Management en organisatie
Blauw = belangrijke kopjes
Oranje = begrippen
Paars = literatuur
Klaas Schermer, De organisatie als hulpmiddel, Bohn Stafleu van Loghum, 2017 hoofdstuk 11
Hoorcollege 1 – een maatschappij vol organisaties
Begrippen snappen, laatste pagina van ieder hoofdstuk. Per hoofdstuk ¾ vragen
op tentamen.
Als organisatie moet je je afstemmen op de omgeving. Er is een wisselwerking
tussen omgeving en organisatie. Beroepstaak 6 & 8 zijn van toepassing.
Soorten organisaties
1. Profitorganisaties – ondernemingen die goederen of diensten verkopen
aan klanten met het doel er winst aan over te houden. Hema enz.
2. Non-profitorganisatie – een organisatie die zonder winstoogmerk ideële
doelen nastreeft. Kerk, moskee, school.
3. Not-for-profitorganisaties – organisaties die een ideëel doel proberen te
realiseren aan de hand van bedrijfseconomische principes. Zoals
bijvoorbeeld beleggen of dure mensen moeten inhuren. De
overheid/ziekenhuizen vallen hieronder.
Rechtsvormen (juridisch)
o Stichting: heeft een bestuur (natuurfonds) bestuur wendt een vermogen of
ander middel aan voor een ideëel doel.
o Vereniging; heeft leden (voetbalclub) samenwerkingsverband van leden
met gemeenschappelijk doel.
Professionalisering
De ontwikkeling van vrijwillige inspanning om een ideëel doel te bereiken naar
betaald werk van geschoolde hulpverleners binnen een instelling. Soms heb je
dus betaald personeel nodig omdat je bedrijf/stichting het anders niet redt.
SWOT
Het 7S-Model
7 punten waarop we een organisatie gaan analyseren.
,Strategie: hoofdvraag = Hoe kunnen we ons als organisatie handhaven?
Bestaat uit missie (wie ben je, waar sta je voor?), visie (waar wil je heen /over
langere tijd?) en doelen (hoe bereik ik dit?).
Structuur; de structuur is niet anders dan de vormgeving van de organisatie. Dit
kan je het makkelijkste vormgeven door een organogram. Wie heeft welke
verantwoordelijkheden? Als het mis gaat wie is dan verantwoordelijk.
o Hoe is de taakverdeling?
o Wie is waarvoor bevoegd?
o Wie rapporteert aan wie?
o Wie is waarvoor verantwoordelijk?
Systemen: alles wat geregeld is. Zo gaan we het doen. Geeft antwoord op de
vraag HOE we dingen gaan doen. Dus alles wat geregeld is valt hieronder.
Deelvragen:
o Dus pedagogisch beleid
o We houden ons aan de cao enz
Personeel: dit gaat om menselijk kapitaal. Keuzes die je kan maken als het gaat
om personeel. Wie wordt als eerst geslagen, hoeveel salaris bied je.
Stijl van het management: leidinggevende stijl. Deelvragen: hoe gaan
leidinggevenden om met kritiek en conflicten? Wat vinden medewerkers van hun
leidinggevenden? In hoeverre durf je te delegeren? Hoe gaan ze om met fouten?
Shared values: gemeenschappelijke waarden dit kan je het beste zien als wat
niet is opgeschreven in de regels. Dit heeft een stuk te maken met cultuur. Hoe
gaan we met elkaar om?
Sleutelvaardighedenmatrix: hierbij kijk je naar de competenties. Waar zijn we
sterk in en waar zijn we zwak in. Kijk naar het geheel van het 7S model en
waarop kan verbeterd worden. Analyse die je doet over je stage (IBM?)
Samenvatting:
o Het 7S-Model is ontworpen om de kwaliteit van de organisatie te
beschrijven, te beoordelen en verbeteradviezen te doen. Elke organisatie
functioneert op de 7 dimensies.
o Alle dimensies hangen met elkaar samen. Hoe een S werkt heeft invloed
op een andere S.
