Inleiding functionele trainingstherapie
• Functioneel → in functie tot iets, bijdragen tot een doel
• Training → oefenen om te verbeteren
• Therapie → behandeling met oefenvorm
• => dmv oefeningen zorgen dat een fysiek probleem dat zich stelt & dat de P belemmert in zijn
dagdagelijkse functioneren of sportbeoefening, aangepakt/verbeterd/opgelost w
• Kinesitherapeut
o Correcte oefeningen (kennen, geven, correct voordoen)
o Correcte dosering
o Correcte timing (op het juiste moment de juiste prikkel geven)
o Correcte omstandigheden (veilige, ordelijke omgeving,…)
• Anatomie!!!
• Casus: VMO = vastus medialis obliquus → strekking v/d knie & glijden v/d patella
Situering i/d kinesitherapie (EBP!!)
• Mensen revalideren sneller en beter als ze actieve oefentherapie volgen
• Hulpvraag P
o Onderzoek (structuur) → klinisch redeneren & pathologiekennis
o Preventie → injury, risk model (laten toe om obv de sport te weten wat de meest
voorkomende blessures zijn)
o Analyse (functie) → puur kijken naar activiteit/sport
o => obv deze komen we op de behandeldoelstellingen → gericht op herstel en prestatie
o => leiden tot behandelmiddelen (welk materiaal, welke oefenvormen,…)
o => return to participation/play
• Mentale vlak is heel belangrijk!! P helpen om angsten van return to play te overwinnen
Basisconcepten trainingsleer
Wat is training?
• = systematisch uitvoeren v handelingen/patronen waardoor er een verbetering i/e welbepaald
doelgebied w nagestreefd
• => actief, repetitief, doelgericht
,• Sporttraining: planmatig & gestructureerd proces gericht op fysieke, technische, tactische,
psychische & intellectuele voorbereiding sporter
o Bv oma die van de trap is gevallen: nieuwe heup
▪ Fysiek: het kunnen → de capaciteit die het toelaat om het te kunnen doen
▪ Motorisch: kijken naar mobiliteit gewricht, oog-hand coördinatie
▪ Mentaal: angsten overwinnen
▪ Technisch: manier waarop je de trap opgaat
▪ Cognitief: coördinatie verbeteren, duale taken (2 taken tegelijk, bv stappen en
bal vangen tegelijk)
▪ (Tactisch)
Trainingsplan
• Training aanvatten → eerst trainingsplan opstellen
o Wielrenner → uithoudingsvermogen opbouwen
o Turnster → lenigheid, ritme, kracht
o Revalidatie → afhankelijk v/d blessure, terug op niveau functioneren
Lay-out trainingsplan
• Definiëren doelstelling
o Bv verbeteren hamstrings kracht
• Keuze trainingsinhoud
o oefenvormen
• Het vastleggen v/d volgorde v/d verschillende deelaspecten
o Technisch (uitvoering, correct opspannen) → motorisch (verbetering) → mentaal (+
benadering) → fysiek (verhoogde krachtontwikkeling)
• De keuze v/d gebruikte oefenmethoden
o Isometrisch (positie hebben en tegen weerstand werken, arm beweegt niet) of
dynamisch
• Controle v/h te bereiken doel (in se moet je het bij elke oefening doen, je moet het bijna
constant doen. Je hebt je einddoelstelling en deeldoelstellingen met deelfactoren)
o Je hebt een kleiner deeldoelstelling hebben zodat de P ergens naartoe kan werken
o Beginsituatie → tussentijdse evaluatie → einddoel
Doelstellingen & fasen
• Doelstellingen formuleren (goed beseffen met wie je bezig bent)
o Einddoel
o Beginsituatie (medische screening is wel belangrijk)
o Tussendoel
,• SMART(ER)
o Specifiek
o Meetbaar
o Agreed with your participants (overleg met P)
o Realistisch
o Tijdsgebonden (zeker met de tussendoelen → korte opeenvolging v/d tussendoelen)
o Exciting (uitdagend)
o Recorded (bijhouden v beginsituatie & tussendoelen, vooruitgang bijhouden)
Algemene structuur trainingsproces: 4 fasen
• 1. Voorbereidingsfase
o Definiëren doelstellingen & hypothese
o Anticiperen resultaten
• 2. Trainingsfase
o Aanvang
o 3. Controle & aanpassingsfase
• 4. Verwerkingsfase
o Verzamelen ervaringen
o Bewustmaken ervaringen
• Eindfase kan je gaan toepassen in alle fases die je hebt gepasseerd
Lichamelijke basiseigenschappen
• Essentieel voor participatie/prestatie vermogen
• bewegingsvaardigheden (techniek, uitvoering) → motorische aanleg + leerproces
• Lichamelijke basiseigenschappen (KLUS)
o Kracht: aanpassingen spierpees systeem
o Lenigheid: actieradius SP systeem
o Uithouding: cardiorespiratoir & SP systeem
o Snelheid: resultante wisselwerking spier-zenuw systeem
• lichamelijke basiseigenschappen evalueren
o fysiologische tests
o biomechanische/motorische tests
o wedstrijd/revalidatieproces controles
o cognitieve tests
• kracht
o algemeen vs lokaal
o statisch vs dynamisch
o max kracht/snelkracht/explosieve kracht/krachtuithouding
o elastische kracht? 1RM? hypertrofie? hyperplasie?
