SAMENVATTING THEORIE OMI II
INTRODUCTIE SPSS
‘The European Social Survey’ = ESS = data voor België
Dummy-variabele = 0-1-variabele
Missings: bij schaalvariabele is ‘missing’ vaak de enige gedefinieerde variabele vb. leeftijd
Beschrijven van gegevens: ‘frequencies’ voor nominale en ordinale variabelen, ‘descriptives’ voor schaalvariabelen
BIVARIATE ANALYSES
CRUCIALE VRAGEN EN ANTWOORDEN
1. Is er een statistisch significant verband/verschil tussen de variabelen? => significantietoetsing
2. Hoe sterk is dit verband? => associatiematen
3. Wat is de aard of richting van het verband? => interpretatie van de resultaten
MEETNIVEAU VAN DE VARIABELEN
Nominaal: categorieën hebben geen specifieke volgorde, random vb. vervoersmiddel: bus, trein, auto, fiets è Indien maar 2
categorieën = dichotome variabele vb. geslacht
Ordinaal: categorieën hebben een specifieke volgorde vb. mening: helemaal oneens, eerder oneens, oneens, neutraal, eens, eerder eens,
helemaal eens
Schaal (interval/ratio): vaste meeteenheid en volgorde, hiermee kan je rekenen vb. leeftijd, temperatuur
Categorische variabelen: nominaal en ordinaal
SIGNIFICANTIETOETSING
Nulhypothese = H0: er is geen betekenisvol/significant verband (variabelen zijn onafhankelijk) OF gemiddeldes zijn gelijk
(parametrisch) OF de kansverdelingen van de populaties zijn gelijk (niet-parametrisch)
Alternatieve hypothese = Ha: er is een betekenisvol/significant verband (variabelen zijn afhankelijk) OF minstens 1 van de
gemiddeldes is verschillend (parametrisch) OF de kansverdelingen van de populaties zijn verschillend
(niet-parametrisch)
Significantieniveau = α = 0,05
o p-waarde < α è H0 verwerpen
o p-waarde > α è H0 aanvaarden
3 soorten toetsen:
I. Chi-kwadraat toets: 2 categorische variabelen
• Belangrijk: check altijd eerst of de ‘expected count’ bij elke variabele > 5 è Zo niet, voeg variabelen samen
II. Correlatie
• Pearson correlatie: 2 schaalvariabelen
• Spearman rangcorrelatie: 1 schaal en 1 ordinale OF 2 ordinale variabele
1
, III. Toetsen en verschiltoetsen: ‘gemiddelde’
• Toetsen: ‘is uitspraak juist of onjuist’
• Verschiltoetsen: variabele die de indeling maakt is een ordinale of nominale variabele
à Kies altijd meest passende analyse! Geen Chi-kwadraat toets al correlatie mogelijk is!
ASSOCIATIEMATEN
Correlatie è Correlatiecoëfficiënt
o Zowel sterkte als richting
• Negatief verband: A stijgt (daalt), dan daalt (stijgt) B
• Positief verband: A stijgt (daalt), dan stijgt (daalt) B
Chi-kwadraat è Cramer’s V
o Waarde tussen 0 (geen samenhang) en 1 (perfecte samenhang)
o Zegt niets over richting! (altijd positief getal) è Kan je wel zelf afleiden a.d.h.v. de kruistabel
TOETSEN EN VERSCHILTOETSEN UITGEBREID
2 opdelingen:
o Soort steekproef
• Onafhankelijke steekproef: 2 of meerdere groepen en 1 variabele
• Afhankelijke steekproef: 1 groep en meerdere variabelen è Gepaarde waarnemingen
o Soort toets (afhankelijk van aard variabele waarvan je gemiddelde wilt bekijken)
• Parametrische test: gemiddelde van schaal variabele waarbij n > 30 OF ordinale variabele geïnterpreteerd als
schaal
• Niet-parametrische test: gemiddelde van ordinale variabele OF schaalvariabele (of ordinale variabele
geïnterpreteerd als schaal) waarbij n < 30
PARAMETRISCHE TEST NIET-PARAMETRISCHE TEST
2 onafhankelijke groepen Unpaired (independent samples) t test Mann-Whitney test
2 afhankelijke (gepaarde) Paired t test Wilcoxon test
waarnemingen
3 of meer onafhankelijke groepen One-way ANOVA (variantie-analyse) Kruskal-Wallis test
3 of meer afhankelijke waarnemingen Repeated measures ANOVA Friedman test
Kenmerken:
o Geen z-toets, enkel t-toetsen: t-verdeling gelijk aan z-verdeling bij grote n
o Eén- (vergelijk met α) en tweezijdige (vergelijk met α/2) p-waarden