, o Kenmerkend verschil tussen profit- en non profitorganisatie is; bij
profitorganisaties betaald de klant direct aan de organisatie voor
geleverde diensten, bij non- profitorganisaties is er geen directe financiële
band tussen klant en instelling.
o Verschil tussen stichting en vereniging is; een stichting heeft geen leden
maar een bestuur, een stichting heeft vaak donateurs, en een vereniging
heeft wel leden net als op een voetbalclub.
o Het 7-s model van McKinsey beschrijft; organisatiekenmerken
Literatuur:
- Beleidsplan; beschrijving van veranderingen die de organisatie nastreeft
waarin precies beschreven over hoe en binnen welk tijdsbestek dit wordt
nagestreefd
- Toegevoegd aan het 7s model is solidarity dus de mate waarin het bedrijf
een eenheid is.
- Kansen en bedreigingen gelden uitsluitend op de omgeving van de
organisatie. Denk dan aan bevolking bijv. vergrijzing, politiek beleid of
bezuiniging.
- Sterkten en de zwakten op betrekking van organisatie zelf denk aan;
helderheid van doelen, efficiënte inzet van middelen, is er voldoende
sturing?
- DRETS; benaming voor de factoren; demografisch, regels en wetten,
economie, techniek en sociaal.
- Innovatie; ander woord voor vernieuwing
Verbanden hoorcollege 1 en 2
- Door externe factoren is de organisatie genoodzaakt zich te beraden op
haar toekomst.
- Waar beleid ontbreekt, kun je de leiding vragen aan te geven hoe dit
beleid ontwikkeld zal worden.
- Elke organisatie moet haar sterke punten benutten en haar zwakke punten
zien weg te werken, wil ze voortbestaan.
- De organisatie zal zich alleen kunnen handhaven als de kwaliteit van haar
dienstverlening constant de aandacht heeft.
- Ingrijpende beleidswijzigingen lopen het risico te stuiten op verzet vanuit
behoudende groepen in de organisatie.
- Om beleid te ontwikkelen is er zowel leiding nodig die beslissingen neemt,
als goed tegenspel van medewerkers om problemen te signaleren en
oplossingen te bedenken en op bruikbaarheid te toetsen.
Hoorcollege 2; Beleid
Hoofdstuk 11; Beleid
Swot volgens 7-s model
Mckinsey
Bij medewerkers niveau gaat
het om de competenties en
bij organisatieniveau gaat
het meer om sterktes.
Blauw = belangrijke kopjes
Oranje = begrippen
Paars = literatuur
Klaas Schermer, De organisatie als hulpmiddel, Bohn Stafleu van Loghum, 2017 hoofdstuk 11
Hoorcollege 1 – een maatschappij vol organisaties
Begrippen snappen, laatste pagina van ieder hoofdstuk. Per hoofdstuk ¾ vragen
op tentamen.
Als organisatie moet je je afstemmen op de omgeving. Er is een wisselwerking
tussen omgeving en organisatie. Beroepstaak 6 & 8 zijn van toepassing.
Soorten organisaties
1. Profitorganisaties – ondernemingen die goederen of diensten verkopen
aan klanten met het doel er winst aan over te houden. Hema enz.
2. Non-profitorganisatie – een organisatie die zonder winstoogmerk ideële
doelen nastreeft. Kerk, moskee, school.
3. Not-for-profitorganisaties – organisaties die een ideëel doel proberen te
realiseren aan de hand van bedrijfseconomische principes. Zoals
bijvoorbeeld beleggen of dure mensen moeten inhuren. De
overheid/ziekenhuizen vallen hieronder.
Rechtsvormen (juridisch)
o Stichting: heeft een bestuur (natuurfonds) bestuur wendt een vermogen of
ander middel aan voor een ideëel doel.
o Vereniging; heeft leden (voetbalclub) samenwerkingsverband van leden
met gemeenschappelijk doel.
Professionalisering
De ontwikkeling van vrijwillige inspanning om een ideëel doel te bereiken naar
betaald werk van geschoolde hulpverleners binnen een instelling. Soms heb je
dus betaald personeel nodig omdat je bedrijf/stichting het anders niet redt.
SWOT
Het 7S-Model
7 punten waarop we een organisatie gaan analyseren.
,Strategie: hoofdvraag = Hoe kunnen we ons als organisatie handhaven?
Bestaat uit missie (wie ben je, waar sta je voor?), visie (waar wil je heen /over
langere tijd?) en doelen (hoe bereik ik dit?).
