Compromissen: afspraken waarbij alle partijen een beetje moeten toegeven.
Zwevende kiezer: mensen die tot kort voor ze gaan stemmen niet weten welke partij hun stem
krijgt.
Bureaucratie: veel zaken moeten met veel officiële papieren en formulieren geregeld worden.
Referendum: burgers stemmen zelf over een politiek voorstel.
Stemplicht: alle kiezers zijn tijdens verkiezingen verplicht hun stem uit te brengen.
Regionale kandidaatstelling: kandidaten voor de Tweede Kamer komen uit verschillende regio’s
van Nederland.
Kiesdrempel: een percentage van het aantal stemmen dat een partij moet krijgen om in de
volksvertegenwoordiging te komen.
Deregulering: het verminderen van officiële regelingen, wetten en bemoeienissen van de
overheid.
In de Nederlandse democratie zijn twee belangrijke knelpunten:
● De kloof tussen kiezers en politici is (te) groot.
● Het sluiten van compromissen leidt tot onbegrip.
De volgende punten zorgen ook voor minder vertrouwen van burgers in de politiek:
● Politici zijn te gevoelig voor de waan van de dag.
● Mensen hebben minder binding met een politieke partij. Dit leidt tot zwevende kiezers.
● Er zijn steeds meer kleinere partijen.
● Sommige problemen zijn moeilijk op te lossen.
● Er zijn te veel ingewikkelde regels en voorschriften.
Ideeën voor verbeteringen zijn:
● Het houden van een referendum. Het voordeel hiervan is dat kiezers directe invloed hebben
op een
politiek besluit. Daardoor wordt ook het draagvlak groter. Nadelen van een referendum zijn dat
de taken en positie van politici worden aangetast als niet zij, maar de kiezers zelf rechtstreeks
stemmen over belangrijke politieke onderwerpen. Soms zijn onderwerpen ook te ingewikkeld
voor een referendum.
● Het kiesstelsel aanpassen en een meerderheidsstelsel invoeren. Het voordeel is dat de winnaar
van de verkiezingen gaat regeren en geen compromissen hoeft te sluiten. Nadeel is dat grote
groepen kiezers niet vertegenwoordigd zijn.
● Een gekozen burgemeester en minister-president. Andere ideeën zijn:
● Het invoeren van de stemplicht;
● Regionale kandidaatstelling;
● Het invoeren van een kiesdrempel;
● Deregulering.
Zwevende kiezer: mensen die tot kort voor ze gaan stemmen niet weten welke partij hun stem
krijgt.
Bureaucratie: veel zaken moeten met veel officiële papieren en formulieren geregeld worden.
Referendum: burgers stemmen zelf over een politiek voorstel.
Stemplicht: alle kiezers zijn tijdens verkiezingen verplicht hun stem uit te brengen.
Regionale kandidaatstelling: kandidaten voor de Tweede Kamer komen uit verschillende regio’s
van Nederland.
Kiesdrempel: een percentage van het aantal stemmen dat een partij moet krijgen om in de
volksvertegenwoordiging te komen.
Deregulering: het verminderen van officiële regelingen, wetten en bemoeienissen van de
overheid.
In de Nederlandse democratie zijn twee belangrijke knelpunten:
● De kloof tussen kiezers en politici is (te) groot.
● Het sluiten van compromissen leidt tot onbegrip.
De volgende punten zorgen ook voor minder vertrouwen van burgers in de politiek:
● Politici zijn te gevoelig voor de waan van de dag.
● Mensen hebben minder binding met een politieke partij. Dit leidt tot zwevende kiezers.
● Er zijn steeds meer kleinere partijen.
● Sommige problemen zijn moeilijk op te lossen.
● Er zijn te veel ingewikkelde regels en voorschriften.
Ideeën voor verbeteringen zijn:
● Het houden van een referendum. Het voordeel hiervan is dat kiezers directe invloed hebben
op een
politiek besluit. Daardoor wordt ook het draagvlak groter. Nadelen van een referendum zijn dat
de taken en positie van politici worden aangetast als niet zij, maar de kiezers zelf rechtstreeks
stemmen over belangrijke politieke onderwerpen. Soms zijn onderwerpen ook te ingewikkeld
voor een referendum.
● Het kiesstelsel aanpassen en een meerderheidsstelsel invoeren. Het voordeel is dat de winnaar
van de verkiezingen gaat regeren en geen compromissen hoeft te sluiten. Nadeel is dat grote
groepen kiezers niet vertegenwoordigd zijn.
● Een gekozen burgemeester en minister-president. Andere ideeën zijn:
● Het invoeren van de stemplicht;
● Regionale kandidaatstelling;
● Het invoeren van een kiesdrempel;
● Deregulering.
