Inhoud
Motivatie en emotie..................................................................................................................................................3
Wetenschappelijke cyclus.....................................................................................................................................3
Types van definities...............................................................................................................................................3
Types van verklaringen..........................................................................................................................................4
Wetenschappelijke cyclus toegepast op motivatie...................................................................................................5
Situering van motivatietheorieën en gedragstheorieën.......................................................................................5
Procestheorieën........................................................................................................................................................8
Neobehavioristische theorie.................................................................................................................................8
Drive-theorie.........................................................................................................................................................9
Arousel theory.....................................................................................................................................................10
Incentive theory..................................................................................................................................................13
Expectancy-value theorie....................................................................................................................................14
Tolman – decisietheorieën..............................................................................................................................14
Prospect-theory - Kahneman&Tversky...........................................................................................................15
Heckhausen.....................................................................................................................................................17
Sociale leertheorie – Bandura.........................................................................................................................17
Causale attributietheorie................................................................................................................................18
Feedback theorie.................................................................................................................................................19
Expectancy + feedback theorie.......................................................................................................................19
Wil-theorie..........................................................................................................................................................20
Determinanten van fasen en strategieën om deze fasen te verbeteren........................................................20
Dual-proces theorie.............................................................................................................................................23
Default-interventionistische visie...................................................................................................................24
Parallel-competitieve visie..............................................................................................................................25
Samenvatting van alle procestheorieën:.............................................................................................................26
Inhoudstheorieën...................................................................................................................................................27
1. Prestatiedoeltheorie....................................................................................................................................28
2. Identiteitsdoeltheorie.................................................................................................................................34
3. zelfdeterminantietheorie = ZDT..................................................................................................................37
Wetenschappelijke cyclus toegepast op emotie.....................................................................................................48
Emotietheorieën.....................................................................................................................................................50
0. voorlopers.......................................................................................................................................................50
Darwin.............................................................................................................................................................50
James...............................................................................................................................................................51
1. Evolutionaire theorie.......................................................................................................................................53
1
,2. Netwerktheorieën...........................................................................................................................................60
3. Appraisaltheorie..............................................................................................................................................63
4. psychologische constructivistische theorie.....................................................................................................67
VARIANT 1: SCHACHTER en BARRETT.............................................................................................................67
VARIANT 2: RUSSELL........................................................................................................................................68
5. Doelgerichte theorie.......................................................................................................................................72
2
,MOTIVATIE EN EMOTIE
WETENSCHAPPELIJKE CYCLUS
Theorieën = verklaring voor fenomenen
Verklaring activiteit waarbij een explanandum (te verklaren fenomeen) gelinkt wordt aan een explanans
(verklarend feit)
Bv. fenomeen water (explanandum) kan gelinkt worden aan H 2O (explanans)
Verklaren van fenomeen gebeurt in 2 stappen:
Maakt deel uit van een cyclus met 4
1. Definitie van explanandum stappen
2. Zoektocht naar explanans
CYCLUS
1. Voorlopige werkdefinitie van explanandum
Lijst met oppervlakkige kenmerken
- Water is vloeibaar, helder en geurloos
2. Ontwikkelen van een verklaring waarin explanandum gelinkt wordt aan een explanans
- Ontdekking water = H2O
3. Testen verklaring in emperisch onderzoek
- Staaltjes water en wordt gekeken als dit indd gelijk is aan H 2O
4. Explanans kan deel worden van de definitie van het fenomeen waar het de voorlopige kenmerken
vervangt
- In plaats van water af te bakenen als kleurloze vloeistof, is het nu gelijk aan H 2O
Herhaalt zich vanaf stap 2, zodat definities en verklaringen verscherpt worden
TYPES VAN DEFINITIES
DESCRIPTIEVE definitie: beschrijving van de manier waarop leken in het dagelijkse leven een term gebruiken
PRESCRIPTIEVE definitie: een definitie waarin wetenschappers voorschrijven hoe ene
term gebruikt zou moeten worden Afhankelijk van elkaar
INTENTIONELE definitie: stelt wat de noodzakelijke en voldoende condities zijn Bv. de set met de intensie
waaraan een exemplaar moet beantwoorden om tot een set te behoren “alle getallen tussen 3 en 8”
fixeert de extensie van die set
EXTENSIONELE definitie: somt alle exemplaren op die in de set zitten
tot de exemplaren “4, 5, 6,
DIVISIO definitie: somt geen exemplaren op maar wel subsets binnen de set en 7” en vice versa.