Structuur; de structuur is niet anders dan de vormgeving van de organisatie. Dit
kan je het makkelijkste vormgeven door een organogram. Wie heeft welke
verantwoordelijkheden? Als het mis gaat wie is dan verantwoordelijk.
o Hoe is de taakverdeling?
o Wie is waarvoor bevoegd?
o Wie rapporteert aan wie?
o Wie is waarvoor verantwoordelijk?
Systemen: alles wat geregeld is. Zo gaan we het doen. Geeft antwoord op de
vraag HOE we dingen gaan doen. Dus alles wat geregeld is valt hieronder.
Deelvragen:
o Dus pedagogisch beleid
o We houden ons aan de cao enz
Personeel: dit gaat om menselijk kapitaal. Keuzes die je kan maken als het gaat
om personeel. Wie wordt als eerst geslagen, hoeveel salaris bied je.
Stijl van het management: leidinggevende stijl. Deelvragen: hoe gaan
leidinggevenden om met kritiek en conflicten? Wat vinden medewerkers van hun
leidinggevenden? In hoeverre durf je te delegeren? Hoe gaan ze om met fouten?
Shared values: gemeenschappelijke waarden dit kan je het beste zien als wat
niet is opgeschreven in de regels. Dit heeft een stuk te maken met cultuur. Hoe
gaan we met elkaar om?
Sleutelvaardighedenmatrix: hierbij kijk je naar de competenties. Waar zijn we
sterk in en waar zijn we zwak in. Kijk naar het geheel van het 7S model en
waarop kan verbeterd worden. Analyse die je doet over je stage (IBM?)
Samenvatting:
o Het 7S-Model is ontworpen om de kwaliteit van de organisatie te
beschrijven, te beoordelen en verbeteradviezen te doen. Elke organisatie
functioneert op de 7 dimensies.
o Alle dimensies hangen met elkaar samen. Hoe een S werkt heeft invloed
op een andere S.
, o Kenmerkend verschil tussen profit- en non profitorganisatie is; bij
profitorganisaties betaald de klant direct aan de organisatie voor
geleverde diensten, bij non- profitorganisaties is er geen directe financiële
band tussen klant en instelling.
o Verschil tussen stichting en vereniging is; een stichting heeft geen leden
maar een bestuur, een stichting heeft vaak donateurs, en een vereniging
heeft wel leden net als op een voetbalclub.
o Het 7-s model van McKinsey beschrijft; organisatiekenmerken
Literatuur:
- Beleidsplan; beschrijving van veranderingen die de organisatie nastreeft
waarin precies beschreven over hoe en binnen welk tijdsbestek dit wordt
nagestreefd
- Toegevoegd aan het 7s model is solidarity dus de mate waarin het bedrijf
een eenheid is.
- Kansen en bedreigingen gelden uitsluitend op de omgeving van de
organisatie. Denk dan aan bevolking bijv. vergrijzing, politiek beleid of
bezuiniging.
- Sterkten en de zwakten op betrekking van organisatie zelf denk aan;
helderheid van doelen, efficiënte inzet van middelen, is er voldoende
sturing?
- DRETS; benaming voor de factoren; demografisch, regels en wetten,
economie, techniek en sociaal.
- Innovatie; ander woord voor vernieuwing
Verbanden hoorcollege 1 en 2
- Door externe factoren is de organisatie genoodzaakt zich te beraden op
haar toekomst.
- Waar beleid ontbreekt, kun je de leiding vragen aan te geven hoe dit
beleid ontwikkeld zal worden.
- Elke organisatie moet haar sterke punten benutten en haar zwakke punten
zien weg te werken, wil ze voortbestaan.
- De organisatie zal zich alleen kunnen handhaven als de kwaliteit van haar
dienstverlening constant de aandacht heeft.
- Ingrijpende beleidswijzigingen lopen het risico te stuiten op verzet vanuit
behoudende groepen in de organisatie.
- Om beleid te ontwikkelen is er zowel leiding nodig die beslissingen neemt,
als goed tegenspel van medewerkers om problemen te signaleren en
oplossingen te bedenken en op bruikbaarheid te toetsen.
Hoorcollege 2; Beleid
Hoofdstuk 11; Beleid
Swot volgens 7-s model
Mckinsey
Bij medewerkers niveau gaat
het om de competenties en
bij organisatieniveau gaat
het meer om sterktes.
