KOM Correlationeel Onderzoek – HC I
Correlationele onderzoeksvraag
In correlationeel onderzoek wordt gekeken naar relaties/verband tussen
eigenschappen/constructen
Bijv.
Veroorzaakt een toename in sociale media contact vooraf meer of minder plezier tijdens
een eerste date?
↳ Dus is een toename van social media contact een oorzaak voor meer of minder plezier
tijdens en eerste date? → is er een verband?
Theorie over een relatie tussen constructen → correlationele onderzoeksvraag → relatie
tussen eigenschappen/constructen onderzoeken
Anders dan bij kwalitatief onderzoek:
Bij kwantitatief onderzoek (o.a. correlationeel onderzoek) komt de onderzoeksvraag
voort uit de theorie → deductie
Deductie= het definiëren van een onderzoeksvraag vanuit de theorie
Bijv.
Theorie= hoe meer sociaal contact vooraf, hoe leuker een eerste date wordt ervaren
↳ correlationele onderzoeksvraag: is er een verband tussen social media contact vooraf
en het plezier tijdens een eerste date → wat is de relatie?
3 elementen waaraan je een correlationele onderzoeksvraag kan herkennen (PAC)
• Populatie → groep waar je geïnteresseerd in bent om te onderzoeken en waar je
uitspraken over wilt doen in je onderzoek
• Associatie/verband → de onderzoeker geeft aan wat voor soort relatie/verband
er verwacht wordt
• Constructen → de kenmerken die de onderzoeker van mensen wil weten en
meten en waartussen een verband/relatie verwacht wordt
Bijv.
- De hoeveelheid social media contact
- Het plezier tijdens een eerste date
1
,Soorten relaties/verbanden:
• Positieve/stijgende relatie
Bijv.
Het plezier op een eerste date neemt toe naarmate er voorafgaand meer contact is
via social media
↳ zowel het contact als het plezier nemen toe
• Negatieve/dalende relatie
Bijv.
Hoe langer vluchtelingkinderen in een asielzoekerscentrum wonen, hoe
kleiner de kans op een verblijfsvergunning
↳ hoe langer het ene duurt, hoe kleiner de kansen zijn
Causaliteit
Causaal verband = het ene construct veroorzaakt een verandering/gevolg in het andere
construct
↳ Bij causaliteit gaat het hem onderzoeksvragen die een oorzaak/gevolg verband
beschrijven
Bijv.
Meer social media contact (oorzaak) leidt tot een leukere eerste date (gevolg)
Voorwaarden causaliteit
• Covariantie → er moet een verband/relatie zijn tussen de oorzaak en het gevolg
• Temporal precedence (volgorde in de tijd) → de oorzaak moet in tijd voorafgaan
aan het gevolg → moet vast te stellen zijn
• Internal validity (interne validiteit) → alternatieve verklaringen voor het
verband/de relatie moeten worden uitgesloten
↳ er moet geen andere reden worden gevonden voor de bestaande
relatie/verband tussen twee constructen
Inferentiële statistiek
Doel onderzoekers: het generaliseren van een onderzoeksvraag naar de populatie → zo
kunnen er uitspraken gedaan worden over een populatie
↳ dit proces noemt men inferentie
Inferentiële statistiek= op basis van de gegevens van een steekproef uitspraken doen
over een gehele populatie
2
, Dus:
Populatie → steekproef trekken uit de populatie (= deelpopulatie) → verzamelen van
data → conclusie trekken uit de data op basis van de steekproef → data generaliseren →
inferentie= uitspraak doen over de populatie
Van belang hierbij is dat de steekproef een juiste representatie van de populatie is
↳ anders geldt een conclusie niet voor de gehele populatie waardoor er ook geen
uitspraak gedaan kan worden over de populatie
Dataverzamelingsmethoden
Verzamelen van kwantitatieve gegevens (getallen/cijfers/aantallen etc.)
→kwantificeren, kan door middel van:
• Observatiestudies
• Bestaande data
• Vragenlijsten → surveys (enquêtes)
Etc.
Drie meettypes
• Self-report measures → opnames van antwoorden van interviews en
vragenlijsten. Mensen doen verslag van hun gedrag, bevindingen, houding.
• Observational measures → vastleggen van zichtbaar, observeerbaar gedrag
van mensen of dieren
• Physiological measures → operationaliseren van een variabele door
biologische data vast te leggen → bijv. brein activiteit, hartslag etc.
Surveys
Voordeel surveys
meerdere vragen over hetzelfde onderwerp waardoor je een breed scala aan aspecten
van een theoretisch begrip (construct) kan meten
Bijv. een IQ (theoretisch begrip)-test:
Verschillende vragen over de volgende aspecten:
- Woordenschat
- Rekenvaardigheid
- Logisch redeneren
- Ruimtelijk inzicht
Etc.
↳ allemaal aspecten van het theoretische construct “intelligentie”
Meetschalen surveys
• Likert schaal → men geeft aan in hoeverre ze het bijv. eens-of oneens zijn met
een bepaalde stelling
3
Correlationele onderzoeksvraag
In correlationeel onderzoek wordt gekeken naar relaties/verband tussen
eigenschappen/constructen
Bijv.
