4.2.1 Een wankele republiek
Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog vluchtte de Duitse keizer Wilhelm II naar
Nederland, ondertussen werd er gezocht naar een nieuwe leider. Partijen wilden een
democratie vormen, maar anderen waren het hier niet mee eens. Daarom braken er rellen
uit vanaf 1918.
Ondertussen probeerden de communisten in Berlijn de macht te grijpen, deze noemden
zichzelf Spartakisten. De staatsgreep werd neergeslagen en de leiders gedood.
Nationalisten en oud-militairen dachten dat communistische en democratische partijen
stiekem de wapenstilstand hadden getekend om aan de macht te komen, deze mythe wordt
de dolkstootlegende genoemd.
Het was zo onrustig in Berlijn, dat de vergaderingen over een nieuwe grondwet werden
verhuist naar het rustige dorpje Weimar, waardoor uiteindelijk de Weimarrepubliek
ontstond.
4.2.2 ‘Dictaat’ en inflatie
De nieuwe regering deed niet veel goed in de ogen van het volk, het Verdrag van Versailles
verslechtte dit nog. Hier stond in dat:
1. Duitse gebieden moesten worden afgestaan aan de Geallieerden (winnaars)
2. Duitsland moest al haar koloniën afstaan
3. Herstelbetalingen van 132 miljard goudmark
4. Max. 100.000 soldaten in het leger
5. Er mochten geen soldaten meer verblijven in het Rijnland
6. Duitsland was volledig schuldig
De herstelbetalingen konden vanaf 1923 niet meer betaald worden, dus Frankrijk bezette
het Ruhrgebied. Ook werden de fabrieken geplunderd, waardoor de fabriekswerkers in
opstand kwamen. Er werd vervolgens besloten om extra bankbiljetten bij te drukken om de
fabriekswerkers door te laten betalen, maar hierdoor werd het geld minder waard. Er
ontstond een inflatie.
In München sloot generaal Ludendorff zich aan bij een kleine politieke partij, onder leiding
van Hitler. Hitler pleegde in november 1923 een staatsgreep, waarna hij de gevangenis in
moest, hier schreef hij zijn boek Mein Kampf.