Medische kennis 1 Hoorcolleges
Week 37
Anatomie en fysiologie
Geneeskundig proces
1. Voorkennis (epideminologie)
2. Anamnese (gesprek)
3. Onderzoek (diagnostiek)
- Lichamelijk onderzoek
- Aanvullend onderzoek
4. Differentiaaldiagnose en de waarschijnlijkheidsdiagnose
5. Prognose
- Mogelijke gevolgen in de toekomst
6. Behandelings-/ beleidsmogelijkheden
- Verpleegkundig
- Medisch
- Gemeenschappelijk
7. Follow-up in de tijd
4 onderdelen van het lichamelijk onderzoek
Algemeen
- Inspectie (kijken)
- Palpatie (voelen)
- Percussie (kloppen)
- Auscultatie (luisteren)
Buik
- Inspectie
- Auscultatie
- Percussie
- Palpatie
5 voorbeelden van aanvullend onderzoek
Bloedonderzoek
Beeldvormend
- CT, MRI, Echo, scopie
Functioneel
- Longfunctie
- ECG
Combinaties
- PET-CT
Pathologie
- Cytologie (celonderzoek)
- Histologie (weefselonderzoek, verkregen door biopt)
,Diagnose
Hoe komt het? oorzaken of risicofactoren (etiologie)
Wat zie ik? klinisch beeld en diagnostiek
Wat kan er gebeuren? mogelijke gevolgen (prognose)
Wat kan er gedaan worden? behandeldoelen
Niveau van diagnose
Symptoom diagnose (eenmalig, geen alarmsignalen)
Syndroom diagnose (meerdere malen) bijv. hartfalen, depressie, syndroom van
Down
Verklarende diagnose (infectie, genetisch, leefstijl enz.)
o Verklaringsmodellen: biopsychociaal model, Kwetsbaarheidsmodel in
psychiatrie
o Mulifactorieel model
Endogeen + endogeen + onbekend + toeval
Genetisch + gedrag/leefstijl + omgeving + onbekend + toeval
Prognose
Hoe ziet toekomst eruit
Wat zijn de gevolgen
Behandeling
Doelen van behandeling
- Curatief (genezend)
- Symptomatisch
- Preventief (primair, secundair, tertiair)
- Palliatief (gericht op welzijn)
Mogelijkheden
- Gesprekken en begeleiding
- Fysiotherapie, ergotherapie, diëtiste, psycholoog, coach, maatschappelijk werk
- Medicatie, chirurgie, radiotherapie
- Verpleegkundige zorg
Diagnose → Doel v/d behandeling
Oorzaken/pathofysiologie → Curatief (genezend)
Klinisch beeld → Symptomatisch
Mogelijke gevolgen → Preventief
Kwaliteit van leven → Palliatief
Week 38
H6 Circulatiestelsel
Circulatiesysteem = tractus circulatorius
Autoregulatie = functie van kleine bloedvaten
Hart = cor
In totaal 4 holtes
, 2 gescheiden bloedstromen dubbele bloedsomloop
Lichaamscirculatie (grote bloedsomloop): linkerventrikel aorta slagaders
organen en weefsels aders holle aders rechteratrium
Longcirculatie (kleine bloedsomloop): rechterventrikel longslagaders longen
longaders linkeratrium
Ligt in borstholte direct achter sternum (borstbeen) in mediastinum (ruimte tussen
longen waar naast hart ook slokdarm en grote bloedvaten liggen).
Apex (hartpunt) wijst naar links.
Ventrale deel voornamelijk gevormd door rechterventrikel en doorsale deel door
linkerventrikel
Hart is asymmetrisch waardoor er groot verschil in longgrootte zit: linkerlong heeft
twee kwabben en is kleiner dan rechterlong met drie kwabben.
Bestaat uit twee holle spieren
Atriumspier
Ventrikelspier
Van elkaar gescheiden door twee bindweefselringen anuli fibrosi
cordis
Actiefase (systole) en rustfase (diastole)
Twee zuigperspompen die gelijktijdig werken
- Linkerharthelft
- Rechterharthelft
Doel van hart
Transport o2 naar weefsels en afvoer van CO2 uit weefsels
Transport voedingsstoffen naar weefsels toe en afvoer van afvalstoffen
Opname O2 in longen en afgifte van CO2 in longen
Opbouw hart
Pomp; hart
Circulatiesysteem: vaten
Vulling: bloed
Organen: autoregulatie
Samenwerking
Longen O2 en CO2
Darmen voeding
Nieren bloeddruk, bloedvolume
Weefsels functioneren
Spieren bewegen
Hersenen spelen rol bij aansturing van spieren etc.
