Hoorcollege 1
Hoofdstuk 1 – wat heb je nodig om in 8 weken een kwalitatief onderzoeker te worden?
- Interesse in processen en betekenissen
- Kritische benadering ten opzichte van het leven en kennis → doorvragen, kritisch, inzichten
aanpassen tijdens project → kritisch op kennis die je aan het ontwikkelen bent
- Ogen en oren → kijken hoe mensen reageren (lachen etc.) en luisteren om daarop door te
vragen
- Reflexiviteit → reflecteert op de inzichten die je krijgt op je onderzoek en jezelf
- Goede sociale vaardigheden → zelfde rol als interviewer
Kwalitatief onderzoek
- Woorden (interviews, focusgroepen, betekenis of ervaringen) of visuele dingen (hoe beelden
representatief zijn)
- Betekenissen die mensen ergens aan geven → wat vinden zij van de commercial?
- Rijke data (kleine steekproef)
- Theorie te ontwikkelen
Onderscheid tussen
1. Groot onderzoek
o Paradigma → hoe je de werkelijkheid ziet
o Perspectief
2. Klein onderzoek
o Combinatie kwantitatief en kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek
- Interdisciplinair → psychologie, sociologie en politicologie
Hoofdstuk 2 – 10 fundamentele kenmerken van kwalitatief onderzoek
1. Gaat over betekenissen en niet over cijfers of percentages
2. Het leidt niet tot één duidelijk antwoord (rijk beeld van hoe mensen iets ervaren → hier zoek
je structuur in) → iedereen interpreteert anders
3. Context is belangrijk → leeftijdsgroepen, leefstijl → context speelt een rol hoe mensen iets
ervaren → hoe speelt de context een rol?
o subjectiviteit = belangrijk.
o Subjectiviteit (p.21) in je data, want de ene persoon herkent zich erin en de ander
niet, dus het gaat juist over subjectiviteit & analyse is ook subjectief, want data is
anders gestructureerd
4. Kwalitatief onderzoek is ervaringsgericht of kritisch
o Ervaringsgericht → richten op ervaringen van deelnemers (mensen laten vertellen en
je bent geïnteresseerd in ervaringen van mensen → verstehen → mensen proberen
van binnenuit te begrijpen → mensen een stem geven
o Kritische benadering → onder de oppervlakte → culturele ideeën of onderliggende
waarden naar kijken (is niet wat mensen in hun ervaringen zeggen)
5. Verschillende visies voor de werkelijkheid (ontologische assumpties)
o Realisme → realiteit → er is maar één objectieve werkelijkheid (effect ligt buiten mij)
o Relativisme → relatief → werkelijkheid is relatief, hangt ergens van af (jouw beeld
van de werkelijkheid). Er zijn meerdere werkelijkheden
o Kritisch realisme → wordt vanuit gegaan dat er één realiteit, maar is niet zo
eenduidig om die werkelijkheid te leren kennen (tussen realisme en relativisme).
6. Epistemologie → kennis → hoe komen we aan kennis over de werkelijkheid?
o Positivisme → objectief meetbare feiten
o Constructionisme → kennis is geconstrueerd (kwalitatief onderzoek) → anders
, o Contextualisme → kennis is afhankelijk van context (cultureel of onderzoeker)
7. Kwalitatieve methodologie → onderscheid tussen methodologie en methode
o Begint bij paradigma → hoe zie je wereldbeeld?
