Alle cellen communiceren met elkaar, via signaalmoleculen die worden herkent
door eiwit(receptoren).
1. Eiwit bindt op eiwitreceptor.
2. Eiwit verandert van vorm en gaat dwars door membraan.
3. Aan binnenkant van membraan initieert eiwit een (aantal) reactie(s), wat
zaken in de cel verandert (bijv. de vorm of genexpressie of
energiehuishouding).
Manier van signalering:
Contact-afhankelijk: cellen die alleen cellen kunnen signalen bij direct
contact.
Paracrien: signaalmoleculen die alleen omgevende cellen beïnvloeden
(i.t.t. endo = ver).
Synaptisch: door middel van neurotransmitters overgegeven door
synaptische overdracht aan het einde van een axon.
Endocrien: Hormonen die op een totaal andere plek worden
geproduceerd, via het bloed naar een bestemming worden
getransporteerd en op een exact specifieke cel (met de goede receptor)
wordt herkend en deze in actie zet.
Effect van signaalmolecuul kan heel snel (bijv. andere eiwitfunctie) of zeer
langzaam (bijv. genexpressie) zijn.
Doelen van extracelullaire signalen:
Overleven: geen signalen leiden onmiddellijk tot celdood, signalen houden
cellen in leven.
Groei en deling: voor het groeien en delen van een cel zijn signalen nodig.
Differentiatie: voor het specifiek functioneren van een cel zijn signalen
nodig.
Verschillende cellen kunnen totaal anders reageren op exact dezelfde signaalstof
(bijv. acetylcholine).
Typen signaalmoleculen:
1. Hydrofiel: waterminnend, kan niet door membraan heen en bindt dus aan
oppervlak.
2. Gas
3. Hydrofoob: kan door het membraan heen, bindt aan het plasmaeiwit.
1.Hydrofobe signaalmoleculen:
- Zijn hydrofoob, maar kunnen wel in lage concentraties voorkomen in water.
- Nodig in bloedbaan = binden aan eiwitten met hydrofobe omgeving.
- Thyroxine: schildklierhormoon, activeert metabolisme, gebrek aan jodium
= struma.
Nucleaire receptoren (hydrofobe signalen):
- Receptoren in de kern of membraan, bijna allemaal betrokken bij regeling
van genexpressie.
- Worden actief na binding van specifiek signaal, wat vaak een hormoon is.
2.Gas signaalmoleculen:
- Zijn radicaal, waarbij er een ongepaard elektron is wat wordt gebruikt of te
paren met een bepaald eiwit.
- Wordt gebruikt om kleine bloedvaten te beïnvloeden, de gladde spiercellen
om de bloedvaatjes.
- Gas signaalmoleculen zorgt voor relaxatie van de gladde bloedvaten
(ontspanning en betere doorbloeding).
- Gas signaalmoleculen kunnen razendsnel diffunderen, maar reageert heel
snel met van alles om zich heen en wordt daarom gemaakt in endotheliale
cellen (binnenkant bloedvat).