100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Presentation

Deel 3

Rating
-
Sold
-
Pages
24
Uploaded on
02-03-2016
Written in
2014/2015

Zeer uitgebruide samenvatting

Institution
Course















Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
March 2, 2016
Number of pages
24
Written in
2014/2015
Type
Presentation
Person
Unknown

Subjects

Content preview

Eur. en Int. Omgeving
DEEL III: Europese Economische Omgeving.
 Opmerking: Deze notities dienen gestudeerd te worden aan de hand van de kernzinnen uit het boekje
van Dr. P. Roosens

Hoofdstuk 1: Vormen van economische integratie
1.1 Vrijhandelszone
= Free Trade Area (FTA)

 3 Landen:
 Toestand voor vrijhandelszone:
A B C
3% 7% 11% (Invoerrecht)

 Politiekers sluiten vrijhandelszone:
 Tussen de drie landen GEEN invoerrechten meer op termijn
 Goedkoper voor de consument. (Enkel de leden van de vrijhandelszone)
3%

A B 7% C X

0% 11%


 Maar ten aanzien van buitenstaanders (X) gelden de privileges niet. X zal vervolgens
proberen toegang te krijgen via het goedkoopste land (A) en zo verder doorexporteren
naar een duurder land (C).
Vb.: X → A → C = 3% i.p.v. 11%

 Oorspronkelijkheidscertificaat:
 Document om te verzekeren dat de voordelen van een vrijhandelszone enkel gereserveerd blijft
voor leden.
 X wordt belemmerd door het oorspronkleijkheiscertificaat omdat men verplicht is dit bij te
hebben. Als het product van buiten de vrijhandelszone komt geniet men geen privileges en
gelden de voordelen niet.
Vb.: X → A → C: 3% + 11% = 14% > 11%



 Voorbeelden;
 NAFTA
 1994: Alle invoerrechten afgeschaft op 15 jaar. (Nog niet volledig FTA)
 Men voorziet een ruime overgangsperiode
 EFTA
 1959: 4 lidstaten: Zwitserland, Noorwegen (vis), IJsland, Liechtenstein.


Europese en Internationale omgeving 1/24 Notities Deel III

,1.2 Douane-Unie
= Customs Union (CU)

 3 Landen:
 Toestand voor douane-unie:
A B C
3% 7% 11% (Invoerrecht)

 Politiekers sluiten douane-unie:
 Drie landen komen in 1 gemeenschappelijke zone waar invoerrechten worden afgeschaft.
(Zoals vrijhandelszone
7%

A B C 7% X

(inside 0%) 7%


 Maar ten aanzien van buitenstaanders (X) zijn er duidelijke verschillen met de FTA:
 Men gaat onderling afspreken binnen de douane-unie over een
gemeenschappelijk buitentarief.
 Meestal rekenkundig gemiddelde.
Vb.: 7 % (3+7+11 = 21/3 = 7)
 1 tarief/invoerrecht PER product!
 Op deze manier betaalt een outsider dus 1X en niets extra. Het
oorspronkelijkheidscertificaat blijft echter wel vereist.
Vb.: X → A → C = 7%
X → C = 7%

 Deze techniek is gemakkelijk voor buitenstaanders maar echter moeilijker voor leden. Deze moeten
immers voor elk product een tarief maken dat voor alle leden gemeenschappelijk en aanvaardbaar is. Dit
leidt soms tot problemen. (Zie voorbeelden)

 Voorbeelden:
 EU: 25 landen moeten overeenkomen over een gemeenschappelijk buitentarief.
 Portugal wil wijnindustrie beschermen = Hoog buitentarief.
 Frankrijk drinkt graag wijn en wil dit delen met iedereen (Franse landen die geen lid zijn
van de EU) = Laag buitentarief.
 SACE: South African Customs Union




1.3 Gemeenschappelijke markt
= Common market

 Je hebt reeds een volledige uitgebouwde Douane-Unie, maar er komt vrije mobiliteit (van
productiefactoren arbeid en kapitaal).
 Vrije mobiliteit van arbeid:
 Binnen de EU, onbeperkt toegang tot de arbeidsmarkt verkrijgen.
Vb.: Europees diploma (zonder conditie)
Europese en Internationale omgeving 2/24 Notities Deel III

,  MAAR niet overal voldaan
 Luchtvaartsector
 Duitse registratie
 Macht niet in België
 Duitse verguning valideren
 Alle diploma’s opnieuw halen.
 Geen vrije mobiliteit van arbeid. (Zeker terug erger na 11/9)
 Advocaat
 Pleiter van Frankrijk naar België (Charleroi)
 Bevoegd in het Frans recht, maar niet in het Belgisch recht!
 95% wel vrije mobiliteit in arbeid, maar er wordt slechts 5% gebruik gemaakt van dit recht.
 Redenen:
 Taal = pragmatisch.
 Communicatie is essentieel in sommige beroepen.

