- kijk notities!!
- zie hb!!
- kijk ook extra sv!!
- kijk naar de pwp!!
- alles voor heraclitus staat niet in de samenvatting
Heraclitus - alles vloeit, niets is blijvend +- 6e eeuw vC
= leer vd tegengestelde
⇒ natuurfilosoof - zintuigen, veranderingen, worden
- het resultaat vd werkelijkheid/kosmos
= voortdurende verandering/conflicten tussen
tegengestelden
1) complementair
⇒ geen dag zonder nacht
2) tegengestelde gaan in elkaar over
⇒ mensen zijn jong en worden oud
3) inherente ambiguïteit
⇒ water vd zee staat voor leven
(vissen) en dood (sommige mensen, …)
- conflict = constitutief (in het conflict wordt
veranderende werkelijkheid geboren)
Parmenides - eeuwige, onveranderlijkheid, zijn +- 6e eeuw vC
- het zijnde is of het zijnde is niet
⇒ natuurfilosoof - het = alles waar ik aan kan denken of over kan
spreken
⇒ 2 wegen
1) het is, en het is onmogelijk dat het niet is
2) het is niet, en het is noodzakelijk dat het niet
is
⇒ Parmenides kiest weg 1 = weg vh zijn
- het zijnde kan niet ontstaan//eeuwig en
onvergankelijk
- ondeelbaar/geen gradaties
- onbeweeglijk/begrensd
- volmaakt
- bolvormig (in alle richtingen identiek)
⇒ kritiek Aristoteles: geen natuurfilosofie ⇒
wel metafysica (niet zien, niet waarnemen)
Sofisten = rondtrekkende leraren, gingen mensen overtuigen 5e eeuw v.C
⇒ relativistische positie, logos voeren vanuit
→ Protagoras monoloog
→ geen kennis vd ultieme waarheid is mogelijk, geen
maatstaf om dingen te beoordelen buiten de
individuele mens zelf
⇒ kritiek op sofisten
⇒ kloof kennis en waarheid
Socrates - vervelend 469-399 v.C
- werd gezien als sofist, maar er was een verschil 5e - 4 e eeuw
- stelde de vraag naar de ware betekenis, de v.C
, onbetwistbare def van die begrippen
- rechtvaardigheid is voor iedereen hetzelfde
- ⇔ sofist: deugdzaam/rechtvaardig handelen is
gevolg van inzicht
- norm handelen verinnerlijkt
- logos ⇒ nu: de plaats waar inzicht, waarheid
en deugd tot stand komen
- rede ⇒ rede-nering: dialoog = model voor het
verwerven van inzicht
- wapen = ironie (doen alsof hij niet weet wat
rechtvaardigheid is)
Plato ⇒ verschillende aspecten werkelijkheid ⇒in 1 globale 428-347 v.C
visie ⇒ 4 e eeuw
⇒ voetsporen Socrates v.C
⇒ Socratische vraagstelling uitbreiden : 2 innovaties
1) de ziel
- = zetel van kennis
- = onsterfelijk
- wedergeboorte
- de kern van onze persoonlijkheid
⇒ morele goedheid komt voor uit:
1) de redelijke ziel (verstandigheid)
2) vurige/driftige (dapperheid)
3) vermogen tot begeren
(matigheid/zelfbeheersing)
⇒ RECHTVAARDIGHEID (overkoepelende deugd)
⇒ Plato werkt dit uit in myhte = raar ⇒ niet voor
rationele uitleg vatbaar ⇒ vermengt mythe in zijn
filosofie
2) het inzichtelijke
- juistheid morele stellingsnames ligt in het
inzicht in de ware aard vd deugd
- inzicht in waarheid = norm morele handelen
- kennis gaat over het zijn, het vaste, het
stabiele in de werkelijkheid
⇔ het worden (zintuiglijke realiteit) =
verandering (mening)
- kennis/wetenschap houdt zich bezig met het
puur inzichtelijke, niet zichtbaar
⇒ onafscheidelijk met elkaar verbonden
❖ probleem vd morele opvoeding
- we geven waarden en normen door waarvan
we niet kunnen funderen waarom ze waar
zijn
- meningen x morele opvoeding = kwetsbaar
(sofisten)
- oplossing: stabiele morele
grondhouding die bestand is tegen
slechte invloeden ⇒ kan enkel door
moraliteit te funderen op ware kennis
, ❖ morele staatsorde
- staat moet goed georganiseerd zijn : het
bestuur vd staat moet dus bestaan uit
mensen die omwille van hun wijsheid
uitverkoren zijn om de staat te leiden
1) leiders/wachters
= tot hoogste inzicht opgestegen
⇒ interne/externe veiligheid vd staat moet
worden gerespecteerd
deugd = inzicht en verstandigheid
2) de bestuurders
= ‘helpers’ = politie en leger
deugd = dapperheid
3) handwerkers
= landbouwers en ambachtslieden, materiële
behoefte vd bevolking voorzien
deugd = zelfbeheersing
⇒ staat = rechtvaardig als elke klasse zijn taak correct
uitvoert
⇒ parallel met onze ziel
⇒ probleem?: waar vinden we zo een mensen?