o Methodologie → wat is het idee wat erachter is en hoe zet je dat om in onderzoek
o Methode → welke methode gebruik je → meer concreet
8. Allerlei soorten data → woorden, taal, inhoudsanalyse, Instagram, opnames vergaderingen
9. Je moet kwalitatief denken (overkoepeld idee) → steekproef samenstellen is ook anders dan
kwantitatief → werkt met onderzoeksvragen, maar niet met hypothese
o Geen aantallen gebruiken
10. Gaat over subjectiviteit en reflexiteit
o Subjectiviteit van de mensen die je onderzoekt en de onderzoeker
o Reflexiteit → reflexie → zowel op het onderzoeksproces als op jezelf als onderzoeker
(meer op doorvragen omdat je begrijpt wat je bedoelt)
Hoofdstuk 3 – Kwalitatief onderzoek in de praktijk: onderzoeksvraag
Onderzoeksvragen beginnen vaak met ‘hoe’
- Nieuwe kennis te krijgen
- Open vraag
Steekproef → anders dan kwantitatief
- Verzadiging (saturation) → kennis is verzadig over de onderzoeksvraag die je had →
verzadigd als je geen nieuwe informatie meer krijgt
o Weet je pas als je in het onderzoek zit
o Praktische overwegingen → tijd
o Hangt af van hoe breed of smal je onderzoeksvraag is
- Doelgerichte steekproef (purposive sampling) → je hebt een doel, dus wie moet je
selecteren en je bent opzoek naar rijke data (uitgebreid vertellen)
- Steekproeftrekking (p.57)
o Gemakssteekproef → manier om mensen doelgerichte steekproef te vinden
o Gestratificeerde steekproef → strata = verschillende groepen. 5 interviews met
mannen en 5 interviews met vrouwen
o Theoretische steekproef → specifiek voor kwalitatief onderzoek
Cyclus proces
- Groot onderscheid met kwantitatief onderzoek
- Kwantitatief onderzoek is lineair → niet tussendoor je hypothese aanpassen
- Dit onderzoek wel aanpassen van je hypothese
- Begint met je onderzoeksvraag → richtinggevende begrippen → ongeschreven blad (tabula
rasa)
o Concepten uit de literatuur die je gaat aanvullen op basis van je interviews
- Steekproef doen + data selecteren (interviews) → analyseren → op grond van je analyse
dingen gaat aanpassen (concept, steekproef etc.)
Ethiek
- Je moet je als onderzoeker goed gedragen
- Als interviewer speel je een grotere rol → informed consent + netjes omgaan met informatie
+ anonimiteit
Hoorcollege 2
Type interviews:
- Semi gestructureerd
• Gestructureerd: onderwerpen, topics en hoe je over je onderwerp gaat beginnen
Hoofdstuk 1 – wat heb je nodig om in 8 weken een kwalitatief onderzoeker te worden?
- Interesse in processen en betekenissen
- Kritische benadering ten opzichte van het leven en kennis → doorvragen, kritisch, inzichten
aanpassen tijdens project → kritisch op kennis die je aan het ontwikkelen bent
- Ogen en oren → kijken hoe mensen reageren (lachen etc.) en luisteren om daarop door te
vragen
- Reflexiviteit → reflecteert op de inzichten die je krijgt op je onderzoek en jezelf
- Goede sociale vaardigheden → zelfde rol als interviewer
Kwalitatief onderzoek
- Woorden (interviews, focusgroepen, betekenis of ervaringen) of visuele dingen (hoe beelden
representatief zijn)
- Betekenissen die mensen ergens aan geven → wat vinden zij van de commercial?
- Rijke data (kleine steekproef)
- Theorie te ontwikkelen
Onderscheid tussen
1. Groot onderzoek
o Paradigma → hoe je de werkelijkheid ziet
o Perspectief
2. Klein onderzoek
o Combinatie kwantitatief en kwalitatief onderzoek
Kwalitatief onderzoek
- Interdisciplinair → psychologie, sociologie en politicologie
Hoofdstuk 2 – 10 fundamentele kenmerken van kwalitatief onderzoek
1. Gaat over betekenissen en niet over cijfers of percentages
2. Het leidt niet tot één duidelijk antwoord (rijk beeld van hoe mensen iets ervaren → hier zoek
je structuur in) → iedereen interpreteert anders
3. Context is belangrijk → leeftijdsgroepen, leefstijl → context speelt een rol hoe mensen iets
ervaren → hoe speelt de context een rol?
o subjectiviteit = belangrijk.