, • lenigheid
o = de eigenschap om bewegingen met een zo groot mogelijke amplitude uit te voeren
o algemeen/specifiek
o actief/passief
• uithouding
o lokaal
▪ aeroob → dynamisch/statisch
▪ anaeroob → dynamisch/statisch
o algemeen
▪ aeroob → dynamisch/statisch
▪ anaeroob → dynamisch/statisch
• Snelheid
o Resultante v/d inwerking v/e kracht op een massa
o Motorische acties in minimale tijd uitvoeren
o Verhouding afgelegde weg op tijd: v = s/t
o Acyclisch vs cyclisch
o Vb 100m sprint
o reactiesnelheid → positieve versnelling → basissnelheid (max snelheid) → negatieve
versnelling (verval)
• Het zijn niet alle eigenschappen apart, maar alles samen → complexe integratie, met elkaar
verbonden (bij FTT gaan we elk element apart bekijken)
• Lichamelijke basiseigenschappen combineren → cross training
Algemene principes v/h trainingsproces
Functionele trainingstherapie
• Biologische principes
o Overload
▪ Intensiteit voldoende hoog → afhankelijk v/h trainingsdoel
• Gezondheidsbevordering
• Revalidatie
• Training
▪ Verstoren inwendig milieu lichaam (homeostase) → herstelfase met
aanpassingsreactie (= oefeneffect) → homeostase w aangetast en lichaam moet
herstellen
▪ Belasting moet progressief en systematisch toenemen (overbelasting of
overtraining)
o Verminderde meeropbrengst
▪ Aanpassingseffect verloopt niet lineair, eerder parabool
▪ Hoe hoger het niveau, hoe kleiner de winst → eerst sterke stijging, dan afplatting
▪ Plafondeffect
• Functioneel → in functie tot iets, bijdragen tot een doel
• Training → oefenen om te verbeteren
• Therapie → behandeling met oefenvorm
• => dmv oefeningen zorgen dat een fysiek probleem dat zich stelt & dat de P belemmert in zijn
dagdagelijkse functioneren of sportbeoefening, aangepakt/verbeterd/opgelost w
• Kinesitherapeut
o Correcte oefeningen (kennen, geven, correct voordoen)
o Correcte dosering
o Correcte timing (op het juiste moment de juiste prikkel geven)
o Correcte omstandigheden (veilige, ordelijke omgeving,…)
• Anatomie!!!
• Casus: VMO = vastus medialis obliquus → strekking v/d knie & glijden v/d patella
Situering i/d kinesitherapie (EBP!!)
• Mensen revalideren sneller en beter als ze actieve oefentherapie volgen
• Hulpvraag P
o Onderzoek (structuur) → klinisch redeneren & pathologiekennis
o Preventie → injury, risk model (laten toe om obv de sport te weten wat de meest
voorkomende blessures zijn)
o Analyse (functie) → puur kijken naar activiteit/sport
o => obv deze komen we op de behandeldoelstellingen → gericht op herstel en prestatie
o => leiden tot behandelmiddelen (welk materiaal, welke oefenvormen,…)
o => return to participation/play
• Mentale vlak is heel belangrijk!! P helpen om angsten van return to play te overwinnen
Basisconcepten trainingsleer
Wat is training?
