus binnen deze module ligt op de
preventieve zorg, wordt er gewerkt aan de hand van de methodiek van Rosendal.
Leeruitkomst 1: De student omschrijft op methodische en verantwoorde wijze de
potentiële patiëntproblemen en verantwoordt deze keuze op basis van recente
wetenschappelijke bronnen en/of klinische expertise en inzichten. In deze module is
doormiddel van een anamnese informatie verzameld. Op basis daarvan zijn er met de
NANDA diagnoses gesteld, welke vervolgens zijn geprioriteerd met behulp van literatuur
en eigen klinisch inzicht.
Leeruitkomst 2: De student beoordeelt op methodische wijze samen met de
zorgvrager, diens naasten en informele netwerk de gezamenlijke draaglast en
draagkracht en verantwoordt in welke fase van zelfmanagement de zorgvrager zich
bevindt en houdt bij het indiceren van de preventieve zorg hier rekening mee. In deze
module is in gesprek met de mantelzorger een analyse gemaakt van de draaglast en
draagkracht, en wordt de zelfredzaamheid in kaart gebracht door verschillende
wetenschappelijk gevalideerde instrumenten. Op basis hiervan is een risicodiagnose
opgesteld.
Leeruitkomst 3: De student verklaart het risicovolle gedrag en de motivatie voor
gedragsverandering met behulp van gangbare modellen en gebruikt deze informatie bij
het indiceren van de preventieve zorg. In deze module wordt doormiddel van het model
van Rosendal inzicht verkregen in de huidige toestand van de patiënt. Hieruit wordt
duidelijk wat het gedrag veroorzaakt. Doormiddel van motiverende gespreksvoering en
de stages of change wordt de motivatie voor gedragsverandering in kaart gebracht.
Leeruitkomst 4: De student prioriteert de preventieve zorg, stelt deze vast en
verantwoordt deze en wijst de zorg toe aan het juiste deskundigheidsniveau waarbij
rekening gehouden wordt met een effectieve verdeling van middelen en dit inzichtelijk
maken aan alle betrokkenen. In deze module is er een preventieplan opgesteld op basis
van een risicodiagnose. Bij de interventies wordt beschreven aan welk discipline dit wordt
toegewezen.
Leeruitkomst 5: De student organiseert de zorg effectief en efficiënt, werkt volgens
standaarden, richtlijnen en protocollen en kan de zorg op transparante wijze monitoren.
De uitwerking van deze module is gebasseerd op het model van Rosendal, een
2
, wetenschappelijk onderbouwde effectieve manier om zorg te indiceren. Met behulp van
de NNN-classificatie worden diagnoses, doelen en interventies gesteld.
1. Casuïstiek
Dhr. X is een 72-jarige man bekend met hypertensie en een gemetastaseerd
prostaatcarcinoom waarvoor behandeld met docetaxel en lokale radiotherapie. Hij werd
op 30-10 opgenomen op de SEH vanwege collaps bij toiletgang. Anamnestisch was er
sprake van een langzaam progressieve verslechtering van de conditie en sinds een paar
dagen melaena. Er werd een gastroscopie verricht waaruit een hoge tractus digestivus
bloeding bleek. Dit werd behandeld met adrenaline, goldprobe en clips. Op de CT-scan
werden longembolieën gezien. Wegens de bloeding kon er geen antistolling worden
gegeven. Daarom werd in overleg met de longgeneeskunde gestart met Fraxiparine. Als
toevalsbevinding was er vrije lucht in de abdomen zichtbaar, passend bij een perforatie,
mogelijk door de verrichte gastroscopie.
Dhr. werd opgenomen op de IC voor hemodynamische bewaking. Hier werd hij gesedeerd
en geïntubeerd voor een tweede gastroscopie, met als doel het plaatsen van een
duodenumsonde en het clippen van de bloeding.
Op 2-11 werd dhr. opgenomen op de MDL waar een maaghevel werd geplaatst. Hij werd
op 6-11 overgenomen door de interne/oncologie in verband met opnieuw melaena en een
HB-daling. Er werd nogmaals een bloedtransfusie gegeven en een gastroscopie verricht.
Hieruit bleken ulceraties in de maag waarvoor opnieuw clipplaatsing. Er werd een
voedingssonde geplaatst voorbij het duodenum. Daarna stabiliseerde het HB en
verdween de melaena.
Op de oncologische afdeling zal worden nagegaan of de bloedingen een gevolg is van de
chemotherapie in combinatie met antistolling gebruik, of dat er een andere oorzaak het
geval is. Daarnaast bleek er nog sprake van perifere oedemen en orthopnoe waarvoor
dhr. behandeld wordt met furosemide. Er is begonnen aan deze module op het moment
dat dhr. een aantal dagen op de interne/oncologie was opgenomen.
Argumentatie complexiteit
Met behulp van het instrument “Complexiteit van praktijksituaties” kan een inschatting
gemaakt worden van de mate van complexiteit. Het instrument kent 17 variabelen
waarop gescoord wordt. Het kan zo zijn dat, ook als slechts 1 variabele “hoog” scoort, de
situatie als geheel als hoog-complex wordt beoordeeld; omgekeerd betekent dat, als
bijvoorbeeld bijna alle variabelen “laag“ en “midden” scoren, de situatie als geheel toch
als hoog-complex kan worden beoordeeld. Een aantal van de variabelen die op deze
casus van toepassing zijn, staan hieronder weergegeven (Werkbegeleidershandleiding
PLP2 en PLP3, 2022):
Gezondheidstoestand en gedrag zijn redelijk voorspelbaar en/of maximaal twee
keer per dag is herziening van de planning van zorg nodig;
De kans op risicovolle situaties is aanwezig;
De gevolgen van de behandeling zijn voor de zorgvrager ingrijpend, mutilerend
en/of belastend;
De motivatie wordt door ambivalentie bv. angst en/of onzekerheid beïnvloed;
3