INLEIDING TOT DE ECONOMIE: BELANGRIJKSTE ZAKEN
H1 Theorie:
- Allocatie-, distributie-, stabilisatieprobleem
- Consumptie- vs. kapitaalgoederen
- Productiefunctie
o Concaaf = MP neemt af
Arbeid neemt met 1 toe = steeds minder extra hoeveelheid van het
product
o Convex = MP neemt toe
o MP = afgeleide productiefunctie
o MP is altijd positief (negatief kan maar is economisch NIET relevant)
o Hoeveelheid arbeid altijd op horizontale as
- Productiemogelijkhedencurve
o Concaaf = stijgende opportuniteitskost
o Convex = dalende opportuniteitskost
o Uitbreiding door arbeidsdeling, technologische kennis en economische
ordening (werkloosheid heeft geen invloed)
- Ccentrale planning vs. marktmechanisme
Oefeningen
- MK uit productiefunctie dus uit x=clb (afleiden en zien of constante, dalend of
stijgend)
- Opp kost uit productiemogelijkhedenfunctie dus uit x= La +l b afleiden
H2 Theorie
- Marktvraag: prijswijziging van goed= langs curve (prijswijziging van substituut is curve
zelf die verschuift) negatief verband: xv = a - bp
- Marktaanbod: zelfde positief verband: xv = a +bp
- Elasticiteit van de vraag
o Punt = afgeleide naar x * P/xv
Absolute waarde < 1 prijsinelastisch en andersom
o Boogelasticiteit = grote hoeveelheden (zie muur)
o Invloed prijsverandering op totale uitgave (formule zie muur)
= 0 = uitgaven blijven constant = ε = 1 unitaire elastisch
> 0 = uitgaven stijgen = ε > -1 = |ε| < 1 = inelastisch
< 0 = uitgaven dalen = ε < -1 = |ε| > 1 = elastisch
o Determinanten
Veel substituten = prijselastisch
Noodzakelijke goederen = inelastisch (als prijs stijgt, nog altijd nodig)
Luxegoederen = elastisch
Korte termijn = inelastisch, lange termijn elastisch
Groot belang in budget = elastisch
- Elasticiteit van het aanbod
o Punt = afgeleide naar x*P/xa
< 1 = prijsinelastisch en andersom
o Determinanten
Mobiliteit productie factoren, snel aantrekken = elastisch
KT = inelastisch, LT = elastisch
- Kruiselingse prijselasticiteit (muur)
- Inkomenselasticiteit (muur) nog eens goed bekijken
Noodzakelijke goederen tussen 0-1
, Luxegoederen tussen 1- oneindig
Inferieure goederen tussen 0 en min oneindig
- Overheidsinterventies
o Belasting / subsidie
Prijsgevoelige vraag: laat prijs bijna onveranderd, gevraagde
hoeveelheid veranderd fors, doet belastingsopbrengsten dalen,
reduceert belastingsafwenteling op consument, laat producent alle
belastingen betalen
o Max. min. prijs
o Quota’s
Oefeningen
- Vooral met belastingen bekijken (afwenteling enzo)
- Bij elasticiteit kan x veranderen door gegeven voorschrift
- Oef 15 !!!
H3 Theorie
- Nut, marginaal nu et consumptiebeslissingen (wetten van Gossen)
- Indifferentiecurve
o Volledigheid, transitief, niet-verzadiging en convexiteit
o Dalend, convex, verder van oorsprong = hoger nut, niet snijden
−Δ x 2
o Substitutieverhouding = = betalingsbereid van goed 1 in termen van
Δ x1
eenheden goed 2
∂ u ( x1 , x2 )
M N1 ∂ x1
o MSG = =¿ (afleiding)
M N2 ∂ u ( x1 , x2 )
∂ x2
o Hoe vlakker hoe hechter aan goed y-as
o Perfecte substituten = rechte met dalend verloop, perfecte complementen =
hoek
- Nutsfunctie = ordinale betekenis
−p
- Budgetrechte: y= p1 x 1+ p2 x 2 met helling 1
− p2
o Prijsstijging = naar binnen of buiten, stijging inkomen = evenwijdige
verschuiving
M N 1 p1
- Optimaliteitsvoorwaarde: =
M N 2 p2
o Helling indifferentiecurve (subjectieve ruilverhouding) = Helling budgetrecht
(objectieve ruilverhouding)
- Inkomensconsumptiecurve = Engel-curve = verzameling optimale bundels
o Noodzakelijk goed = rechte met begin op y-as
o Luxegoed = rechte met begin op x-as
o Inferieur goed = convex dalend
- Substitutie-effect verandering hoeveelheid geconsumeerd bij prijsverandering
- Inkomenseffect = verandering consumptie als koopkracht stijgt
o Gewoon goed: SE +, IE + en TE +
o Inferieur goed: SE +, IE – en TE – (inkomenselasticiteit = negatief)
o Giffen goed : SE +, IE- en TE –
- Afleiden marktvraag = horizontale sommatie individuele vraagcurven