Ventrikel diastolische fase of de diastole (rust fase, 0.0 tot 0.5 seconde) – 1 Passieve
vullingsfase (0.0 tot 0.4 seconde) – 2 Actieve vullingsfase (0.4 tot 0.5 seconde) • Ventrikel
systolische fase of de systole (actie fase, 0.5 tot 0.8 seconde) – 3 Isovolumetrische contractie
fase (0.5 tot 0.55 seconde) – 4 Ejectiefase (0.55 tot 0.7 seconde) – 5 Isovolumetrische
relaxatie fase (0.7 tot 0.8 seconde)
Week 37
Anatomie en fysiologie
Geneeskundig proces
1. Voorkennis (epideminologie)
2. Anamnese (gesprek)
3. Onderzoek (diagnostiek)
- Lichamelijk onderzoek
- Aanvullend onderzoek
4. Differentiaaldiagnose en de waarschijnlijkheidsdiagnose
5. Prognose
- Mogelijke gevolgen in de toekomst
6. Behandelings-/ beleidsmogelijkheden
- Verpleegkundig
- Medisch
- Gemeenschappelijk
7. Follow-up in de tijd
4 onderdelen van het lichamelijk onderzoek
Algemeen
- Inspectie (kijken)
- Palpatie (voelen)
- Percussie (kloppen)
- Auscultatie (luisteren)
Buik
- Inspectie
- Auscultatie
- Percussie
- Palpatie
5 voorbeelden van aanvullend onderzoek
Bloedonderzoek
Beeldvormend
- CT, MRI, Echo, scopie
Functioneel
- Longfunctie
- ECG
Combinaties
- PET-CT
Pathologie
- Cytologie (celonderzoek)
- Histologie (weefselonderzoek, verkregen door biopt)
,Diagnose
Hoe komt het? oorzaken of risicofactoren (etiologie)
Wat zie ik? klinisch beeld en diagnostiek
Wat kan er gebeuren? mogelijke gevolgen (prognose)
Wat kan er gedaan worden? behandeldoelen
Niveau van diagnose
Symptoom diagnose (eenmalig, geen alarmsignalen)
Syndroom diagnose (meerdere malen) bijv. hartfalen, depressie, syndroom van
Down
Verklarende diagnose (infectie, genetisch, leefstijl enz.)
o Verklaringsmodellen: biopsychociaal model, Kwetsbaarheidsmodel in
psychiatrie
o Mulifactorieel model
Endogeen + endogeen + onbekend + toeval
Genetisch + gedrag/leefstijl + omgeving + onbekend + toeval
Prognose
Hoe ziet toekomst eruit
Wat zijn de gevolgen
Behandeling
Doelen van behandeling
- Curatief (genezend)
- Symptomatisch
- Preventief (primair, secundair, tertiair)
- Palliatief (gericht op welzijn)
Mogelijkheden
- Gesprekken en begeleiding
- Fysiotherapie, ergotherapie, diëtiste, psycholoog, coach, maatschappelijk werk
- Medicatie, chirurgie, radiotherapie
- Verpleegkundige zorg
Diagnose → Doel v/d behandeling
Oorzaken/pathofysiologie → Curatief (genezend)
Klinisch beeld → Symptomatisch
Mogelijke gevolgen → Preventief
Kwaliteit van leven → Palliatief
Week 38
H6 Circulatiestelsel
Circulatiesysteem = tractus circulatorius
Autoregulatie = functie van kleine bloedvaten
Hart = cor
In totaal 4 holtes
, 2 gescheiden bloedstromen dubbele bloedsomloop
Lichaamscirculatie (grote bloedsomloop): linkerventrikel aorta slagaders
organen en weefsels aders holle aders rechteratrium
Longcirculatie (kleine bloedsomloop): rechterventrikel longslagaders longen
longaders linkeratrium
Ligt in borstholte direct achter sternum (borstbeen) in mediastinum (ruimte tussen
longen waar naast hart ook slokdarm en grote bloedvaten liggen).
Apex (hartpunt) wijst naar links.
Ventrale deel voornamelijk gevormd door rechterventrikel en doorsale deel door
linkerventrikel
Hart is asymmetrisch waardoor er groot verschil in longgrootte zit: linkerlong heeft
twee kwabben en is kleiner dan rechterlong met drie kwabben.
Bestaat uit twee holle spieren
Atriumspier
Ventrikelspier
Van elkaar gescheiden door twee bindweefselringen anuli fibrosi
cordis
Actiefase (systole) en rustfase (diastole)
Twee zuigperspompen die gelijktijdig werken
- Linkerharthelft
- Rechterharthelft
Doel van hart
Transport o2 naar weefsels en afvoer van CO2 uit weefsels
Transport voedingsstoffen naar weefsels toe en afvoer van afvalstoffen
Opname O2 in longen en afgifte van CO2 in longen
Opbouw hart
Pomp; hart
Circulatiesysteem: vaten
Vulling: bloed
Organen: autoregulatie
Samenwerking
Longen O2 en CO2
Darmen voeding
Nieren bloeddruk, bloedvolume
Weefsels functioneren
Spieren bewegen
Hersenen spelen rol bij aansturing van spieren etc.
Ventrikel diastolische fase of de diastole (rust fase, 0.0 tot 0.5 seconde) – 1 Passieve
vullingsfase (0.0 tot 0.4 seconde) – 2 Actieve vullingsfase (0.4 tot 0.5 seconde) • Ventrikel
systolische fase of de systole (actie fase, 0.5 tot 0.8 seconde) – 3 Isovolumetrische contractie
fase (0.5 tot 0.55 seconde) – 4 Ejectiefase (0.55 tot 0.7 seconde) – 5 Isovolumetrische
relaxatie fase (0.7 tot 0.8 seconde)