PRAKTIJK
Kerninzichten
Wil Oonk (red.)
2015 (2e druk)
Hoofdstuk 1, 9 en 10
,Inhoud
Hoofdstuk 1 Tellen en getallen .............................................................................................................. 2
§1.1 Synchroon tellen ........................................................................................................................... 2
§1.2 Resultatief tellen .......................................................................................................................... 2
§1.3 Representeren van getallen ....................................................................................................... 3
§1.4 Leerlijn tellen en getallen........................................................................................................... 4
Hoofdstuk 9 Meten.................................................................................................................................... 5
§9.1 Grootheden kwantificeren .......................................................................................................... 5
§9.2 Effectiviteit van standaardmaten ............................................................................................. 6
§9.3 Verfijning en nauwkeurig meten .............................................................................................. 7
§9.4 Het metrieke stelsel ..................................................................................................................... 8
§9.5 Leerlijn meten ............................................................................................................................... 8
Hoofdstuk 10 Meetkunde ........................................................................................................................ 9
§10.1 Meetkundige eigenschappen.................................................................................................... 9
§10.2 Perspectief en viseerlijnen ..................................................................................................... 10
§10.3 Schuiven, spiegelen en roteren ............................................................................................. 11
§10.4 Plaats bepalen ........................................................................................................................... 11
§10.5 Leerlijn meetkunde .................................................................................................................. 12
1
, Hoofdstuk 1 Tellen en getallen
Bij tellen en getallen verwerven kinderen het inzicht dat:
- Bij tellen van een aantal voorwerpen het opzeggen van de telrij gelijkloopt
met het aanwijzen (Kerninzicht synchroon tellen)
- Het laatste getal bij tellen van een aantal objecten de hoeveelheid aanduidt
(Kerninzicht resultatief tellen)
- Je hoeveelheden kunt representeren met behulp van materialen, schema’s en
cijfersymbolen (Kerninzicht representeren)
§1.1 Synchroon tellen
Synchroon tellen: Kinderen leren dat ze steeds één voorwerp moeten aanwijzen en
daarbij tegelijkertijd één telwoord moeten noemen.
Bijv. Het spelen van een bordspel zoals ganzenbord.
Door de interactie in het spel corrigeren kinderen elkaar spelenderwijs.
Bijv. Het tellen van fruit.
Je kunt kinderen die aan het tellen zijn goed observeren hoe ver hun inzicht
ontwikkeld is. Overzien ze de hoeveelheid? Kennen ze de telrijen?
Het synchroon tellen is een noodzakelijke voorwaarde om te kunnen vaststellen
hoeveel voorwerpen er zijn: om resultatief te kunnen tellen.
Het inzicht ‘synchroon tellen’ kan erg verschillen in niveau en kun je vaststellen als
een leerling:
- Bij het tellen van voorwerpen precies tegelijk een voorwerp aanwijst en
daarbij één telwoord noemt.
- Weet dat je alle voorwerpen moet tellen
- Voorwerpen ordent om ze beter te kunnen tellen
- Bij het aanwijzen geen voorwerpen dubbel telt of overslaat
- Bij het telen van voorwerpen de telwoorden correct en in de goede volgorde op
noemt.
o Jongste kleuters t/m 6
o Oudste kleuters t/m 10
§1.2 Resultatief tellen
Resultatief tellen: Kinderen verwerven het inzicht dat het laatste getal bij tellen
van een aantal voorwerpen de hoeveelheid aanduidt.
Bijv. Felien telt hoeveel kinderen er in de klas vandaag zitten.
2