§1. Het inwendige van de aarde
Geofysici gebruiken een aantal technieken om meer te weten te komen over het inwendige
van de aarde. Voorbeelden van deze meetmethoden zijn:
Zwaartekrachtmetingen/gravimetrie: hieruit is af te leiden wat de dichtheid van
gesteenten in bepaalde aardlagen is. Hoe hoger de zwaartekracht, hoe groter de
massa en hoe hoger de dichtheid is.
Seismologie en seismiek: seismologie is de studie naar trillingen in aarde en
aardbevingen. Bij seismiek wekken onderzoekers zelf trillingen op om een beeld van
de ondergrond te krijgen.
Magnetische metingen/magnetometrie: door afwijkingen aan het magnetische veld in
kaart te brengen, is het mogelijk om gesteenten op te sporen met afwijkende
magnetische eigenschappen.
Elektrische weerstandsmetingen: door een sterke spanningsbron met elektroden in de
grond te zetten en daarna op verschillende plaatsen het spanningsverschil te meten,
kan de opbouw van de bodem in kaart gebracht worden.
Elektromagntische methoden: bepaling of geleidende materialen in de bodem
bevinden, door middel van bijvoorbeeld een metaaldetector.
Met geofysische methoden is een beeld gevormd over het inwendige van de aarde.
Lithosfeer: buitenste vaste laag van
de aarde, het onderste deel hoort bij
de mantel
Asthenosfeer: vloeibare laag, zorgt
voor platentektoniek
Rest mantel: vervormende vaste laag
Buitenkern: vloeibare laag bestaande
uit nikkel en ijzer, door stromingen
wordt een magneetveld opgewekt
Binnenkern: vaste laag door extreme
druk
Convectie is het verschijnsel dat warme gesteenten die zich diep in de mantel bevinden
opstijgen en koudere gesteenten dalen. Deze bewegingen en de uitwisseling van warmte
vormen de motor achter de bewegingen van de platen in de lithosfeer.
Geofysische methoden worden gebruikt bij onderzoek naar aardbevingen, vulkanisme,
bouwprojecten, archeologie en het opsporen van olie en gas, metaalertsen en andere
delfstoffen.