Literaire teksten – Jaar 1, Blok 1
Literaire teksten week 2, Middeleeuwen
🡪 Extradiëgetisch, heterodiëgetisch
, 🡪Homodiëgetisch, autodiëgetisch
Temporeel
Vertelling achteraf (ultérieure)
Voorspellende vertelling (antérieure)
“Spoedig zou Walewein veel ellende overkomen.”
Gelijktijdige vertelling (simultanée)
Ingelaste vertelling (intercalée)
Nadrukkelijkheid (‘zichtbaarheid’)
Bedekt (covert)
Onbedekt/openlijk (overt)
Betrouwbaarheid
Grenzen tussen feit en fictie
Topoi (in prologen): bloed-zweet-en-tranen (bv. ‘’het heeft me zoveel moeite
gekost’’, bronnen (bv. ‘’ik heb mijn kennis daar vandaan’’), aanroepen van goddelijke
hulp (bv. ‘’lieve Maria, help me alsjeblieft’’), vast vergiffenis voor fouten (bv. ‘’ik ben
ook maar een mens, dus het gaat nooit perfect zijn. Vergeef me alvast als je fouten
tegen komt’’)
, Bloed-zweet-en-tranen (vaak van
wakker gelegen)
Goddelijke hulp
Vergiffenis vragen (daarom bid ik
Hem mij genadig te zijnen mij de
zonden te vergeven die ik bij het
schrijven van dit verhaal zal
begaan, altijd en overal)
Bronnen (soort van, hij zegt dat
hij boeken vertaald zou hebben
als die er waren)
Geschiedenis (=fabel)
Logisch-chronologische weergave van de gebeurtenissen 🡪 reconstructie
Ridderromans: deel van groter kader (geschiedenissen rondom Karel de Grote)
, Verhaal (=sujet)
Selectie en volgorde van gebeurtenissen
Ridderromans: grotendeels chronologisch-successief
Retroversies en anticipaties
🡪performatief: spannend maar overzichtelijk
Verteltijd (hoelang over beschrijven wordt gedaan)
–
vertelde tijd (tijdsperiode die beschreven wordt)
Raffung (versnelling): lange episodes
(huwelijk, hoffeest)
Deckung (dekking): directe rede en gevechten
Dehnung (vertraging): minder vaak
(beschrijvend)
Ironie
Verbaal
Situationeel
Ironische gebeurtenissen 🡪1 twee regels versnelling
e
🡪Daarna op de rem, maar nog
steeds snel
Ruimte: nadrukkelijk gethematiseerd
Topoi: locus amoenis, bos (impliceert chaos, geweld,
duisternis, negativiteit), hof (rust), tuin (een plek waar
geliefden elkaar ontmoeten)
Op niveau van de compositie: queesten (e.g. Arthurhof)
Ruimte is vaak gethematiseerd, voorwaarde voor gebeurtenissen
Literaire teksten week 2, Middeleeuwen
🡪 Extradiëgetisch, heterodiëgetisch
, 🡪Homodiëgetisch, autodiëgetisch
Temporeel
Vertelling achteraf (ultérieure)
Voorspellende vertelling (antérieure)
“Spoedig zou Walewein veel ellende overkomen.”
Gelijktijdige vertelling (simultanée)
Ingelaste vertelling (intercalée)
Nadrukkelijkheid (‘zichtbaarheid’)
Bedekt (covert)
Onbedekt/openlijk (overt)
Betrouwbaarheid
Grenzen tussen feit en fictie
Topoi (in prologen): bloed-zweet-en-tranen (bv. ‘’het heeft me zoveel moeite
gekost’’, bronnen (bv. ‘’ik heb mijn kennis daar vandaan’’), aanroepen van goddelijke
hulp (bv. ‘’lieve Maria, help me alsjeblieft’’), vast vergiffenis voor fouten (bv. ‘’ik ben
ook maar een mens, dus het gaat nooit perfect zijn. Vergeef me alvast als je fouten
tegen komt’’)
, Bloed-zweet-en-tranen (vaak van
wakker gelegen)
Goddelijke hulp
Vergiffenis vragen (daarom bid ik
Hem mij genadig te zijnen mij de
zonden te vergeven die ik bij het
schrijven van dit verhaal zal
begaan, altijd en overal)
Bronnen (soort van, hij zegt dat
hij boeken vertaald zou hebben
als die er waren)
Geschiedenis (=fabel)
Logisch-chronologische weergave van de gebeurtenissen 🡪 reconstructie
Ridderromans: deel van groter kader (geschiedenissen rondom Karel de Grote)
, Verhaal (=sujet)
Selectie en volgorde van gebeurtenissen
Ridderromans: grotendeels chronologisch-successief
Retroversies en anticipaties
🡪performatief: spannend maar overzichtelijk
Verteltijd (hoelang over beschrijven wordt gedaan)
–
vertelde tijd (tijdsperiode die beschreven wordt)
Raffung (versnelling): lange episodes
(huwelijk, hoffeest)
Deckung (dekking): directe rede en gevechten
Dehnung (vertraging): minder vaak
(beschrijvend)
Ironie
Verbaal
Situationeel
Ironische gebeurtenissen 🡪1 twee regels versnelling
e
🡪Daarna op de rem, maar nog
steeds snel
Ruimte: nadrukkelijk gethematiseerd
Topoi: locus amoenis, bos (impliceert chaos, geweld,
duisternis, negativiteit), hof (rust), tuin (een plek waar
geliefden elkaar ontmoeten)
Op niveau van de compositie: queesten (e.g. Arthurhof)
Ruimte is vaak gethematiseerd, voorwaarde voor gebeurtenissen