psychopathologie
Leren voor de toets:
Kinder/jeugdpsychiatrie:
Hoofdstuk 2:Diagnostiek
Hoofdstuk 3:Leerstoornissen
Hoofdstuk 5: Autisme spectrumstoornissen
Hoofdstuk 6:ADHD
Hoofdstuk 7:Gedragsstoornissen
Hoofdstuk 8:Angststoornissen
Hoofdstuk 9:PTSS
Hoofdstuk 11: Stemmingsstoornissen
Hoofdstuk 12: Somatische symptoomstoornissen
Hoofdstuk 13: Eetstoornissen
Hoofdstuk 14: Ticstoornissen
Hoofdstuk 15: Hechting (blz 236-242)
Levensfasen:
Hoofdstuk: 2 en aanvullend de andere thema’s
1
, Kinder- en jeugdpsychiatrie
Hoofdstuk 2: Diagnostiek
Psychiatrische diagnostiek bij kinderen en adolescenten wijkt sterk af van de
psychiatrische diagnostiek bij volwassenen. Het ontwikkelingsniveau, rol van
andere informanten en de aard van de problemen vergen vaardigheden en
kennis. Dit hoofdstuk gaat over de opbouw van het psychiatrisch onderzoek bij
kinderen en jeugdigen.
Het diagnostisch proces bestaat it twee onderdelen:
1. Verkrijgen van informatie over klachten en symptomen (diagnostisch
onderzoek)
2. Maken van een samenvattende conclusie (stellen van diagnose)
Meerdere informatiebronnen
Om een goed beeld te krijgen van de problemen, is het nodig om informatie uit
verschillende bronnen te krijgen. De vier belangrijkste bronnen:
1. Ouders functioneren kind in de thuissituatie (overdag en in
de nacht)
2. Leerkrachten informatie over schoolprestaties, sociale
functioneren, gedrag
observeren, gedrag vergelijken met andere
leeftijdsgenoten.
3. Kinderen en jeugdigen zelf eigen gevoelens en gedachten. Inzicht in
activiteiten
die ouders/school niet altijd weten (middelen/antisociaal
gedrag)
4. Hulpverleners Onderzoeken, belevingswereld exploreren, reactie op
interventies
toetsen (arts: lichamelijk en technisch onderzoek,
psycholoog
of pedagoog: cognitieve functies).
De informatie is vaak verschillend, soms zelfs tegenstrijdig. Dit omdat er
verschillende relaties zijn in verschillende contexten, met verschillen in perceptie
van gedrag.
Hoe wordt diagnostische informatie verkregen
‘’ Een proces van opsporen van kenmerken die het ene individu onderscheiden
van andere individuen.’’ De kenmerken zijn o.a.: probleemgedrag, cognitieve,
sociaal emotionele en motorische functies, lichamelijke afwijkingen en
biologische kenmerken zoals fysiologische, chemische, structurele
hersenkenmerken of hersenfunctie.
Er zijn drie methoden om diagnostische gegevens te verkrijgen:
2