Aantekeningen Markets and Competition
Policy
Week I:
De prijs naar een goed of dienst kan als volgt worden gecalculeerd:
P =a–b*Q
Waarbij Q staat voor de hoeveelheid van een goed of dienst.
De prijselasticiteit van de vraag meet de sensitiviteit van de gevraagde hoeveelheid naar
prijsveranderingen. De onderstaande formule meet de procentuele verandering in de
gevraagde kwantiteit na een prijstoename van een goed of dienst van één procent:
Indien de waarde van ε groter is dan één is er sprake van een elastische vraag terwijl indien de
waarde van ε kleiner is dan één is er sprake van een inelastische vraag. Dit wordt hieronder
weergegeven:
Bij perfecte competitie is er sprake van een veelheid aan producenten die een homogeen
product tot stand brengen voor vele consumenten. Hierbij komt er een equilibrium tot stand
waar de vraag van de markt gelijk is aan de marginale kosten voor producenten (c):
1
, Bij een monopolie staat het streven naar winstmaximalisatie van de producent centraal.
Hierdoor wordt er minder geproduceerd tegen een hogere prijs. Als gevolg neemt het
consumentensurplus aanzienlijk af ten faveure van het producentensurplus en ontstaat er een
‘deadweight loss’.
Het competitiemodel van ‘Cournot’: een model waarin bedrijven een homogeen goed
produceren, de output van concurrent als een vast gegeven beschouwen en waarbij alle
bedrijven simultaan besluiten hoeveel zij produceren. De productiehoeveelheid is dus de som
van de output van twee bedrijven. Ook hierbij zal de prijs hoger zijn vergeleken met perfecte
concurrentie en treedt er een ‘deadweight loss’ op, maar de geproduceerde kwantiteit is hoger
dan bij een monopolie.
Maar, de assumptie van identieke bedrijven kan worden gebroken. De twee concurrerende
bedrijven kennen nu een andere marginale kostenfunctie. Hierbij zal het bedrijf met de lagere
marginale kosten meer produceren.
Bij een oligopolie neemt het aantal bedrijven toe. Naarmate dit getal toeneemt, zal de prijs
afzakken en de geproduceerde kwantiteit toenemen.
Marktmacht: de mogelijkheid om consumenten te exploiteren door de output te beperken en
de prijs voor langere tijd te verhogen, zonder hierbij ondermijnd te worden door concurrenten
(Niels et al, 2016: 94). Dit brengt een verhoging van de winst met zich mee (Bishop &
Walker, 2010: 52).
Marktmacht kan worden gemeten a.d.h.v. de ‘Lerner index’: het verschil tussen de prijs en
de marginale kosten gedeeld door de prijs. Deze index heeft een waarde tussen nul en één.
Voor een perfect competitieve markt zal de waarde nul zijn sinds de prijs gelijk is aan de
marginale kosten. Naarmate het aantal bedrijven toeneemt, zal de ‘Lerner index afnemen.
’Deze index kan als volgt worden berekend:
2
Policy
Week I:
De prijs naar een goed of dienst kan als volgt worden gecalculeerd:
P =a–b*Q
Waarbij Q staat voor de hoeveelheid van een goed of dienst.
De prijselasticiteit van de vraag meet de sensitiviteit van de gevraagde hoeveelheid naar
prijsveranderingen. De onderstaande formule meet de procentuele verandering in de
gevraagde kwantiteit na een prijstoename van een goed of dienst van één procent:
Indien de waarde van ε groter is dan één is er sprake van een elastische vraag terwijl indien de
waarde van ε kleiner is dan één is er sprake van een inelastische vraag. Dit wordt hieronder
weergegeven:
Bij perfecte competitie is er sprake van een veelheid aan producenten die een homogeen
product tot stand brengen voor vele consumenten. Hierbij komt er een equilibrium tot stand
waar de vraag van de markt gelijk is aan de marginale kosten voor producenten (c):
1
, Bij een monopolie staat het streven naar winstmaximalisatie van de producent centraal.
Hierdoor wordt er minder geproduceerd tegen een hogere prijs. Als gevolg neemt het
consumentensurplus aanzienlijk af ten faveure van het producentensurplus en ontstaat er een
‘deadweight loss’.
Het competitiemodel van ‘Cournot’: een model waarin bedrijven een homogeen goed
produceren, de output van concurrent als een vast gegeven beschouwen en waarbij alle
bedrijven simultaan besluiten hoeveel zij produceren. De productiehoeveelheid is dus de som
van de output van twee bedrijven. Ook hierbij zal de prijs hoger zijn vergeleken met perfecte
concurrentie en treedt er een ‘deadweight loss’ op, maar de geproduceerde kwantiteit is hoger
dan bij een monopolie.
Maar, de assumptie van identieke bedrijven kan worden gebroken. De twee concurrerende
bedrijven kennen nu een andere marginale kostenfunctie. Hierbij zal het bedrijf met de lagere
marginale kosten meer produceren.
Bij een oligopolie neemt het aantal bedrijven toe. Naarmate dit getal toeneemt, zal de prijs
afzakken en de geproduceerde kwantiteit toenemen.
Marktmacht: de mogelijkheid om consumenten te exploiteren door de output te beperken en
de prijs voor langere tijd te verhogen, zonder hierbij ondermijnd te worden door concurrenten
(Niels et al, 2016: 94). Dit brengt een verhoging van de winst met zich mee (Bishop &
Walker, 2010: 52).
Marktmacht kan worden gemeten a.d.h.v. de ‘Lerner index’: het verschil tussen de prijs en
de marginale kosten gedeeld door de prijs. Deze index heeft een waarde tussen nul en één.
Voor een perfect competitieve markt zal de waarde nul zijn sinds de prijs gelijk is aan de
marginale kosten. Naarmate het aantal bedrijven toeneemt, zal de ‘Lerner index afnemen.
’Deze index kan als volgt worden berekend:
2