• = systematisch uitvoeren v handelingen/patronen waardoor er een verbetering i/e welbepaald
doelgebied w nagestreefd
• => actief, repetitief, doelgericht
,• Sporttraining: planmatig & gestructureerd proces gericht op fysieke, technische, tactische,
psychische & intellectuele voorbereiding sporter
o Bv oma die van de trap is gevallen: nieuwe heup
▪ Fysiek: het kunnen → de capaciteit die het toelaat om het te kunnen doen
▪ Motorisch: kijken naar mobiliteit gewricht, oog-hand coördinatie
▪ Mentaal: angsten overwinnen
▪ Technisch: manier waarop je de trap opgaat
▪ Cognitief: coördinatie verbeteren, duale taken (2 taken tegelijk, bv stappen en
bal vangen tegelijk)
▪ (Tactisch)
Trainingsplan
• Training aanvatten → eerst trainingsplan opstellen
o Wielrenner → uithoudingsvermogen opbouwen
o Turnster → lenigheid, ritme, kracht
o Revalidatie → afhankelijk v/d blessure, terug op niveau functioneren
Lay-out trainingsplan
• Definiëren doelstelling
o Bv verbeteren hamstrings kracht
• Keuze trainingsinhoud
o oefenvormen
• Het vastleggen v/d volgorde v/d verschillende deelaspecten
o Technisch (uitvoering, correct opspannen) → motorisch (verbetering) → mentaal (+
benadering) → fysiek (verhoogde krachtontwikkeling)
• De keuze v/d gebruikte oefenmethoden
o Isometrisch (positie hebben en tegen weerstand werken, arm beweegt niet) of
dynamisch
• Controle v/h te bereiken doel (in se moet je het bij elke oefening doen, je moet het bijna
constant doen. Je hebt je einddoelstelling en deeldoelstellingen met deelfactoren)
o Je hebt een kleiner deeldoelstelling hebben zodat de P ergens naartoe kan werken
o Beginsituatie → tussentijdse evaluatie → einddoel
Doelstellingen & fasen
• Doelstellingen formuleren (goed beseffen met wie je bezig bent)
o Einddoel
o Beginsituatie (medische screening is wel belangrijk)
o Tussendoel
,• SMART(ER)
o Specifiek
o Meetbaar
o Agreed with your participants (overleg met P)
o Realistisch
o Tijdsgebonden (zeker met de tussendoelen → korte opeenvolging v/d tussendoelen)
o Exciting (uitdagend)
o Recorded (bijhouden v beginsituatie & tussendoelen, vooruitgang bijhouden)
Algemene structuur trainingsproces: 4 fasen
• 1. Voorbereidingsfase
o Definiëren doelstellingen & hypothese
o Anticiperen resultaten
• 2. Trainingsfase
o Aanvang
o 3. Controle & aanpassingsfase
• 4. Verwerkingsfase
o Verzamelen ervaringen
o Bewustmaken ervaringen
• Eindfase kan je gaan toepassen in alle fases die je hebt gepasseerd
Lichamelijke basiseigenschappen
• Essentieel voor participatie/prestatie vermogen
• bewegingsvaardigheden (techniek, uitvoering) → motorische aanleg + leerproces
• Lichamelijke basiseigenschappen (KLUS)
o Kracht: aanpassingen spierpees systeem
o Lenigheid: actieradius SP systeem
o Uithouding: cardiorespiratoir & SP systeem
o Snelheid: resultante wisselwerking spier-zenuw systeem
• lichamelijke basiseigenschappen evalueren
o fysiologische tests
o biomechanische/motorische tests
o wedstrijd/revalidatieproces controles
o cognitieve tests
• kracht
o algemeen vs lokaal
o statisch vs dynamisch
o max kracht/snelkracht/explosieve kracht/krachtuithouding
o elastische kracht? 1RM? hypertrofie? hyperplasie?
, • lenigheid
o = de eigenschap om bewegingen met een zo groot mogelijke amplitude uit te voeren
o algemeen/specifiek
o actief/passief
• uithouding
o lokaal
▪ aeroob → dynamisch/statisch
▪ anaeroob → dynamisch/statisch
o algemeen
▪ aeroob → dynamisch/statisch
▪ anaeroob → dynamisch/statisch
• Snelheid
o Resultante v/d inwerking v/e kracht op een massa
o Motorische acties in minimale tijd uitvoeren
o Verhouding afgelegde weg op tijd: v = s/t
o Acyclisch vs cyclisch
o Vb 100m sprint
o reactiesnelheid → positieve versnelling → basissnelheid (max snelheid) → negatieve
versnelling (verval)
• Het zijn niet alle eigenschappen apart, maar alles samen → complexe integratie, met elkaar
verbonden (bij FTT gaan we elk element apart bekijken)
• Lichamelijke basiseigenschappen combineren → cross training
Algemene principes v/h trainingsproces
Functionele trainingstherapie
• Biologische principes
o Overload
▪ Intensiteit voldoende hoog → afhankelijk v/h trainingsdoel
• Gezondheidsbevordering
• Revalidatie
• Training
▪ Verstoren inwendig milieu lichaam (homeostase) → herstelfase met
aanpassingsreactie (= oefeneffect) → homeostase w aangetast en lichaam moet
herstellen
▪ Belasting moet progressief en systematisch toenemen (overbelasting of
overtraining)
o Verminderde meeropbrengst
▪ Aanpassingseffect verloopt niet lineair, eerder parabool
▪ Hoe hoger het niveau, hoe kleiner de winst → eerst sterke stijging, dan afplatting
▪ Plafondeffect