⇒ oplossing: de wet = plaatsvervanger van
volmaakte regeerder
❖ kennis
- wat is kennis precies?
- epistemologie = kennisleer
- geen mening = instabiel = gebaseerd
op de zintuiglijke werkelijkheid ⇒
wereld vh worden (particulariteit,
instabiliteit, onzuiver)
- kennis = stabiel, algemeenheid en
volmaaktheid ⇒ zijn er niet in de
waarneembare wereld
⇒ wel in de ideeënwereld
⇒ ideeën moeten afzonderlijk bestaan
⇒ wereld vh worden ⇒ meningen
⇒ wereld vh zijn ⇒ kennis!
❖ Participatie
= de relatie tussen de zintuiglijke wereld en de
ideeënwereld
⇒ vb. nabootsing : de zintuiglijke dingen zijn
afbeeldingen vd ideeën
⇒ zintuiglijke wereld = kopie vd ideeën wereld
⇒ schilderij = kopie van een kopie
⇒ zie extra schema monitoraat 1
❖ Het Goede
= 1 vd belangrijkste elementen vd ethiek
= de grens van ons denken
- zie hb!!
- kijk ook extra sv!!
- kijk naar de pwp!!
- alles voor heraclitus staat niet in de samenvatting
Heraclitus - alles vloeit, niets is blijvend +- 6e eeuw vC
= leer vd tegengestelde
⇒ natuurfilosoof - zintuigen, veranderingen, worden
- het resultaat vd werkelijkheid/kosmos
= voortdurende verandering/conflicten tussen
tegengestelden
1) complementair
⇒ geen dag zonder nacht
2) tegengestelde gaan in elkaar over
⇒ mensen zijn jong en worden oud
3) inherente ambiguïteit
⇒ water vd zee staat voor leven
(vissen) en dood (sommige mensen, …)
- conflict = constitutief (in het conflict wordt
veranderende werkelijkheid geboren)
Parmenides - eeuwige, onveranderlijkheid, zijn +- 6e eeuw vC
- het zijnde is of het zijnde is niet
⇒ natuurfilosoof - het = alles waar ik aan kan denken of over kan
spreken
⇒ 2 wegen
1) het is, en het is onmogelijk dat het niet is
2) het is niet, en het is noodzakelijk dat het niet
is
⇒ Parmenides kiest weg 1 = weg vh zijn
- het zijnde kan niet ontstaan//eeuwig en
onvergankelijk
- ondeelbaar/geen gradaties
- onbeweeglijk/begrensd
- volmaakt
- bolvormig (in alle richtingen identiek)
⇒ kritiek Aristoteles: geen natuurfilosofie ⇒
wel metafysica (niet zien, niet waarnemen)
Sofisten = rondtrekkende leraren, gingen mensen overtuigen 5e eeuw v.C
⇒ relativistische positie, logos voeren vanuit
→ Protagoras monoloog
→ geen kennis vd ultieme waarheid is mogelijk, geen
maatstaf om dingen te beoordelen buiten de
individuele mens zelf
⇒ kritiek op sofisten
⇒ kloof kennis en waarheid
Socrates - vervelend 469-399 v.C
- werd gezien als sofist, maar er was een verschil 5e - 4 e eeuw
- stelde de vraag naar de ware betekenis, de v.C
, onbetwistbare def van die begrippen
- rechtvaardigheid is voor iedereen hetzelfde
- ⇔ sofist: deugdzaam/rechtvaardig handelen is
gevolg van inzicht
- norm handelen verinnerlijkt
- logos ⇒ nu: de plaats waar inzicht, waarheid
en deugd tot stand komen
- rede ⇒ rede-nering: dialoog = model voor het
verwerven van inzicht