 Vrije mobiliteit van kapitaal:
 Dit gebeurt beter sinds de invoering van de Euro (12 landen van de 25 gebruiken nu dezelfde
munt). Vroeger waren er vele kosten door het noodzakelijke omzetten via wisselkoersen.

 Voorbeelden
 Europese Unie = Gemeenschappelijke markt, maar er zijn nog wat problemen i.v.m. de vrije
mobiliteit van arbeid en kapitaal.
 Caricom = landen in het Caraïbisch gebied
(CARibbean COMmon market)

1.4 Economische Unie
= Economic Union

 Er moet een volledig gemeenschappelijke markt zijn + er moet gezorgd worden voor eenmaking van het
economisch beleid!
 Ergens een instelling die het beleid moet uitstippelen die de Economische Unie gaat uitvoeren:
 Raad van Ministers in Europa
 Zetelen in Brussel
 Beleid moet overal toepasbaar zijn.
 Diverse vormen van beleid:
 Handelsbeleid
 Landbouwbeleid
 …



 Toch is deze economische eenmaking heel beperk:
 Landbouwpolitiek:
 Als Raad van Ministers zegt bodemprijs = ….., dan MOET dit toegepast worden, zoniet
dan volgen er sancties.
 Buitenlands handelsbeleid:
 Een afgesproken gemeenschappelijk buitentarief moet toegepast worden.

 Dit gebeurt via meerderheidsstemming  Veel problemen.
 Textielnijverheid beschermen:
 8% invoerrecht verhogen
 Douane-Unie verbiedt dit omdat ze anders een deeltje van de soevereiniteit afstaan.
 Monetair beleid voor 12 Eurolanden:
Europese en Internationale omgeving 3/24 Notities Deel III

,  Belgische bank voert geen monetair beleid meer (Bvb. Recessie)
 Europese centrale bank heeft zijn autonomie afgegeven

 Harmonisatie
 Doelstelling is overal dezelfde, maar de implementering (manier waarop toegepast) mag
verschillend zijn in elke lidstaat.
 Vb.: Fiscaal beleid
 BTW in Duitsland anders dan in Nederland.
 Doelstelling is echter wel dezelfde, iedereen maakt gebruik van het BTW-
systeem, maar de tarieven mogen verschillend zijn.
 Voorbeelden
 Economische unie: Nog heel veel vensters, …
 BLEU: Belgisch Luxemburgse Economische Unie
 Luxemburgse frank = belgische frank (gelijkmaking!)
 Maar indirecte belastingen in luxemburg zijn veel lager (BTW, accijnzen, …)
→ Fiscaal beleid geen eenmaking.
 CMB:
 Weddes à kapiteen
 Volgens Belgische sociale wetgeving:
o Netto 50
o Bruto 100
o Werkgever 130
o Hoge loonkost
 In Luxemburg veel minder
 Belgische vlag verwisselen met Luxemburgse vlag levert miljoenen winst op =
uitgevlagd.

1.5 Politieke en Monetaire Unie

 Ook alle onderliggende stadia moeten er zijn! D.w.z.:
 Politieke Unie:
 Autoriteit moet alle beslissingen voor Europa nemen.
 Grote lidstaten verliezen zo hun politieke autonomie en zijn hiertegen. Dit zal dus nog
niet gebeuren.
 Monetaire Unie:
 Allemaal gelijke munt
 Dit is zeer onwaarschijnlijk om te realiseren binnen de Europese Unie (Cf. dwarsliggers
Engeland, Zweden, Denemarken, …)



 Vb.: VSA
 Alle beslissingen worden in Washington genomen. Alle staten moeten verplicht meedoen.
 Dollar is de gemeenschappelijke munt in alle staten.
 Op lager niveau kunnen we echter spreken van een zelfstandige staat. De meeste zeer
belangrijke bedrijfsdomeinen zijn echter onzelfstandig en spreken we dus van een monetaire en
politieke unie.