2
INTRODUCTIE SPSS
‘The European Social Survey’ = ESS = data voor België
Dummy-variabele = 0-1-variabele
Missings: bij schaalvariabele is ‘missing’ vaak de enige gedefinieerde variabele vb. leeftijd
Beschrijven van gegevens: ‘frequencies’ voor nominale en ordinale variabelen, ‘descriptives’ voor schaalvariabelen
BIVARIATE ANALYSES
CRUCIALE VRAGEN EN ANTWOORDEN
1. Is er een statistisch significant verband/verschil tussen de variabelen? => significantietoetsing
2. Hoe sterk is dit verband? => associatiematen
3. Wat is de aard of richting van het verband? => interpretatie van de resultaten
MEETNIVEAU VAN DE VARIABELEN
Nominaal: categorieën hebben geen specifieke volgorde, random vb. vervoersmiddel: bus, trein, auto, fiets è Indien maar 2
categorieën = dichotome variabele vb. geslacht
Ordinaal: categorieën hebben een specifieke volgorde vb. mening: helemaal oneens, eerder oneens, oneens, neutraal, eens, eerder eens,
helemaal eens
Schaal (interval/ratio): vaste meeteenheid en volgorde, hiermee kan je rekenen vb. leeftijd, temperatuur
Categorische variabelen: nominaal en ordinaal
SIGNIFICANTIETOETSING
Nulhypothese = H0: er is geen betekenisvol/significant verband (variabelen zijn onafhankelijk) OF gemiddeldes zijn gelijk
(parametrisch) OF de kansverdelingen van de populaties zijn gelijk (niet-parametrisch)
Alternatieve hypothese = Ha: er is een betekenisvol/significant verband (variabelen zijn afhankelijk) OF minstens 1 van de
gemiddeldes is verschillend (parametrisch) OF de kansverdelingen van de populaties zijn verschillend
(niet-parametrisch)
Significantieniveau = α = 0,05
o p-waarde < α è H0 verwerpen
o p-waarde > α è H0 aanvaarden
3 soorten toetsen:
I. Chi-kwadraat toets: 2 categorische variabelen
• Belangrijk: check altijd eerst of de ‘expected count’ bij elke variabele > 5 è Zo niet, voeg variabelen samen
II. Correlatie
• Pearson correlatie: 2 schaalvariabelen
• Spearman rangcorrelatie: 1 schaal en 1 ordinale OF 2 ordinale variabele
1
, III. Toetsen en verschiltoetsen: ‘gemiddelde’
• Toetsen: ‘is uitspraak juist of onjuist’
• Verschiltoetsen: variabele die de indeling maakt is een ordinale of nominale variabele
à Kies altijd meest passende analyse! Geen Chi-kwadraat toets al correlatie mogelijk is!
ASSOCIATIEMATEN
Correlatie è Correlatiecoëfficiënt
o Zowel sterkte als richting
• Negatief verband: A stijgt (daalt), dan daalt (stijgt) B
• Positief verband: A stijgt (daalt), dan stijgt (daalt) B
Chi-kwadraat è Cramer’s V
o Waarde tussen 0 (geen samenhang) en 1 (perfecte samenhang)
o Zegt niets over richting! (altijd positief getal) è Kan je wel zelf afleiden a.d.h.v. de kruistabel
TOETSEN EN VERSCHILTOETSEN UITGEBREID
2 opdelingen:
o Soort steekproef
• Onafhankelijke steekproef: 2 of meerdere groepen en 1 variabele
• Afhankelijke steekproef: 1 groep en meerdere variabelen è Gepaarde waarnemingen
o Soort toets (afhankelijk van aard variabele waarvan je gemiddelde wilt bekijken)
• Parametrische test: gemiddelde van schaal variabele waarbij n > 30 OF ordinale variabele geïnterpreteerd als
schaal
• Niet-parametrische test: gemiddelde van ordinale variabele OF schaalvariabele (of ordinale variabele
geïnterpreteerd als schaal) waarbij n < 30
PARAMETRISCHE TEST NIET-PARAMETRISCHE TEST
2 onafhankelijke groepen Unpaired (independent samples) t test Mann-Whitney test
2 afhankelijke (gepaarde) Paired t test Wilcoxon test
waarnemingen
3 of meer onafhankelijke groepen One-way ANOVA (variantie-analyse) Kruskal-Wallis test
3 of meer afhankelijke waarnemingen Repeated measures ANOVA Friedman test
Kenmerken:
o Geen z-toets, enkel t-toetsen: t-verdeling gelijk aan z-verdeling bij grote n
o Eén- (vergelijk met α) en tweezijdige (vergelijk met α/2) p-waarden
2