- Er zijn meerdere manieren om een set op te splitsen in subsets, meerdere
manieren om een set intern te structureren
- Keuze van subsets kan gebeuren op basis van meerdere kenmerken bv. context: de grootte van de
auto hangt af van hoe groot het gezin is
Bv. subsets van auto’s kun je vormen op basis van kleur, paardenkracht, merk, grootte, enz.
3
, TYPES VAN VERKLARINGEN
STRUCTURELE verklaring: stelt wat de componenten van een fenomeen zijn en wat de relatie is tussen de
componenten. Dit is nog geen definitie!
Bv. een kater bestaat uit hoofdpijn, misselijkheid en een droge mond
CAUSALE verklaring: stelt wat de oorzaak van een fenomeen is en die oorzaak is gesitueerd op hetzelfde level
van analyse als het fenomeen zelf
Bv. de oorzaak van een kater is te veel drinken de avond voordien
MECHANISTISCHE verklaring: stelt wat de onderliggende processen zijn van de transitie van de oorzaak naar
het effect decompositie van processen in subprocessen en uitleg over hoed e bouwstenen interageren om
het explanandum te produceren
! Hier is sprake van causale relaties
! Het explanans in mechanistische verklaringen kan op verschillende niveaus van analyse gesitueerd zijn. Zo zijn
er veel high-level en low-level mechanistische verklaringen mogelijk
STRUCTURELE EN MECHANISTISCHE VERKLARINGEN DOORKRUISEN ≠ LEVELS VAN ANALYSE
1. Observeerbaal level: een systeem produceert een observeerbare output bij het verschijnen van een
observeerbare input (stimulus)
- Overgang van input output = proces
- Hier worden er processen beschreven in termen van hun input, output en de relatie tussen de 2
- Tussen input en output = black box
2. Mentaal level: proces wordt ontleed in subprocessen of kleinere black boxen. Op dit level zijn de
tussenliggende inputs en outputs verborgen mentale representaties
3. Hersenlevel: hier worden de black boxen gematerialiseerd in hersenprocessen
4
Motivatie en emotie..................................................................................................................................................3
Wetenschappelijke cyclus.....................................................................................................................................3
Types van definities...............................................................................................................................................3
Types van verklaringen..........................................................................................................................................4
Wetenschappelijke cyclus toegepast op motivatie...................................................................................................5
Situering van motivatietheorieën en gedragstheorieën.......................................................................................5
Procestheorieën........................................................................................................................................................8
Neobehavioristische theorie.................................................................................................................................8
Drive-theorie.........................................................................................................................................................9
Arousel theory.....................................................................................................................................................10
Incentive theory..................................................................................................................................................13
Expectancy-value theorie....................................................................................................................................14
Tolman – decisietheorieën..............................................................................................................................14
Prospect-theory - Kahneman&Tversky...........................................................................................................15
Heckhausen.....................................................................................................................................................17
Sociale leertheorie – Bandura.........................................................................................................................17
Causale attributietheorie................................................................................................................................18
Feedback theorie.................................................................................................................................................19
Expectancy + feedback theorie.......................................................................................................................19
Wil-theorie..........................................................................................................................................................20
Determinanten van fasen en strategieën om deze fasen te verbeteren........................................................20
Dual-proces theorie.............................................................................................................................................23
Default-interventionistische visie...................................................................................................................24
Parallel-competitieve visie..............................................................................................................................25
Samenvatting van alle procestheorieën:.............................................................................................................26
Inhoudstheorieën...................................................................................................................................................27
