Samenvatting Pathologie blok 1.3
Leren uit boek:
Martini H 11.1, 11.2, 11.3.1 t/m 11.3.4, 11.6, 11.7
Martini H 13.1
Martini H 14.1 en 14.2
Martini H 11.5
Martini H 14.3 t/m 14.7
Martini H12 (BEHALVE 12.2.1 en 12.2.3.)
Martini H13: 13.2 t/m 13.7
LET OP! Van H13.7 hoef je alleen te leren: aorta boog, aorta abdominales, truncus coeliacus, a. mesenterica superior, a.
mesenterica inferior, vena cava inferior, vena cava superior, leverpoortadersysteem (v. mesenterica inferior, v. lienalis, v.
mesenterica superior, v. porta hepatica)
Martini H18: 18.1 t/m 18.5
Hoorcollege 1
Immmuniteit les 2
Bloed
Het bloed bestaat uit:
Bloedplasma (55%):
- Plasmaeiwitten
- Water
- Andere opgeloste stoffen
Vaste bestanddelen (45%):
- Bloedplaatjes
- Leukocyten
- Erytocyten
Een mens heeft gemiddeld zo’n 5 liter bloed.
Bloed is geclassificeerd als bind-en steunweefsel:
- Levende cellen
- Niet-levende matrix = plasma
Afweer
Virussen, bacteriën, schimmels, parasieten afwijkende cellen = Potentiële ziekteverwerkers
(pathogenen/ micro-organismen)
Het afweersysteem is het totaal van maatregelen die het lichaam kan treffen om zich te beschermen
tegen schadelijke invloeden.
Aspecifiek Aspecifiek Specifiek
Vijand - Aangeboren - Verworven
- Tegen - Tegen
pathogenen specifieke
pathogenen
(antigenen)
Linie 1 2 3
Strijders Huid en slijmvliezen Leukocyten Leukocyten
1.Fagocyterende cellen
- Granulocyten Lymfocyten
- Monocyten - B-lymfocyt
2.Natural killercellen - T-lymfocyt
, Wapen - Opperhuid - Cytotoxie (cel - Herkennen
- Zweet en talg, dood maken) - Mobiliseren
slijm, speeksel, - Fagocytose (cel - Aanvallen
maagzuur op eten) Antistoffen
- Flora
- Lysozymen
1e lijns verdediging = slijmvliezen en huid Aspecifiek
2e lijns verdediging = Leukocyten ( fagocyteren en cytotoxie) Aspecifiek
3e lijns verdediging = Lymfocyten ( B & T lymfocyt) Specifiek
Aspecifiek= pakt alles aan wat niet lichaamseigen is, is geen onderscheid tussen. Als de eiwitten niet
lichaamseigen zijn, wordt het dood gemaakt en opgegeten.
Specifiek = Tegen specifieke pathogenen (
- Cellulaire afweer (B-cellen)
- Humorale afweer ( T-cellen)
Het afweersysteem:
De aspecifieke afweer:
Start infectie:
Virus of bacterie komt het lichaam binnen. De fagocyten/macrofagen vreten deze ziekteverwekker
op dmv fagocytose. De ziekteverwerkers, worden in de vacuole verteerd met eiwitten uit de
lysozymen. In de celmembraan van de macrofaag zitten MHC2 moleculen. Dit is een eiwit
(glycoproteïne = eiwit+glucosemolecuul) waarnaar onderdelen van de wand van het opgegeten
micro-organisme verplaatst worden. Iedere virus of bacterie heeft in zijn wand specifieke eiwitten.
Leren uit boek:
Martini H 11.1, 11.2, 11.3.1 t/m 11.3.4, 11.6, 11.7
Martini H 13.1
Martini H 14.1 en 14.2
Martini H 11.5
Martini H 14.3 t/m 14.7
Martini H12 (BEHALVE 12.2.1 en 12.2.3.)
Martini H13: 13.2 t/m 13.7
LET OP! Van H13.7 hoef je alleen te leren: aorta boog, aorta abdominales, truncus coeliacus, a. mesenterica superior, a.
mesenterica inferior, vena cava inferior, vena cava superior, leverpoortadersysteem (v. mesenterica inferior, v. lienalis, v.
mesenterica superior, v. porta hepatica)
Martini H18: 18.1 t/m 18.5
Hoorcollege 1
Immmuniteit les 2
Bloed
Het bloed bestaat uit:
Bloedplasma (55%):
- Plasmaeiwitten
- Water
- Andere opgeloste stoffen
Vaste bestanddelen (45%):
- Bloedplaatjes
- Leukocyten
- Erytocyten
Een mens heeft gemiddeld zo’n 5 liter bloed.
Bloed is geclassificeerd als bind-en steunweefsel:
- Levende cellen
- Niet-levende matrix = plasma
Afweer
Virussen, bacteriën, schimmels, parasieten afwijkende cellen = Potentiële ziekteverwerkers
(pathogenen/ micro-organismen)
Het afweersysteem is het totaal van maatregelen die het lichaam kan treffen om zich te beschermen
tegen schadelijke invloeden.
Aspecifiek Aspecifiek Specifiek
Vijand - Aangeboren - Verworven
- Tegen - Tegen
pathogenen specifieke
pathogenen
(antigenen)
Linie 1 2 3
Strijders Huid en slijmvliezen Leukocyten Leukocyten
1.Fagocyterende cellen
- Granulocyten Lymfocyten
- Monocyten - B-lymfocyt
2.Natural killercellen - T-lymfocyt
, Wapen - Opperhuid - Cytotoxie (cel - Herkennen
- Zweet en talg, dood maken) - Mobiliseren
slijm, speeksel, - Fagocytose (cel - Aanvallen
maagzuur op eten) Antistoffen
- Flora
- Lysozymen
1e lijns verdediging = slijmvliezen en huid Aspecifiek
2e lijns verdediging = Leukocyten ( fagocyteren en cytotoxie) Aspecifiek
3e lijns verdediging = Lymfocyten ( B & T lymfocyt) Specifiek
Aspecifiek= pakt alles aan wat niet lichaamseigen is, is geen onderscheid tussen. Als de eiwitten niet
lichaamseigen zijn, wordt het dood gemaakt en opgegeten.
Specifiek = Tegen specifieke pathogenen (
- Cellulaire afweer (B-cellen)
- Humorale afweer ( T-cellen)
Het afweersysteem:
De aspecifieke afweer:
Start infectie:
Virus of bacterie komt het lichaam binnen. De fagocyten/macrofagen vreten deze ziekteverwekker
op dmv fagocytose. De ziekteverwerkers, worden in de vacuole verteerd met eiwitten uit de
lysozymen. In de celmembraan van de macrofaag zitten MHC2 moleculen. Dit is een eiwit
(glycoproteïne = eiwit+glucosemolecuul) waarnaar onderdelen van de wand van het opgegeten
micro-organisme verplaatst worden. Iedere virus of bacterie heeft in zijn wand specifieke eiwitten.