Oefeningen
H1 Theorie:
- Allocatie-, distributie-, stabilisatieprobleem
- Consumptie- vs. kapitaalgoederen
- Productiefunctie
o Concaaf = MP neemt af
Arbeid neemt met 1 toe = steeds minder extra hoeveelheid van het
product
o Convex = MP neemt toe
o MP = afgeleide productiefunctie
o MP is altijd positief (negatief kan maar is economisch NIET relevant)
o Hoeveelheid arbeid altijd op horizontale as
- Productiemogelijkhedencurve
o Concaaf = stijgende opportuniteitskost
o Convex = dalende opportuniteitskost
o Uitbreiding door arbeidsdeling, technologische kennis en economische
ordening (werkloosheid heeft geen invloed)
- Ccentrale planning vs. marktmechanisme
Oefeningen
- MK uit productiefunctie dus uit x=clb (afleiden en zien of constante, dalend of
stijgend)
- Opp kost uit productiemogelijkhedenfunctie dus uit x= La +l b afleiden
H2 Theorie
- Marktvraag: prijswijziging van goed= langs curve (prijswijziging van substituut is curve
zelf die verschuift) negatief verband: xv = a - bp
- Marktaanbod: zelfde positief verband: xv = a +bp
- Elasticiteit van de vraag
o Punt = afgeleide naar x * P/xv
Absolute waarde < 1 prijsinelastisch en andersom
o Boogelasticiteit = grote hoeveelheden (zie muur)
o Invloed prijsverandering op totale uitgave (formule zie muur)
= 0 = uitgaven blijven constant = ε = 1 unitaire elastisch
> 0 = uitgaven stijgen = ε > -1 = |ε| < 1 = inelastisch
< 0 = uitgaven dalen = ε < -1 = |ε| > 1 = elastisch
o Determinanten
Veel substituten = prijselastisch
Noodzakelijke goederen = inelastisch (als prijs stijgt, nog altijd nodig)
Luxegoederen = elastisch
Korte termijn = inelastisch, lange termijn elastisch
Groot belang in budget = elastisch
- Elasticiteit van het aanbod
o Punt = afgeleide naar x*P/xa
< 1 = prijsinelastisch en andersom
o Determinanten
Mobiliteit productie factoren, snel aantrekken = elastisch
KT = inelastisch, LT = elastisch
- Kruiselingse prijselasticiteit (muur)
- Inkomenselasticiteit (muur) nog eens goed bekijken
Noodzakelijke goederen tussen 0-1
, Luxegoederen tussen 1- oneindig
Inferieure goederen tussen 0 en min oneindig
- Overheidsinterventies
o Belasting / subsidie
Prijsgevoelige vraag: laat prijs bijna onveranderd, gevraagde
hoeveelheid veranderd fors, doet belastingsopbrengsten dalen,
reduceert belastingsafwenteling op consument, laat producent alle
belastingen betalen
o Max. min. prijs
o Quota’s
Oefeningen
- Vooral met belastingen bekijken (afwenteling enzo)
- Bij elasticiteit kan x veranderen door gegeven voorschrift
- Oef 15 !!!
H3 Theorie
- Nut, marginaal nu et consumptiebeslissingen (wetten van Gossen)
- Indifferentiecurve
o Volledigheid, transitief, niet-verzadiging en convexiteit
o Dalend, convex, verder van oorsprong = hoger nut, niet snijden
−Δ x 2
o Substitutieverhouding = = betalingsbereid van goed 1 in termen van
Δ x1
eenheden goed 2
∂ u ( x1 , x2 )
M N1 ∂ x1
o MSG = =¿ (afleiding)
M N2 ∂ u ( x1 , x2 )
∂ x2
o Hoe vlakker hoe hechter aan goed y-as
o Perfecte substituten = rechte met dalend verloop, perfecte complementen =
hoek
- Nutsfunctie = ordinale betekenis
−p
- Budgetrechte: y= p1 x 1+ p2 x 2 met helling 1
− p2
o Prijsstijging = naar binnen of buiten, stijging inkomen = evenwijdige
verschuiving
M N 1 p1
- Optimaliteitsvoorwaarde: =
M N 2 p2
o Helling indifferentiecurve (subjectieve ruilverhouding) = Helling budgetrecht
(objectieve ruilverhouding)
- Inkomensconsumptiecurve = Engel-curve = verzameling optimale bundels
o Noodzakelijk goed = rechte met begin op y-as
o Luxegoed = rechte met begin op x-as
o Inferieur goed = convex dalend
- Substitutie-effect verandering hoeveelheid geconsumeerd bij prijsverandering
- Inkomenseffect = verandering consumptie als koopkracht stijgt
o Gewoon goed: SE +, IE + en TE +
o Inferieur goed: SE +, IE – en TE – (inkomenselasticiteit = negatief)
o Giffen goed : SE +, IE- en TE –
- Afleiden marktvraag = horizontale sommatie individuele vraagcurven
Oefeningen