1. Prestatiedoeltheorie....................................................................................................................................28
2. Identiteitsdoeltheorie.................................................................................................................................34
3. zelfdeterminantietheorie = ZDT..................................................................................................................37
Wetenschappelijke cyclus toegepast op emotie.....................................................................................................48
Emotietheorieën.....................................................................................................................................................50
0. voorlopers.......................................................................................................................................................50
Darwin.............................................................................................................................................................50
James...............................................................................................................................................................51
1. Evolutionaire theorie.......................................................................................................................................53
1
,2. Netwerktheorieën...........................................................................................................................................60
3. Appraisaltheorie..............................................................................................................................................63
4. psychologische constructivistische theorie.....................................................................................................67
VARIANT 1: SCHACHTER en BARRETT.............................................................................................................67
VARIANT 2: RUSSELL........................................................................................................................................68
5. Doelgerichte theorie.......................................................................................................................................72
2
,MOTIVATIE EN EMOTIE
WETENSCHAPPELIJKE CYCLUS
Theorieën = verklaring voor fenomenen
Verklaring activiteit waarbij een explanandum (te verklaren fenomeen) gelinkt wordt aan een explanans
(verklarend feit)
Bv. fenomeen water (explanandum) kan gelinkt worden aan H 2O (explanans)
Verklaren van fenomeen gebeurt in 2 stappen:
Maakt deel uit van een cyclus met 4
1. Definitie van explanandum stappen
2. Zoektocht naar explanans
CYCLUS
1. Voorlopige werkdefinitie van explanandum
Lijst met oppervlakkige kenmerken
- Water is vloeibaar, helder en geurloos
2. Ontwikkelen van een verklaring waarin explanandum gelinkt wordt aan een explanans
- Ontdekking water = H2O
3. Testen verklaring in emperisch onderzoek
- Staaltjes water en wordt gekeken als dit indd gelijk is aan H 2O
4. Explanans kan deel worden van de definitie van het fenomeen waar het de voorlopige kenmerken
vervangt
- In plaats van water af te bakenen als kleurloze vloeistof, is het nu gelijk aan H 2O
Herhaalt zich vanaf stap 2, zodat definities en verklaringen verscherpt worden
TYPES VAN DEFINITIES
DESCRIPTIEVE definitie: beschrijving van de manier waarop leken in het dagelijkse leven een term gebruiken
PRESCRIPTIEVE definitie: een definitie waarin wetenschappers voorschrijven hoe ene
term gebruikt zou moeten worden Afhankelijk van elkaar
INTENTIONELE definitie: stelt wat de noodzakelijke en voldoende condities zijn Bv. de set met de intensie
waaraan een exemplaar moet beantwoorden om tot een set te behoren “alle getallen tussen 3 en 8”
fixeert de extensie van die set
EXTENSIONELE definitie: somt alle exemplaren op die in de set zitten
tot de exemplaren “4, 5, 6,
DIVISIO definitie: somt geen exemplaren op maar wel subsets binnen de set en 7” en vice versa.
- Er zijn meerdere manieren om een set op te splitsen in subsets, meerdere
manieren om een set intern te structureren
- Keuze van subsets kan gebeuren op basis van meerdere kenmerken bv. context: de grootte van de
auto hangt af van hoe groot het gezin is
Bv. subsets van auto’s kun je vormen op basis van kleur, paardenkracht, merk, grootte, enz.
3
, TYPES VAN VERKLARINGEN
STRUCTURELE verklaring: stelt wat de componenten van een fenomeen zijn en wat de relatie is tussen de
componenten. Dit is nog geen definitie!
Bv. een kater bestaat uit hoofdpijn, misselijkheid en een droge mond
CAUSALE verklaring: stelt wat de oorzaak van een fenomeen is en die oorzaak is gesitueerd op hetzelfde level
van analyse als het fenomeen zelf
Bv. de oorzaak van een kater is te veel drinken de avond voordien
MECHANISTISCHE verklaring: stelt wat de onderliggende processen zijn van de transitie van de oorzaak naar
het effect decompositie van processen in subprocessen en uitleg over hoed e bouwstenen interageren om
het explanandum te produceren
! Hier is sprake van causale relaties
! Het explanans in mechanistische verklaringen kan op verschillende niveaus van analyse gesitueerd zijn. Zo zijn
er veel high-level en low-level mechanistische verklaringen mogelijk
STRUCTURELE EN MECHANISTISCHE VERKLARINGEN DOORKRUISEN ≠ LEVELS VAN ANALYSE
1. Observeerbaal level: een systeem produceert een observeerbare output bij het verschijnen van een
observeerbare input (stimulus)
- Overgang van input output = proces
- Hier worden er processen beschreven in termen van hun input, output en de relatie tussen de 2
- Tussen input en output = black box
2. Mentaal level: proces wordt ontleed in subprocessen of kleinere black boxen. Op dit level zijn de
tussenliggende inputs en outputs verborgen mentale representaties
3. Hersenlevel: hier worden de black boxen gematerialiseerd in hersenprocessen
4