Europese en Internationale omgeving 4/24 Notities Deel III

,1.6 Toepassing Hoofdstuk 1

 24/03/2005: Europese top in Brussel (25 lidstaten)
 Richtklijn Bolkenstein
 Vrije mobiliteit van goederen → OK
 Vrij mobiliteit van arbeid → +/- OK
 Vrije mobiliteit van kapitaal → +/- OK
 Vrije mobiliteit van diensten → PROBLEEM

 De vrije dienstenmobiliteit is een probleem omdat banken vrezen dat in het Westen veel failliet zal gaan
door de lage lonen van bepaalde diensten in het Oosten. Dit probleem wordt ook wel eens de vlucht naar
het goedkope Oosten genoemd.

Hoofdstuk 2: Historiek van de Europese Unie
2.1 Van Benelux tot Europese Unie

 Na WO II:
 Politieke stabiliteit = VN
 Economische stabiliteit = IMF + Wereldbank + GATT (WHO/WTO)
→ Zie Deel II
 IMF:
 Monetaire stabiliteit
 Wereldbank:
 Wederopbouw van Europa (goedkope financiering)  Tot 1955
 Vanaf 1955 financiering projecten ter ondersteuning van ontwikkelingslanden
(Goedkope leningen)
 GATT:
 Internationale handelsstabiliteit
 Bestrijding protectionisme
 Amerikanen ook veel oog voor de wederopbouw van Europa: “Marshall plan”
= Een gift (!!!) aan Europa om opnieuw op te bouwen.
 Voorwaarde:
Europa moet zich verenigen tot de OEES (= Organisatie voor Europese Economische
Samenwerking). Deze staat dan in voor het goede beheer van de geldelijke middelen,
maar zorgt niet voor een volledige integratie van alle landen.
 Opmerking:
Het Marshall plan is ook bedoeld voor het communistisch Oostblok en de Sovjet-unie.
Deze hebben echter geweigerd om de hulp te aanvaarden en traden dus ook niet toe tot de
OEES. (Eigenlijk weigerde enkel de SU, maar deze verplichtte het Oostblok om mee te
weigeren).
Als tegenreactie hebben ze wel COMECON opgericht. Een organisatie die ook niet alle
staten integreert maar enkel de landen op papier verbindt.



E
 Een tijdje later willen Amerika, Japan en Canada ook toetreden tot de O ES. Omdat de naam dus niet
meer klopt (E staat voor Europese) wordt de OEES omgevormd tot de OESO.
Heden bestaat de OESO nog steeds en verricht deze veel studiewerk en stelt die informatie ook ter
beschikking van het volk (bvb. UA-bibliotheek)




Europese en Internationale omgeving 5/24 Notities Deel III

,  Na WO II besluiten België, Nederland en Luxemburg om economisch te gaan samenwerken en
organiseren: BENELUX
 Douane-unie (1948): Invoerrechten afgeschaft.
 Heden bestaat BENELUX nog steeds apart binnen de EU.
 1951: Verdrag van Parijs
 Frankrijk en Duitsland integreren in de BENELUX. Dit is slim gezien omdat deze landen
meestal de oorzaak zijn van een militair conflict, dus als ze economisch geïntegreerd zijn
wordt een eventuele WO III meer afgewend. Ook Italië wordt lid.
 EGKS wordt opgericht: Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS)
 Kool en Staal is essentieel om een oorlog op te starten (brandstof, wapens,
transport, …).
 1955-…: (Steen)Kool & Staalsector beginnen aan belang in te boeten. De steenkoolmijnen raken
uitgeput en staal wordt sterk beconcurreerd vanuit Amerika + wordt minder gegeerd doordat de
heropbouw al volledig is gerealiseerd.
 1957: Verdrag van Rome:
 Uit vrees dat er toch nog een militair conflict mogelijk wordt (EGKS verliest aan belang,
Frankrijk en Duitsland worden niet meer economisch aan elkaar verbonden)
 2 integratievormen:
 EEG
 EURATOM (integratie van de nucleaire sector)
 EGKS blijft ook nog bestaan!
 1967: Gemeenschappelijke benaming van de 3 organisaties:
EG = Europese Gemeenschap(pen)



EEG EURATOM EGKS

 1992: Vervanging van de term ‘EG’ door ‘EU’ in het verdrag van Maastricht.
 Toekomst:
 2007: toetreding Bulgarije en Roemenië
 ‘Verenigde Staten van Europa’

2.2 De verdragen

 Verdrag van Rome (1957)

 Waarom in 1986 verandering?
 Evolutie in de tijd; nieuwe economische problemen die niet in het verdrag van Rome vermeld
staan → Europese eenheidsakte.
Vb.: Milieubeleid.
 95% inhoud is echter nog steeds identiek.




 Verdrag van Maastricht (1992)
 Idee van een gemeenschappelijke munt.

 Verdrag van Amsterdam (1997)
 Regeling i.v.m. werkloosheid toegevoegd.