- wapen = ironie (doen alsof hij niet weet wat
rechtvaardigheid is)
Plato ⇒ verschillende aspecten werkelijkheid ⇒in 1 globale 428-347 v.C
visie ⇒ 4 e eeuw
⇒ voetsporen Socrates v.C
⇒ Socratische vraagstelling uitbreiden : 2 innovaties
1) de ziel
- = zetel van kennis
- = onsterfelijk
- wedergeboorte
- de kern van onze persoonlijkheid
⇒ morele goedheid komt voor uit:
1) de redelijke ziel (verstandigheid)
2) vurige/driftige (dapperheid)
3) vermogen tot begeren
(matigheid/zelfbeheersing)
⇒ RECHTVAARDIGHEID (overkoepelende deugd)
⇒ Plato werkt dit uit in myhte = raar ⇒ niet voor
rationele uitleg vatbaar ⇒ vermengt mythe in zijn
filosofie
2) het inzichtelijke
- juistheid morele stellingsnames ligt in het
inzicht in de ware aard vd deugd
- inzicht in waarheid = norm morele handelen
- kennis gaat over het zijn, het vaste, het
stabiele in de werkelijkheid
⇔ het worden (zintuiglijke realiteit) =
verandering (mening)
- kennis/wetenschap houdt zich bezig met het
puur inzichtelijke, niet zichtbaar
⇒ onafscheidelijk met elkaar verbonden
❖ probleem vd morele opvoeding
- we geven waarden en normen door waarvan
we niet kunnen funderen waarom ze waar
zijn
- meningen x morele opvoeding = kwetsbaar
(sofisten)
- oplossing: stabiele morele
grondhouding die bestand is tegen
slechte invloeden ⇒ kan enkel door
moraliteit te funderen op ware kennis
, ❖ morele staatsorde
- staat moet goed georganiseerd zijn : het
bestuur vd staat moet dus bestaan uit
mensen die omwille van hun wijsheid
uitverkoren zijn om de staat te leiden
1) leiders/wachters
= tot hoogste inzicht opgestegen
⇒ interne/externe veiligheid vd staat moet
worden gerespecteerd
deugd = inzicht en verstandigheid
2) de bestuurders
= ‘helpers’ = politie en leger
deugd = dapperheid
3) handwerkers
= landbouwers en ambachtslieden, materiële
behoefte vd bevolking voorzien
deugd = zelfbeheersing
⇒ staat = rechtvaardig als elke klasse zijn taak correct
uitvoert
⇒ parallel met onze ziel
⇒ probleem?: waar vinden we zo een mensen?
⇒ oplossing: de wet = plaatsvervanger van
volmaakte regeerder
❖ kennis
- wat is kennis precies?
- epistemologie = kennisleer
- geen mening = instabiel = gebaseerd
op de zintuiglijke werkelijkheid ⇒
wereld vh worden (particulariteit,
instabiliteit, onzuiver)
- kennis = stabiel, algemeenheid en
volmaaktheid ⇒ zijn er niet in de
waarneembare wereld
⇒ wel in de ideeënwereld
⇒ ideeën moeten afzonderlijk bestaan
⇒ wereld vh worden ⇒ meningen
⇒ wereld vh zijn ⇒ kennis!
❖ Participatie
= de relatie tussen de zintuiglijke wereld en de
ideeënwereld
⇒ vb. nabootsing : de zintuiglijke dingen zijn
afbeeldingen vd ideeën
⇒ zintuiglijke wereld = kopie vd ideeën wereld
⇒ schilderij = kopie van een kopie
⇒ zie extra schema monitoraat 1
❖ Het Goede
= 1 vd belangrijkste elementen vd ethiek
= de grens van ons denken