samenvatting GGZ3

KINDERPSYCHIATRIE

 Kind wordt aangemeld door ouders
 Overangstige ouders > < verwaarlozende ouders
 Psychiatrische problemen kind tgv ouderlijke verstoringen
 Ontwikkelingsfase van het kind is belangrijk
 Kinderen kunnen zich minder goed uitdrukken met woorden, grote nood aan gedragsobservaties en
assessment
 Behandeling is minder vaak medicamenteus, sterke nadruk op veranderen omgeving van het kind
(oudertraining, leraren advies geven) sterk belang van multidisciplinaire werking

SYSTEEMTHEORIE


ALGEMENE SYSTEEMTHEORIE (VON BERTALANFFY)
 Theorie over systemen in de natuur en techniek en in de wetenschap en maatschappij
 Kenmerken: georganiseerd karakter, interactie met de omgeving en systeem en subsysteem

Psychiatrie is een sociaal systeem




Familiale levenscyclus -> stadia
 Volwassen paar
 Ouders en jonge kinderen
 Ouders en schoolkinderen
 Ouders en adolescenten
 Ouders en het lege nest
 Grootouders en kleinkinderen




1

,MOHO:




CMOP-E




OTPF




KAWA




2

,THERAPEUTISCHE KADERS IN KINDERPSYCHIATRIE
Psychoanalytische therapie
 Onbewuste
 Anna Freud- ontwikkeling ego kind (ik van het kind)
 Mentale processen-> mentale representaties-> metalliseren
 Mentale processen en mentale representaties kunnen niet los van elkaar zien. De representatie is het
resultaat van het proces
 Psychopathologie: gaat over de verstoring van mentale processen die je in therapie kan bijwerken
(ontwikkelingstherapie) -> je wil de identiteit versterken
Verstoring mentale representaties, interpretaties

Cognitieve-gedragstherapie
 Cognities en gedrag
 Mindfulness based cognitieve therapie

Systeemtherapie ->>
 Interacties


Cliëntgerichte-experiëntiële therapie
 Richt zich op de beleving. Beleving door grondhouding, emotiegerichte benadering, focussen,
lichaamsgerichte psychotherapie en psychodrama
 Rogers: client-centered; niet-directief of experiëntieel
o Beleving
o Echtheid
o Onvoorwaardelijke acceptatie, respect
o Empathie
 3P’s
o Persoonsgericht
o Procesgericht
o Pragmatisch
 Focusing

KINDERPSYCHODIAGNOSTIEK

 Ontwikkelingspsychopahologisch kader
 Life-events en ontwikkeligsfase

DSM 5 is ontoereikend in de diagnostiek van heel wat problemen die voorkomen bij kinderen
 Diagnostiek van verschillende vormen van mishandeling, verwaarlozing en misbruik
 Infantdiagnostiek is haast afwezig (jonger dan jaar)
 Aspecten van gezinsfunctioneren (opvoedingsproblemen) kunnen onvoldoende in kaart worden
gebracht
 Pesten , moeilijkheden bij echtscheiding, adoptie,…
 Multi-method diagnostiek




3

, HECHTINGSTHEORIE

Onveilige hechting is GEEN synoniem voor hechtingsstoornis

HISTORIEK
Psychoanalytische psychodynamische benadering- Sigmund Freud
 Eerste levensjaren zijn cruciaal voor de hechting
 Moeder kind binding met kind doordat moeder voedsel geeft

Leertheoretische benadering- James Watson
 Behaviorisme
 Eten, drinken zijn primaire bekrachtigers, deze verzorgen de basis vd hechting tss moeder en kind
 Je moet gaan kijken naar het gedrag en dit gedrag in kaart gaan brengen

Ethologische benadering- Lorenz Konrad
 Hechting is aangeboren, het is een neiging tot binding, imprinting bij ganzen
 Gehechtheid is gedrag dat bedoeld is om nabijheid tot een ander individu te zoeken en te behouden

Experimenten Harry Harlow
- Aapjes weghalen van ouder: gedragsstoornis
- Bij aapjes poppen zetten met voeding en warmte-> gaan naar warmte

John Bowlby zegt dat moeder een basis biedt van waaruit het kind de wereld kan exploreren en biedt veiligheid
waar nodig. Het is dus een biologische behoefte vh kind om zich te gaan hechten met de mama
Latentieleeftijd: 6-12jaar


ONTWIKKELING HECHTING
- Ecologische benadering: instrumentele en emotionele ondersteuning vanuit de context (meso- en
exosysteem)
- Ouder-kind benadering
o Onaangenaam-wenen bv pamper vol, honger etc
o -> Succesvolle affectregulatie door ouders: kind wordt gewiegd, krijgt eten etc en kind krijgt
rust
o -> Beeld van ouders als veilige basis (intern werkmodel ontstaat)
o -> Exploratie en verdere ontwikkeling zelfstandige affectregulatie
o -> Latere coping
 Hand in hand met cognitieve en emotionele rijping
 0-2 maanden
o Sociale en communicatieve signalen
o Huilen, glimlachen, oogcontact
o Beetje herkenning van ouders
o Iedereen kan troosten
 2-7 maanden
o Lichte voorkeur voor bekenden (ouders, opvoeders, oppas)
o Meer naar lachen
o Kunnen beter troosten
 7-12 maanden
o Toenaderingsgedrag


4