Europese en Internationale omgeving 6/24 Notities Deel III

,  Verdrag van Nice (2000)
 Instellingen en besluitvorming aanpassen i.f.v. toekomstige uitbreiding.
 Europese grondwet (2004)
 Ondertekend in Rome op 29 oktober.


2.3 De Europese grondwet

 Nog NIET van toepassing, wel ondertekening!
 Voor waarde voor implementering → ELKE lidstaat moet de grondwet accepteren.
 Wanneer deze voorwaarde voldaan is zal de grondwet echter pas in 2009 van toepassing worden.

 2 kampen:
 Sommige landen wensen een referendum.
 Kritiek: De media zal een vertekend beeld geven van de grondwet.
 Kritiek: Het gewone volk heeft geen of onvoldoende dossierkennis.
 Sommige landen willen gewoon een stemming in het parlement houden.

 80% van de Europese grondwet is nog steeds hetzelfde als het verdrag van Rome!

2.4 De uitbreiding tot de huidige 25 lidstaten

 Benelux

 6 lidstaten na verdrag van Rome (+ Italië, Duitsland en Frankrijk)

 1973: Grroot-brittanië, Ierland, Denemarken
 Heel even was Groenland ook lid van de EU omdat deze onder Deense vlag vielen.
 Al snel verliet Groenland echter de EU wegens een conflict betreffende de visserijpolitiek.

 1981: Griekenland

 1986: Spanje, Portugal

 1995: Oostenrijk, Zweden, Finland

 2004: Polen, Hongarije, Tsjechië, Slowakije, Slovenië, Malta, Cypris, drie baltische staten (= Estland,
Letland, Lithouwen)

 2007: Bulgarije en Roemenië

 2014: Eventueel Kroatië en Turkije

 Verwachting voor toekomst: Balkan staten




Europese en Internationale omgeving 7/24 Notities Deel III

, Hoofdstuk 3: Instellingen en besluitvorming
3.1 Raad, Commissie, Hof van Justitie, Parlement

 Basisregels staan vervat in verdragen.

 Bij eventuele problemen: Raad van ministers = wetgevend
Vb.: Landbouwprobleem → 25 ministers van landbouw
 Richtlijn (Directive) → Enkel de finale doelstelling is verplicht. De manier waarop de
doelstelling bereikt wordt speelt geen rol.
 Verordering (Regulation) → Zelfde kracht als Europese wet (Elke lidstaat MOET ze toepassen
zoals voorgeschreven).
 Besluit: In Europa blijven er dus verschillen bestaan betreffende technieken om richtlijnen te
volbrengen.

 Europese comissie
= ‘Regering van de EU’
= Uitvoerend
 Zorgt voor de implementering van richtlijnen en veranderingen. (Via experts
 Heeft het recht om boekhouding te doorzoeken en kan hoge boetes uitschrijven bij
onregelmatigheden of fraude.
 Opgesplitst in verschillende departementen. (Centrale zetel in Brussel)
 Bij veroordeling  hof van Justitie (Luxemburg).

 Europese comissie
= Controle (Democratisch)
 Hoofdzetel in Straatsburg, maar soms ook in Brussel of Luxemburg.

3.2 Richtlijnen en Verordeningen

 Zie 3.1

3.3 Unanimiteit en gekwalificeerde meerderheid

 Unanimiteit hedendaags slechts in een zeldzaam # gevallen:
 Toetreding nieuwe lidstaat.
 Toepassing nieuwe grondwet.

 Andere gevallen:
 Gekwalificeerde meerderheid:
 Landen hebben wegingcoëfficiënt.
Vb.: België = 12 → “Ja” +12
Nederland = 13 → “Nee” -13

 -1 saldo ! (Indien enkel deze 2 zouden beslissen zou het dus niet doorgaan en heeft
Nederland een soort vetorecht)
 Toepassing ook pas mogelijk vanaf 232 stemmen ‘voor’.
 Voorstel van de commissie → Meerderheid van lidstaten vereist akkoord te gaan.
 Eigen initiatief van de Raad van Ministers → 2/3 van de lidstaten moet akkoord gaan.
 Er is wel een herziening in de Europese grondwet, maar deze is dus nog niet van toepassing.

 Korte schets Hoofdstuk 3:
Europese en Internationale omgeving 8/24 Notities Deel III

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
maartenvanveen Universiteit Antwerpen
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
72
Member since
9 year
Number of followers
49
Documents
11
Last sold
4 year ago

3.6

9 reviews

5
2
4
3
3
3
2
0
1
1

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions