Biologie Voeding VWO
BS 2 voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Voedingsmiddelen: alles wat je eet of drinkt
Voedingsstoffen: vervullen functies in het lichaam als brandstof en/of bouwstof.
Zes groepen: koolhydraten, vetten, eiwitten, vitamines, mineralen en water
Dieet moet voldoen aan 3 voedingsbehoeften:
Chemische energie voor cellulaire processen
ATP voor processen zoals DNA replicatie en celdeling
Nodig voor stofwisseling: nutriënten zoals koolhydraten, eiwitten en vetten
Bouwstoffen voor organische moleculen
voor biosynthese heeft organisme koolstof (zoals een suiker) en stikstof (zoals
eiwit) nodig
Essentiele nutriënten
Nutriënten die een organisme niet zelf kan vormen zoals aminozuren, vetzuren,
vitaminen en mineralen
Nodig voor cellulaire processen in de vorm van enzymsubstraat, co-enzymen en
factoren
Eiwitten/proteïne:
polymeren van een groot aantal aminozuurmoleculen
belangrijke bouwstoffen
transport
niet essentiële aminozuren kunnen indien nodig door het lichaam zelf gemaakt
worden door transaminering (= zelf aminozuren
maken door een restgroep of NH2 groep
over te plaatsen)
essentiële aminozuren kunnen niet of onvoldoende door het lichaam gemaakt
worden, het is essentieel dat deze in de voeding zitten.
(staan in binas)
koolhydraten:
, Monosachariden
Glucose, fructose, desoxyribose
Disachariden
Maltose, sucrose
Polysachariden
Zetmeel, glycogeen, cellulose condensatiereactie
Dienen als:
Brandstof: 1g 17 kJ energie
Bouwstof: bijv. desoxyribose (DNA)
Voedingsvezels: belangrijk voor darmwerking
en stoelgang, geeft snel een vol gevoel.
Vetten:
Vet(triglyceriden): glycerol met 3 vetzuren
Enkele vetzuren zijn essentieel zoals linolzuur
Brandstof: 1g 38 kJ energie
Bouwstoffen: bestanddeel voor membranen
Verzadigd: bezitten het maximaal aantal H-atomen
rechte structuur
Kokosolie, dierlijk vet, roomboter
Onverzadigd: bevat niet het maximaal aantal h
atomen en heeft door een of meerdere dubbele
verbindingen geen rechte structuur
Plantaardige vetten zoals zonnebloemolie,
olijfolie e.d.
Cholesterol: in celmembranen tussen membranen zitten
cholesterol zodat celmembranen stabiel zijn.
Lichaam bestaat voor 60% uit water
Nodig voor:
Bouwstof voor lichaamscellen
Oplosmiddel voor allerlei stoffen
Vitamines:
organische stoffen die in kleine hoeveelheden onmisbaar zijn voor de celstofwisseling (o.a.
als co-enzym)
Provitaminen: zijn stoffen in je voedsel waar je lichaam vitamine uit kan maken
Vet oplosbaar (bijv. vitamine A en D)
Wateroplosbaar (bijv. vitamine(s) B en C)
Mineralen:
zouten die nodig zijn in kleine hoeveelheden voor processen in het lichaam
Bouwestoffen: de ionen van deze mineralen worden gebruikt als bouwstoffen
Spoorelementen: mineralen die in zeer kleine hoeveelheden nodig zijn voor het goed
verlopen van stofwisselingsprocessen
Bijv. jodium voor functioneren van schildklier
BS 5 Het verteringsstelsel van de mens
Voedingsstoffen bevinden zich in het externe milieu.
BS 2 voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Voedingsmiddelen: alles wat je eet of drinkt
Voedingsstoffen: vervullen functies in het lichaam als brandstof en/of bouwstof.
Zes groepen: koolhydraten, vetten, eiwitten, vitamines, mineralen en water
Dieet moet voldoen aan 3 voedingsbehoeften:
Chemische energie voor cellulaire processen
ATP voor processen zoals DNA replicatie en celdeling
Nodig voor stofwisseling: nutriënten zoals koolhydraten, eiwitten en vetten
Bouwstoffen voor organische moleculen
voor biosynthese heeft organisme koolstof (zoals een suiker) en stikstof (zoals
eiwit) nodig
Essentiele nutriënten
Nutriënten die een organisme niet zelf kan vormen zoals aminozuren, vetzuren,
vitaminen en mineralen
Nodig voor cellulaire processen in de vorm van enzymsubstraat, co-enzymen en
factoren
Eiwitten/proteïne:
polymeren van een groot aantal aminozuurmoleculen
belangrijke bouwstoffen
transport
niet essentiële aminozuren kunnen indien nodig door het lichaam zelf gemaakt
worden door transaminering (= zelf aminozuren
maken door een restgroep of NH2 groep
over te plaatsen)
essentiële aminozuren kunnen niet of onvoldoende door het lichaam gemaakt
worden, het is essentieel dat deze in de voeding zitten.
(staan in binas)
koolhydraten:
, Monosachariden
Glucose, fructose, desoxyribose
Disachariden
Maltose, sucrose
Polysachariden
Zetmeel, glycogeen, cellulose condensatiereactie
Dienen als:
Brandstof: 1g 17 kJ energie
Bouwstof: bijv. desoxyribose (DNA)
Voedingsvezels: belangrijk voor darmwerking
en stoelgang, geeft snel een vol gevoel.
Vetten:
Vet(triglyceriden): glycerol met 3 vetzuren
Enkele vetzuren zijn essentieel zoals linolzuur
Brandstof: 1g 38 kJ energie
Bouwstoffen: bestanddeel voor membranen
Verzadigd: bezitten het maximaal aantal H-atomen
rechte structuur
Kokosolie, dierlijk vet, roomboter
Onverzadigd: bevat niet het maximaal aantal h
atomen en heeft door een of meerdere dubbele
verbindingen geen rechte structuur
Plantaardige vetten zoals zonnebloemolie,
olijfolie e.d.
Cholesterol: in celmembranen tussen membranen zitten
cholesterol zodat celmembranen stabiel zijn.
Lichaam bestaat voor 60% uit water
Nodig voor:
Bouwstof voor lichaamscellen
Oplosmiddel voor allerlei stoffen
Vitamines:
organische stoffen die in kleine hoeveelheden onmisbaar zijn voor de celstofwisseling (o.a.
als co-enzym)
Provitaminen: zijn stoffen in je voedsel waar je lichaam vitamine uit kan maken
Vet oplosbaar (bijv. vitamine A en D)
Wateroplosbaar (bijv. vitamine(s) B en C)
Mineralen:
zouten die nodig zijn in kleine hoeveelheden voor processen in het lichaam
Bouwestoffen: de ionen van deze mineralen worden gebruikt als bouwstoffen
Spoorelementen: mineralen die in zeer kleine hoeveelheden nodig zijn voor het goed
verlopen van stofwisselingsprocessen
Bijv. jodium voor functioneren van schildklier
BS 5 Het verteringsstelsel van de mens
Voedingsstoffen bevinden zich in het externe milieu.