Veroorzaakt een toename in sociale media contact vooraf meer of minder plezier tijdens
een eerste date?
↳ Dus is een toename van social media contact een oorzaak voor meer of minder plezier
tijdens en eerste date? → is er een verband?
Theorie over een relatie tussen constructen → correlationele onderzoeksvraag → relatie
tussen eigenschappen/constructen onderzoeken
Anders dan bij kwalitatief onderzoek:
Bij kwantitatief onderzoek (o.a. correlationeel onderzoek) komt de onderzoeksvraag
voort uit de theorie → deductie
Deductie= het definiëren van een onderzoeksvraag vanuit de theorie
Bijv.
Theorie= hoe meer sociaal contact vooraf, hoe leuker een eerste date wordt ervaren
↳ correlationele onderzoeksvraag: is er een verband tussen social media contact vooraf
en het plezier tijdens een eerste date → wat is de relatie?
3 elementen waaraan je een correlationele onderzoeksvraag kan herkennen (PAC)
• Populatie → groep waar je geïnteresseerd in bent om te onderzoeken en waar je
uitspraken over wilt doen in je onderzoek
• Associatie/verband → de onderzoeker geeft aan wat voor soort relatie/verband
er verwacht wordt
• Constructen → de kenmerken die de onderzoeker van mensen wil weten en
meten en waartussen een verband/relatie verwacht wordt
Bijv.
- De hoeveelheid social media contact
- Het plezier tijdens een eerste date
1
,Soorten relaties/verbanden:
• Positieve/stijgende relatie
Bijv.
Het plezier op een eerste date neemt toe naarmate er voorafgaand meer contact is
via social media
↳ zowel het contact als het plezier nemen toe
• Negatieve/dalende relatie
Bijv.
Hoe langer vluchtelingkinderen in een asielzoekerscentrum wonen, hoe
kleiner de kans op een verblijfsvergunning
↳ hoe langer het ene duurt, hoe kleiner de kansen zijn
Causaliteit
Causaal verband = het ene construct veroorzaakt een verandering/gevolg in het andere
construct
↳ Bij causaliteit gaat het hem onderzoeksvragen die een oorzaak/gevolg verband
beschrijven
Bijv.
Meer social media contact (oorzaak) leidt tot een leukere eerste date (gevolg)
Voorwaarden causaliteit
• Covariantie → er moet een verband/relatie zijn tussen de oorzaak en het gevolg
• Temporal precedence (volgorde in de tijd) → de oorzaak moet in tijd voorafgaan
aan het gevolg → moet vast te stellen zijn
• Internal validity (interne validiteit) → alternatieve verklaringen voor het
verband/de relatie moeten worden uitgesloten
↳ er moet geen andere reden worden gevonden voor de bestaande
relatie/verband tussen twee constructen
Inferentiële statistiek
Doel onderzoekers: het generaliseren van een onderzoeksvraag naar de populatie → zo
kunnen er uitspraken gedaan worden over een populatie
↳ dit proces noemt men inferentie
Inferentiële statistiek= op basis van de gegevens van een steekproef uitspraken doen
over een gehele populatie
2
, Dus:
Populatie → steekproef trekken uit de populatie (= deelpopulatie) → verzamelen van
data → conclusie trekken uit de data op basis van de steekproef → data generaliseren →
inferentie= uitspraak doen over de populatie
Van belang hierbij is dat de steekproef een juiste representatie van de populatie is
↳ anders geldt een conclusie niet voor de gehele populatie waardoor er ook geen
uitspraak gedaan kan worden over de populatie
Dataverzamelingsmethoden
Verzamelen van kwantitatieve gegevens (getallen/cijfers/aantallen etc.)
→kwantificeren, kan door middel van:
• Observatiestudies
• Bestaande data
• Vragenlijsten → surveys (enquêtes)
Etc.
Drie meettypes
• Self-report measures → opnames van antwoorden van interviews en
vragenlijsten. Mensen doen verslag van hun gedrag, bevindingen, houding.
• Observational measures → vastleggen van zichtbaar, observeerbaar gedrag
van mensen of dieren
• Physiological measures → operationaliseren van een variabele door
biologische data vast te leggen → bijv. brein activiteit, hartslag etc.
Surveys
Voordeel surveys
meerdere vragen over hetzelfde onderwerp waardoor je een breed scala aan aspecten
van een theoretisch begrip (construct) kan meten
Bijv. een IQ (theoretisch begrip)-test:
Verschillende vragen over de volgende aspecten:
- Woordenschat
- Rekenvaardigheid
- Logisch redeneren
- Ruimtelijk inzicht
Etc.
↳ allemaal aspecten van het theoretische construct “intelligentie”
Meetschalen surveys
• Likert schaal → men geeft aan in hoeverre ze het bijv. eens-of oneens zijn met
een bepaalde stelling
3
