1) Nomenclatuur
a) Geef de formule van metaarsenigzuur.
b) Geef de formule van calciumhypochloriet.
c) Geef de naam van [Cu(NH3)4]Cl2.
2) Geef voor het tetrafluoroantimonaat-anion en het hexafluoroantimonaat-anion het
overlappingsschema met de hybridisatie van de orbitalen, de geometrie en de polariteit (polair of
niet).
3) Zijn volgende uitspraken waar of vals? Geef een korte uitleg.
a) CO heeft een lager kookpunt dan CO2.
b) K2[PtCl4] is diamagnetisch, hieruit volgt dat de geometrie rond Pt vlakvierkant is.
c) Het metaal vanadium in elementaire vorm heeft dezelfde elektronenconfiguratie als ijzer(III)-ion.
d) N2O5 kan worden omgezet in NF5 en dizuurstof door reactie met F2.
4) De dichtheid van een stof X2 die gasvormig is bij 1 arm en 100°C is 5,23 g/liter bij deze temperatuur en druk.
Deze stof (1g) wordt gereageerd met een metaal M, hierbij ontstaat 1,25 g van een verbinding MX2. Wat is M
en X?
5) Kaliumdichromaat (1g) wordt opgelost in 1M zwavelzuur in water en behandeld met net voldoende
ijzer(II)sulfaat om alle chroom naar Cr(III) om te zetten. Hierna wordt een grote overmaat
natriumfosfaatoplossing toegevoegd waarbij een neerslag ontstaat. Wat is het gewicht van deze neerslag?
Schrijf de relevante reactievergelijkingen.
6) Zes vaste stoffen (kaliumpermanganaat, zinksulfaat, bariumchloride, natriumhydroxide, natriumchloride en
tin(II)sulfaat) lossen vlot op in water. De oplossing van kaliumpermanganaat is gemakkelijk te onderscheiden
omwille van de intens paarse kleur. De andere oplossingen zijn echter kleurloos. Probeer door combinatie
van de zes waterige oplossingen en de waarnemingen die eruit volgen (welke?) de oplossingen van de
andere vijf stoffen van elkaar te onderscheiden. Schrijf de reactievergelijkingen van de betrokken reacties.