o Subjectiviteit (p.21) in je data, want de ene persoon herkent zich erin en de ander
niet, dus het gaat juist over subjectiviteit & analyse is ook subjectief, want data is
anders gestructureerd
4. Kwalitatief onderzoek is ervaringsgericht of kritisch
o Ervaringsgericht → richten op ervaringen van deelnemers (mensen laten vertellen en
je bent geïnteresseerd in ervaringen van mensen → verstehen → mensen proberen
van binnenuit te begrijpen → mensen een stem geven
o Kritische benadering → onder de oppervlakte → culturele ideeën of onderliggende
waarden naar kijken (is niet wat mensen in hun ervaringen zeggen)
5. Verschillende visies voor de werkelijkheid (ontologische assumpties)
o Realisme → realiteit → er is maar één objectieve werkelijkheid (effect ligt buiten mij)
o Relativisme → relatief → werkelijkheid is relatief, hangt ergens van af (jouw beeld
van de werkelijkheid). Er zijn meerdere werkelijkheden
o Kritisch realisme → wordt vanuit gegaan dat er één realiteit, maar is niet zo
eenduidig om die werkelijkheid te leren kennen (tussen realisme en relativisme).
6. Epistemologie → kennis → hoe komen we aan kennis over de werkelijkheid?
o Positivisme → objectief meetbare feiten
o Constructionisme → kennis is geconstrueerd (kwalitatief onderzoek) → anders
, o Contextualisme → kennis is afhankelijk van context (cultureel of onderzoeker)
7. Kwalitatieve methodologie → onderscheid tussen methodologie en methode
o Begint bij paradigma → hoe zie je wereldbeeld?
o Methodologie → wat is het idee wat erachter is en hoe zet je dat om in onderzoek
o Methode → welke methode gebruik je → meer concreet
8. Allerlei soorten data → woorden, taal, inhoudsanalyse, Instagram, opnames vergaderingen
9. Je moet kwalitatief denken (overkoepeld idee) → steekproef samenstellen is ook anders dan
kwantitatief → werkt met onderzoeksvragen, maar niet met hypothese
o Geen aantallen gebruiken
10. Gaat over subjectiviteit en reflexiteit
o Subjectiviteit van de mensen die je onderzoekt en de onderzoeker
o Reflexiteit → reflexie → zowel op het onderzoeksproces als op jezelf als onderzoeker
(meer op doorvragen omdat je begrijpt wat je bedoelt)
Hoofdstuk 3 – Kwalitatief onderzoek in de praktijk: onderzoeksvraag
Onderzoeksvragen beginnen vaak met ‘hoe’
- Nieuwe kennis te krijgen
- Open vraag
Steekproef → anders dan kwantitatief
- Verzadiging (saturation) → kennis is verzadig over de onderzoeksvraag die je had →
verzadigd als je geen nieuwe informatie meer krijgt
o Weet je pas als je in het onderzoek zit
o Praktische overwegingen → tijd
o Hangt af van hoe breed of smal je onderzoeksvraag is
- Doelgerichte steekproef (purposive sampling) → je hebt een doel, dus wie moet je
selecteren en je bent opzoek naar rijke data (uitgebreid vertellen)
- Steekproeftrekking (p.57)
o Gemakssteekproef → manier om mensen doelgerichte steekproef te vinden
o Gestratificeerde steekproef → strata = verschillende groepen. 5 interviews met
mannen en 5 interviews met vrouwen
o Theoretische steekproef → specifiek voor kwalitatief onderzoek
Cyclus proces
- Groot onderscheid met kwantitatief onderzoek
- Kwantitatief onderzoek is lineair → niet tussendoor je hypothese aanpassen
- Dit onderzoek wel aanpassen van je hypothese
- Begint met je onderzoeksvraag → richtinggevende begrippen → ongeschreven blad (tabula
rasa)
o Concepten uit de literatuur die je gaat aanvullen op basis van je interviews
- Steekproef doen + data selecteren (interviews) → analyseren → op grond van je analyse
dingen gaat aanpassen (concept, steekproef etc.)
Ethiek
- Je moet je als onderzoeker goed gedragen
- Als interviewer speel je een grotere rol → informed consent + netjes omgaan met informatie
+ anonimiteit
Hoorcollege 2
Type interviews:
- Semi gestructureerd
• Gestructureerd: onderwerpen, topics en hoe je over je onderwerp gaat beginnen